Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (6)

Ik heb de commissie Kennedy voorgesteld het anders te gaan doen met de vensters over de middeleeuwen (500-1500). Ik heb mijn verlangens voor een nieuw type Canon uitgesproken in vier punten:

  • Ik wil pleiten voor het nadenken over de huidige inhoud van de vensters en methoden over de middeleeuwen en of die eigenlijk wel relevant is voor wat kinderen moeten weten over de invloed van die periode op hun eigen leefomgeving. Hoe de ontginningen het hen bekende landschap vormden (en niet alleen in Holland en Zeeland), de middeleeuwse handel het uiterlijk van hun steden en dorpen bepaalde en de invloed van de buitenlandse vorsten onze kunst en cultuur vorm gaf.
  • Ik wil ook pleiten om de informatie over een stuk maatschappelijke ontwikkeling niet meer af te laten hangen van een aansprekende naam. Ik geloof namelijk niet in het belang van historische ‘helden’ voor het denken van nu en het zijn van een voorbeeld voor een moderne mens: we leven niet meer in de 19e eeuw waarin men om een wij-gevoel te kweken nationale helden meende nodig te hebben.
  • Ik wil ook graag dat wat er over de middeleeuwen verteld wordt klopt met de laatste onderzoeksresultaten en literatuur over deze periode, in plaats van het herhalen van achterhaalde informatie, die alleen maar weer meer voeding geven aan door de media gretig uitgedragen clichés en vooroordelen.
  • Ik zou ook willen dat de archeologie en diverse andere disciplines, die als hulpwetenschappen voor de geschiedenis fungeren, in dit deel van de Canon meer aan bod komen.
Detail uit een gravure van de graaf door Cornelis Visscher, ca 1650.

Ik wilde ook dat er anders gedacht gaat worden over middeleeuwse illustraties. De plaatjes die in de Canonclips werden en worden gebruikt dateren meestal uit veel later eeuwen. Dat is helaas nogal gebruikelijk bij het illustreren van middeleeuwse geschiedenis. Zo werden bij Floris in de tijd dat hij nog in de Canon stond bijvoorbeeld de zeventiende-eeuwse verzonnen gravenportretten en verouderde schoolplaten gebruikt. Natuurlijk zijn er geen echte portretten van die graaf; die maakten ze in die tijd nog niet (behalve misschien in grafbeelden, maar daar zijn er weinig van bewaard gebleven). Het is echter een kleine moeite een andere mooie afbeelding uit zijn tijd te vinden; zijn ruiterzegel bijvoorbeeld, daar staat hij tenminste zelf op afgebeeld. Men gaat er nog teveel van uit dat er weinig materiaal is van voor 1500, dus men gebruikt de al jaren overal voorkomende standaard-plaatjes zonder wat verder te zoeken. Ik heb in mijn boek over de graven van Holland tussen 1100 en 1300 aangetoond dat er illustraties uit de regeringsperiode van elk van die graven te vinden is en dat die een veel beter beeld van de tijd geven dan de meestal anachronistische platen uit later tijd.

Ik vind ook dat moderne illustratoren, als ze reconstructies gaan tekenen van middeleeuwse gebeurtenissen en plaatsen, betere voorlichting moeten krijgen over hoe het er in een bepaalde periode uitzag. Daar is tegenwoordig voldoende kennis over aanwezig, zodat de mixen van anachronismen zoals die nu in hun platen te zien zijn, voorkomen kunnen worden. Het gaat niet aan om 13e eeuwse krijgslieden op een 14e eeuwse kogge te tekenen, bij wie 16e eeuwse rapieren aan hun zijde hangen terwijl het een 15e eeuwse situatie voorstelt (zie de eerste illustratie bij het Hanze venster) als bekend is hoe het er wel uitzag.

Vensterplaat De Hanze – Illustratie Ivan & Ilia.

