Er kwamen honderden reacties, veel meer dan we verwacht hadden. Voor de prehistorie zochten we mensen die wilden experimenteren met leven in primitieve huizen. Bij de Romeinen lag de nadruk op acteren en zulke dingen als gladiatoren-vechtkunst. De middeleeuwers moesten vooral echtparen voorstellen van wie de mannen een beroep uitoefenden en waarbij de vrouwen traditioneel het huishouden deden. Vanwege de uitgebreide vragenlijst konden we al heel veel mensen een bedankbriefje sturen met het bericht dat ze het niet zouden worden. Ongeveer de helft werd geïnterviewd en getest met spel- en werkopdrachten en daar bleven er een dikke honderd van over. Bij de middeleeuwen kwamen er 48 terecht die 2, 3, 4 of zelfs 5 dagen in dienst kwamen om de 13 huizen en het klooster te bevolken. Vervolgens kregen die nog een heel stel trainingsdagen en korte cursussen over bijvoorbeeld omgaan met publiek en het dragen van de inmiddels in het eigen atelier genaaide kleding. In de huizen werd geoefend met koken op open vuur en de ambachten. We waren er klaar voor.
Op 1 april 1994 ging het park open. In mijn logboek staat: “Vliegende storm met regenvlagen. De huizen staan te schudden.” Veel archeotolken waren te koud gekleed want veel kleding was van katoen (bezuinigingen). Wollen rocken, caproenen en jassen waren echt nodig. Er was al een lam geboren in de schaapskudde en de eerste dag viel er al een jongetje in een vuur, maar het was gelukkig niet gewond. Diverse mensen misten al snel kleine spulletjes en kinderen zaten overal in en aan. Het zou een zwaar jaar met veel improvisatie worden. Mensen stelden nog ‘dommere’ vragen dan we hadden verwacht, de voedselvoorziening liep nog niet soepel en de mensen hadden nog meer tijd nodig om te leren koken. Er sneuvelden veel bakpannetjes voor we in de gaten hadden dat je deels geglazuurd aardewerk eerst een tijd in water moet zetten, anders knapt het. De EHBO-ers onder ons moesten diverse keren aan de bak omdat bezoekers zowel als archeotolken zich sneden, tegen luiken opliepen en brandwonden kregen.
Ik zat in een eigen kantoor op de verdieping van de kleermaker (nu chirurgijn) die tegelijk overblijfruimte was en vergaderplek. Ik hield de werkschema’s en roosters bij van m’n 48 mensen die allemaal verschillende aantallen dagen werken, soms ziek waren waardoor er óf niemand in het huis stond óf een vervanger gezocht moest worden. Een vreselijke puzzel, elke dag weer. Daar kwam ook nog eens ruzies oplossen bij, klachten behandelen, tolken terecht wijzen en trainen, achter leveringen aanzitten, losgebroken beesten vangen, vergaderen met de andere coördinatoren (die dezelfde problemen hadden), interviews geven en filmploegen begeleiden. Ook nam het organiseren van de feestelijkheden ter gelegenheid van middeleeuwse jaarfeesten veel tijd in beslag. En tegen anachronistische beslissingen van de directie protesteren, zoals salades en koffie in het kloosterrestaurant. En ook nog eens zelf archeotolkendiensten doen, vooral in het weekend. Het was ontzettend zwaar, maar ik heb zelden zoveel gelachen als in het seizoen 1994. En een groep vrienden voor het leven opgedaan.
Vrijwilligers van de LHO kwamen soms in de weekends de groep in de middeleeuwen versterken en konden zo ervaring opdoen in publieksparticipatie. Sommigen hebben dat van nature, anderen hebben instructie nodig, weer anderen zijn er echt niet voor in de wieg gelegd. Maar dat gold ook voor de archeotolken. Er waren er die niet tegen al die vragen konden, of die het vervelend vonden steeds gestoord te worden in hun werk. Die namen zelf ontslag. Of gingen wat anders in het park doen waarbij ze wat meer op de achtergrond bleven. Aan het eind van het seizoen hoefde ik maar tegen één jonge tolk te zeggen dat hij het volgende seizoen niet terug hoefde te komen. De LHO kon inmiddels als ruil voor hun deelname voor het winterfeest gebruik maken van het klooster, wat zeer gewaardeerd werd en waar we zeer sfeervolle feesten hebben gevierd.