Ik ga het maar niet over de filmpjes hebben, want die zijn te treurig voor woorden. Alleen de met hulp van tScapreel geacteerde Teleac/Schooltv filmpjes bij Floris V zijn maar historische correct, de rest in het geheel niet. Al is er nog tijdens de opnamen, ondanks mijn tegenwerpingen, wel gesjoemeld met de gang van zaken bij de doodslag van 1296.

Mijn voorstel is om voor de vijf vensters (als het er dan vijf moeten zijn) ter zake doende onderwerpen te kiezen, die én de situatie in de tijd correct beschrijven en weergeven én waarmee je een link kunt leggen naar nu zonder gedwongen te worden allerlei modieuze zijpaden in te gaan. Ik geef hieronder die onderwerpen aan. Wat mij betreft mogen ze ook ook pakkende korte titels krijgen, als het maar geen naam is van een middeleeuwse ‘held’ want die stonden echt niet model voor de betekenis van die onderwerpen.

  • Kerstening

Verspreiding van het Christendom onder Frankisch beheer.

                              Breed: De effecten van een christelijke cultuur. Kerken en kunst.

  • Graven en gouwen

Bedreiging door zeerovers en ontstaan van vorstendommen.

                              Breed: Hoe ontstaat een land. Topografie en geografie.

  • Sloten en schepen

Ontginningen en vorstensteun bij maatschappelijke ontwikkelingen.

                              Breed: Een nieuw landschap en de geboorte van een identiteit. Mentaliteit.

  • Stad en handel

Invloedrijke steden in een internationaal handelsnetwerk.

                              Breed: Ons erfgoed en onze globale invloed. Wetenschap en toerisme.

  • Erfenis en verovering

Opvolgingsproblemen, buitenlanders en partijstrijd.

                              Breed: Het ontstaan van ons politieke systeem. Centralisatie en de gevaren ervan.

Er was, volgens het rapport over de nieuwe Canon, bij de commissie Kennedy ook “een beschouwing over de plaats van de middeleeuwen in de canon” binnengekomen. Was dat mijn voorstel? Slings liet zich er niet over uit. Als dat zo was; leuk dat het even genoemd is, maar er is niets van in de nieuwe Canon terecht gekomen. Helaas. En nu maar 9 jaar wachten en hopen dat ik dan wel aan de beurt kom. Maar ik houd mijn adem niet in. En misschien is dan de Canon al wel helemaal afgeschaft en wordt er geen geschiedensles meer gegeven. Ik heb daar wel eens nachtmerries over als ik zwaar getafeld heb…

Het nieuwe boek. Voor bestellen zie de kolom rechts in het blog.

In ieder geval heeft uitgeverij Omniboek ervoor gezorgd dat belangstellenden – en waarom zouden daar geen scholieren bij zijn? – vanaf dit jaar toch te lezen kunnen krijgen hoe het nou wel zat met graaf Floris V. Ik kreeg namelijk de opdracht een nieuwe biografie van de graaf te schrijven en tegelijk het raadsel op te lossen van het enige grafmonument dat er van Floris nog bestaat. Het boek is verschenen in de serie Tastbaar Verleden van die uitgever want dat monument kan je als het ware nog aanraken. Het staat in de Grote of Sint-Laurenskerk te Alkmaar, iets dat maar weinig mensen weten. Zelfs voor Alkmaarders is het geen bekend gegeven. Ik wil echter in het geheel geen tijdperk, zoals de zogenaamde ‘Riddertijd’, aan hem ophangen. Er waren genoeg andere personen en gebeurtenissen die daar invloed op hadden. Floris was bovendien niet zo’n vechtersbaas en gebruikte waarschijnlijk liever diplomatie om zijn functie uit te oefenen. Al kon hij natuurlijk niet helemaal aan het uitoefenen van geweld ontkomen; hij was nu eenmaal een kind van zijn tijd. Ik hoop dat mijn boek een genuanceerder beeld van graaf Floris V van Holland en Zeeland, heer van Friesland (1254-1296) zal verspreiden en dat nu eindelijk eens al die fouten uit zijn levensbeschrijvingen op internet en in druk worden gehaald. De basis daarvoor ligt op 8 juni in de boekwinkel.

Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (5)

De lezer zal inmiddels wel begrepen hebben dat ik geen hoge pet op heb van de nieuwe Canon van de Nederlandse geschiedenis. Ik vind namelijk dat die, net als de oude, niks toevoegt aan de kennis van onze geschiedenis omdat hij alleen maar de feitjes oplepelt die je moet weten voor de eindtoetsen en daarna weer mag vergeten. Maakt niet uit of er een verband tussen die verhalen bestaat en of je nou eigenlijk wel begrijpt waar het over gaat. En of de feitjes wel kloppen, want de leerlingen hebben geen enkele mogelijkheid om dat te controleren, tenzij ze de boeken en artikelen van historici over het betreffende onderwerp op eigen houtje gaan nalezen. Maar wie doet dat? Of wie weet die boeken te vinden, want het is lang niet zeker dat  de bibliotheken waar moderne leerlingen toegang toe hebben, ze ook op de plank hebben staan. Laat staan dat ze ze vanwege hun pittige prijzen aan kunnen schaffen als ze dat zouden willen. Wie kan verder die recente historische artikelen achter de betaalmuren van de tijdschriften vandaan halen behalve als je geschiedenis studeert of beroepshistoricus bent?

De boekenlijstjes bij de vensters bevatten daarbij voornamelijk populaire lectuur, hoewel ze ook altijd wel een aantal titels hebben van die nogal dure, niet al te oude non-fiction boeken. En dan moet je maar hopen dat de openbare bieb die voor je te pakken kan krijgen. Nationale Canons (dus niet regionale of stedelijke) zijn er daarom alleen maar omdat er te weinig tijd op basisschool en in voortgezette opleidingen over is voor fatsoenlijk geschiedenisonderwijs. En dan mag of moet je er nog een keuze uit doen ook, want er is voor een compleet geschiedenisoverzicht geen tijd. Dus dat leerlingen ooit nog een breed, opeenvolgend stuk geschiedenis gaan leren en leren begrijpen is bijzonder onwaarschijnlijk. In de praktijk komt het er inmiddels op neer dat voornamelijk de geschiedenis sinds 1900 wordt  behandeld. Waarbij moet worden aangetekend dat ook politiek-correcte modes als de VOC  en ‘ons’ aandeel in het slavernij-probleem de nodige aandacht trekken. Zeker als zo’n onderwerp, zoals het slavernijverleden, begeleidt wordt door een nu al controversiële tentoonstelling, met dubieus lesmateriaal, in het Rijksmuseum. De deskundigen van de periode zijn er al voor in de pen geklommen, bevolken de krantencolumns en ‘schuiven aan’ bij de TV-spreekstonden.

Cartoon in Trouw door Pieter Geenen, 5.10.2019

Natuurlijk hield ik het bij mijn contacten met de canoncommissie via Hubert Slings niet alleen bij kritiek. Ik hield een pleidooi om met name nog eens goed naar de middeleeuwen te kijken. Ik wilde me namelijk expres niet buiten mijn vakgebied begeven, want mijn collega’s zijn best zelf in staat hun kennisperiode te verdedigen. Ik wilde een aanzet geven tot een nieuwe denkwijze over de plaats van de middeleeuwen in de Canon. De eerste versie zat vol fouten, was naïef en politiek correct uitgewerkt in de website entoen.nu en liet enkele van de belangrijkste ontwikkelingen die Nederland in die 1000 jaar onderging ongenoemd.

De middeleeuwen worden slechts vertegenwoorigd door vijf van de vijftig vensters. Dat is natuurlijk nogal mager voor zo’n lange periode, te meer omdat de volgende 520 jaar niet minder dan 43 vensters kreeg, maar ik zeur daar verder niet over. Het gaat mij er meer om hoe die vensters vervolgens vorm hebben gekregen en wat voor vragen je eraan had kunnen stellen. Omdat het in dit blog over Floris gaat, zal ik die maar bij de kop te pakken, maar het had net zo goed één van die andere ‘helden’ kunnen zijn.