Intussen bleek dat de hoge verwachtingen wat bezoekersaantal betrof, niet waargemaakt konden worden. Er kwamen er te weinig en de schulden liepen op. De directie kon niet anders dan bijstellen en bezuinigen. En de duurste krachten moesten er eerst uit. Vanwege mijn leeftijd en kennis was ik er daar één van. Ik kreeg een dag voor de kerstvakantie te horen dat ik ontslagen was. Geen leuk bericht en een rot einde van 1994. Gelukkig had ik me bij mijn vaste indiensttreding in 1993 aangemeld bij de vakbond die over personeel van dergelijke parken ging en kon ik mijn ontslag via een advocaat aanvechten. Ik kreeg een afvloeiingsregeling en hulp bij het zoeken en vinden van een nieuwe baan. Daar zat vader ineens thuis en zagen zijn vrouw en kinderen hem weer eens. Met Archeon ging het intussen ook in 1995 niet veel beter en in 1996 werd het failliet verklaard en moest de directie opstappen.
Ik moest voor het eerst van mijn leven langs bij het arbeidsbureau. Daar stonden nog ouwe computers met DOS programma’s die niet eens een vakje hadden voor het beroep dat ik had uitgeoefend. Ze vonden ook geen enkele vacature waar ik te plaatsen was en raadden me aan mijn netwerk te raadplegen. Ik bofte wel met een aan mij toegewezen medewerker die me daarbij zo helpen. Hij was altijd netjes in het pak, maar droeg daar ontzettend wilde stropdassen bij. Die luisterde naar mijn cv en mijn plannen en zorgde er op zijn nuchtere wijze voor dat ik op mijn gemak een zelfstandige zonder personeel kon worden.
Al tijdens het seizoen hadden we het er namelijk over gehad dat het leuk zou zijn als ‘Archeon naar je toekomt’ om mensen te lokken voor een bezoek. Maar ik was er ook van overtuigd dat de Nederlandse bevolking best belangstelling zou hebben voor meer authentieke middeleeuwers bij historische evenementen Voorzichtig hadden we bij de LHO al wat ervaring opgedaan met zulke externe optredens en gemerkt dat mensen dat leuk vonden. En leerzaam. Er waren heel veel Aha-momenten en veel enthousiasme als men dingen aan mocht raken of vasthouden. Zoals in Archeon, maar dan op een plein of winkelstraat bij hen om de hoek. Bovendien had ik tijdens het seizoen kennis gemaakt met veel culturele ondernemers, zoals als evenementenbureaus, artiesten en entertainers, medewerkers van musea en kastelen die langs waren gekomen in Gravendam. En natuurlijk radio, tv en film. Mijn netwerk dus. Ik zag wel mogelijkheden om voor dat soort mensen en instituten te gaan bemiddelen.
Ik peilde in 1995 mijn archeotolken en diverse LHO-leden, ging kijken bij bureaus die evenementen organiseerden en kwam bij kostuumverhuurders. We bezochten diverse historische feesten en spraken met allerlei lieden die er optraden. Ik maakte beoordelingen van die feesten en festivals en praatte met organisatoren, publiek en gemeenten. De reacties waren bemoedigend en mijn vrouw en ik besloten een bedrijf te beginnen: historisch (het heeft nog even ‘middeleeuws’ geheten) adviesbureau tScapreel. De naam kwam van een middeleeuws wandkastje dat naast de haard aan de muur hing en waarin kwets- en kostbare zaken werden bewaard. Maar bij ons stond het open en deelden we de inhoud, kennis over de middeleeuwen, met onze klanten. Pauline en ik schreven ons in bij de Kamer van Koophandel en werden directeuren van een VOF. Troffen een regeling voor startende ondernemers bij de Belastingdienst en zochten en vonden een niet te dure boekhouder. We startten op 1 maart 1996 met een landelijke folder campagne en hadden direct al leuke opdrachten. We waren zakenlui!
Wordt vervolgd
Leuk om te lezen Pap!
Dank je, Lau.