De vraag luidt: zijn leven en dood van Floris V nou echt zo belangrijk geweest voor het reilen en zeilen van de Nederlandse gewesten? Was hij echt zo invloedrijk dat hij model moest staan voor de ‘Riddertijd’? Enkele van zijn bij het grote publiek volkomen onbekende voorgangers of nakomers hebben veel meer invloed op de bloei van bijvoorbeeld het graafschap Holland en Zeeland gehad dan hij. Hij was niet de enige vorst in de middeleeuwse wereld wiens vader werd gedood en die dus wraak moest nemen. Hij was ook niet de enige of eerste die kastelen bouwde om onrustige onderdanen er onder te houden of die slim genoeg was om wat minder onrustige onderdanen voorrechten te geven. En hij was ook niet de eerste of enige die op onnatuurlijke wijze om het leven werd gebracht. Dat het nog bestaande, maar onherkenbaar gerestaureerde, Muiderslot, met zijn reputatie als Floris’ laatste verblijfplaats, en zijn even rigoureus gerestaureerde  Ridderzaal er nu nog staan is ook niet uniek in Nederland.

Cartoon in Trouw door Pieter Geenen, 8.6.2019

Dat geldt namelijk ook voor de graven van Vlaanderen, Kleef en Loon, en de hertogen van Brabant en Gelre. Vlak daarbij ook de invloed en het belang van de bisschop van Utrecht in het Sticht, Overijssel, Friesland, Drenthe en Groningen niet uit en, via hem, die van de paus op de politiek en de bezitsvorming op ons grondgebied. Floris V, hoewel op den duur uitgroeiend tot een gewiekst politicus, was niet meer of beter dan zijn vorstelijke tijdgenoten elders op ons grondgebied. Hertogen Hendrik I en Jan I van Brabant en Gelderse graven (later ook hertogen) als de Otto’s en de Reinouds, hebben voor de bloei van hun rijkjes gestreden en gemanipuleerd. Diverse bisschoppen van Utrecht hebben daarbij grote invloed op de noordelijke en oostelijke gewesten gehad, maar niemand die daarover in de klas iets zou kunnen navertellen. Zelfs niet zij die in die gewesten opgroeiden, al proberen groepjes  zoals De Ridders van Gelre , daar op een ludieke manier bij hen in de regio wat aan te doen.  En overal in ons land zijn nog middeleeuwse gebouwen en landschappen te zien.

Moeten we niet kijken naar wat werkelijk de invloed van de middeleeuwen op onze geschiedenis was? Hoe die het uiterlijk van Nederland hebben veranderd, zoals, bijvoorbeeld, door de ontginningen en ontbossingen? Daar kunnen dan vanzelf de aanvankelijk feodale invloeden, maar ook de latere, veel practischer georganiseerde waterschappen of marken aangehangen worden. En om aan te sluiten bij de moderne realiteit: het ontstaan van het beroemde ‘polderen’.  Hoe dat alles onze maatschappij heeft beïnvloed en gevormd, zodat nu de toeristen (en wijzelf) nog genieten van ons uit de middeleeuwen daterende erfgoed.

En moeten we het niet eens hebben over de culturele invloed van de uit het Franse taalgebied afkomstige dynastiën der Henegouwers en de Bourgondiërs en die van de oorspronkelijk Duitstalige Beierse en Gulikse hertogen en hoe die hier terecht gekomen zijn? En hoe de daarna komende Habsburgers tot hun breuk met de Nederlanden in 1581 ons hebben gevormd. En hoe moderne devotiebewegingen hier al in de veertiende eeuw de basis hebben gelegd voor de Hervorming en de daaruit voortkomende Opstand?

Wordt vervolgd.

Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (4)

Dat een Canon nooit volledig kan zijn (punt 1) klopt natuurlijk. Maar hoe komt dat? Met de Tien Tijdperken van De Rooy om de vaderlandse geschiedenis overzichtelijker in te delen, lukte het al niet: de onderwijzers en leraren kwamen lang niet aan alles toe en kozen dan maar hun lievelingsperioden en -onderwerpen. Als mediëvist heb ik in het verleden (2011) eens een studie gedaan naar wat kinderen tussen ca. 7 en 18 jaar oud leren over mijn periode: de middeleeuwen (ca 500 – ca 1500). Daar heb ik de toen verkrijgbare en gebruikte lesmethodes van basisschool en voortgezet onderwijs voor door gevlooid. Die waren alle ingedeeld volgens het na 2003 ingevoerde systeem van de Tien Tijdperken, waarin de middeleeuwen in twee keer 500 jaar de nummers 3 en 4 vulden. Bij elk van die tijdperken hoorde een boek in de serie De kleine geschiedenis van Nederland, op didactisch en pedagogisch verantwoorde wijze geschreven door kenners van de bewuste periode. In het geval van de beide middeleeuwen-delen was dat Ben Speet. Ik heb wel eens aan geschiedenisleraren nagevraagd of ze die boeken in de kast hadden staan. Nee, was het antwoord meestal. Er waren er zelfs die er nog nooit van gehoord hadden.

Over het algemeen kregen onderwijsautoriteiten klachten dat het allemaal te veel was om in de toen al inkrimpende lestijd te proppen. Daarom werd vervolgens door de eerste Canon-commissie de hele bubs ingekort tot 50 vensters die, als je ze na ging lezen, nergens op elkaar aansloten en waardoor je een verknipt beeld van het nationale verleden kreeg. Na de verplichte invoering in 2010 bleek dat men in de praktijk voornamelijk de laatste 100 à 200 jaar deed. Of er werd aandacht aan zo’n stuk politiek correct hobbyisme besteed als er een modieus onderwerp rondzoemde zoals immigratie, kolonisatie of slavernij. Om een beetje volledig beeld te krijgen van de Nederlandse geschiedenis heb je in de klas gewoon meer tijd nodig voor geschiedenisonderwijs. Maar die tijd is er niet meer. Geschiedenisles is op bepaalde scholen of bepaalde delen van opleidingen soms al afgeschaft.

Bovendien krijg ik signalen binnen van leraren die me vertellen dat in het voortgezet onderwijs de Canon in zijn geheel genegeerd wordt. Of dat waar is kan ik niet controleren zonder uitgebreid onderzoek te doen, maar het lijkt me wel tekenend voor de invloed van de Canon. Een onderzoeksrapport uit 2019, De Canon van Nederland – Vervolgonderzoek 2018/19 (in opdracht van de stichting entoen.nu) laat zien dat zowel in het basis- als het voortgezet onderwijs ca 60 % van onderwijzers en leraren van de eerste Canon gebruik maakte. Dat is natuurlijk niet de bedoeling geweest: hij is in 2010 verplicht gesteld op alle (openbare?) scholen. Bij het BO wordt nog vermeld dat de leerkrachten die de Canon gebruiken dat meestal op eigen houtje deden.

“Als er al collega’s op school zijn die er ook mee werken, wordt dat doorgaans niet op elkaar afgestemd. De helft van de leerkrachten werkt structureel met de Canon van Nederland en er is ook een flinke groep leerkrachten die er projectmatig of incidenteel mee werkt.”

Dus 50 % werkte er echt, als eigenheimer, mee en die andere 10 % deden het af en toe. Niemand die ze verplichtte tot toepassing van de Canon. De gebruikers daar vonden het ook geen van allen nodig de Canon te ‘herijken’.

Ook op het VO, en dan voornamelijk de onderbouw (t/m 14 jaar), paste dus 60 % van de leraren eveneens de vensters toe in de lessen. Met dat verschil dat het

“meestal incidenteel gebeurt, als het zo uitkomt, als aanvulling op methode of andere lesmaterialen. De meesten gebruiken de Canon op eigen initiatief, zonder afstemming met collega’s.”

Still uit het Teleac filmpje over de ‘moord’ op Floris V: de graaf richt zich tot zijn lanndlieden; ikke middenvoor en vrienden en familie op de achtergrond.

Dus ook hier geen inbreng van de schoolleiding of als onderdeel van een lesplan geschiedenis. Dat is, meen ik, toch echt niet de bedoeling geweest van de ontwikkelaars. De leraren die de Canon toepasten maakten wel graag gebruik van het illustratiemateriaal op de website, die ze daarvoor regelmatig raadpleegden. Dat gold niet voor de leerlingen, die minder vaak werden aangemoedigd zelf in de les (!) de website te bezoeken. Of ze dat thuis wel deden is niet gevraagd. De helft van de bevraagde leraren in het VO had wel behoefte aan herijking van de vensters en men vond “dat een meer evenredige spreiding van de vensters over de tien tijdvakken een verbetering zou zijn”. Annie MG Schmidt, De Stijl en De gasbel behoorden tot de top drie die er wel uit mochten, alle drie 20ste eeuwse geschiedenisonderwerpen. Zou dit betekenen dat de vroegere geschiedenis daar toch wat geliefder was en dat Floris er voor de geschiedenisleraren eigenlijk niet uit had gehoeven? Dat zou ik wel willen weten, maar ik ga daar, denk ik, niet achter komen.

Het Historisch Nieuwsblad had tegelijkertijd met dit onderzoek in 2018 een enquète gehouden onder volwassenen (leraren?) en leerlingen. Ik heb toen al geklaagd dat er niets bij stond over de representativiteit van die enquète en hoeveel mensen er precies de multiple choice vragenlijst (20 vragen) hebben teruggemaild. En hoe de verdeling over leeftijd en kennisniveau lag. Ik heb hem ook gedaan en kwam op een cijfer van 9,5 uit 10. De volwassen invullers van de wel ingestuurde vragenlijsten scoorden een magere 5.2 en de scholieren maar 4.4. Dat was dus, ondanks de verplichte invoering in 2010, na 8 jaar geen best resultaat. Er was sinds de vorige drie enquètes van het Nieuwsblad eigenlijk niks veranderd.

Was dat omdat toevallig de gebruikers van de Canon niet de vragenlijst hebben ingevuld en opgestuurd? Of was het omdat degenen die het wel deden niks van de Canon hebben geleerd? Het veroorzaakte wel een curieuze reactie van prof. dr. Frits van Oostrom, de voorzitter van de eerste Canon-commissie:

“We moeten niet bang zijn de stekker eruit te trekken als blijkt dat docenten en leerlingen er niets aan hebben”.

Dat gebeurde dus niet; hij is opgewaardeerd door de commissie Kennedy. Er zijn 10 vensters verdwenen en 10 vensters voor in de plaats gekomen, de rest is hetzelfde gebleven. Er zijn zeven hoofdlijnen ontwikkeld waaraan steeds een aantal vensters is verbonden die een soort verband met elkaar zouden moeten hebben. Als je die lijnen trouwens een beetje kritisch bekijkt vraag je je wel af waar die verbanden bij sommige combinaties dan zitten. Maar dat is een ander verhaal… Op de website kan je overigens nog gewoon naar de verdwenen vensters toe zodat we nu eigenlijk met 60 vensters zitten. En de tekst erin is geen steek veranderd. Dus er staat nog steeds dezelfde onzin over graaf Floris in zijn venster, maar gelukkig is ook het filmpje van Teleac over zijn dood, waar tScapreel destijds in 2004 zoveel figuranten, acteurs, kleding en uitrusting aan heeft geleverd, er nog op te zien. Het is het enige videomateriaal van een historische gebeurtenis in de hele Canon dat wat authentieke aankleding betreft dan ook klopt.

De in een sloot gesprongen graaf wordt afgemaakt door, links, Gerard van Velsen (Arne Koets) en nog iemand. Still uit hetzelfde Teleac-filmpje (2004).

Ik ben dus nog steeds niet blij met de nieuwe Canon, net zomin als ik dat was met de oude. En als u nu denkt dat ik de enige ben die kritiek heeft op de nieuwe Canon, verwijs ik u naar een interview met Frits van Oostrom in de Volkskrant van 22.6.2020, dus ter gelegenheid van de lancering. Hij betreurt namelijk ook het verdwijnen van

“Floris V, die model stond voor de riddertijd en het Binnenhof (‘waar nu Mark Rutte loopt’) als icoon had… Je zou kunnen zeggen, dat Floris V voor de tweede keer door de edelen is vermoord”.

Op het gegeven na dat Floris nu niet bepaald een model van ridderschap was (hij vocht waarschijnlijk niet graag) is dit toch wel een pregnante uitspraak van een professor die zijn Canon min of meer zag mislukken. Het klinkt ook alsof hij niet veel vertrouwen heeft in de nieuwe versie.

Wordt vervolgd.

Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (3)

Graaf Floris is verwijderd uit de Canon. Maar waarom? Dat werd me dus niet duidelijk. Maar wie beslisten daar dan over? Het rapport is openbaar dus daarin kan je lezen wie deel uit maakten van de commissie. Dat waren behalve voorzitter prof. dr. James Kennedy, de schrijver Abdelkader Benali, historicus dr. K.J. Fatah-Black, Kayleigh Goudsmit van het NIOD, Marjan de Groot-Reuvekamp, docent vakdidactiek geschiedenis, Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis, dr. Hubert Slings, lid van de wetenschappelijke staf van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem, dr. Hanneke Tuithof, vakdidacticus geschiedenis in Utrecht en Tilburg, en Dennis Smit MA, secretaris van de commissie en zelf taal- en letterkundige in de Italiaanse taal.

De Amerikaan Kennedy, die een Nederlandse moeder heeft, werd in het orthodoxe Iowa opgevoed, studeerde in Georgetown, Grand Rapids en Iowa City en specialiseerde zich in 20e eeuwse geschiedenis, o.a. van Nederland. Abdelkader Benali is schrijver van Marokkaanse afkomst, hardloper en heeft een blauwe maandag geschiedenis gestudeerd in Leiden tot hij erachter kwam dat hij autodidact was. K.J. Fatah-Black is historicus (UvA, Leiden) van Koerdische afkomst, met een Nederlandse moeder, en doceert in Leiden; hij is gespecialiseerd in Nederlandse koloniale geschiedenis. Kayleigh Goudsmit is historicus van de moderne tijd (VU) en boekwetenschapper die de communicatie doet bij het NIOD en eerder bij het KNHG en het Huygens Instituut.  Marjan de Groot-Reuvekamp is onderwijsdeskundige, promoveerde aan de UvA en doceert in Den Bosch. Lotte Jensen, van Deense afkomst, is neerlandica en filosoof en ze werkt als hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis bij de afdeling Nederlandse taal en cultuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hubert Slings studeerde in Leiden en promoveerde daar op middeleeuwse literatuurgeschiedenis, hield zich bezig met (onderwijs)beleidsadvies, literatuurdidactiek en cultuureducatie, tot hij secretaris werd van de eerste Canoncommissie en de website Entoen.nu opzette, waarvan hij ook directeur is. Hanneke Tuithof is historica en opgeleid in Utrecht en was geschiedenisdocent. Zij is gepromoveerd op de vakdidactische kennisontwikkeling van geschiedenisdocenten en doet nu onderzoek naar de didactiek van de gammavakken. Ze was voorzitter van de commissie die de omschrijving voor het geschiedenisexamen havo/vwo vanaf 2021 heeft opgesteld. Dennis Smit studeerde dus Italiaanse taal- en letterkunde en is vertaler en docent in het volwassenenonderwijs.

Valt u wat op? Juist; er was geen mediëvist lid van de commissie, behalve dan op literatuurgebied: Slings heeft namelijk geschreven over Karel ende Elegast en de Vos Reynaerde. Er zat trouwens ook niemand bij die verstand had van de prehistorie of de antieke wereld, van de Opstand en de Gouden Eeuw, behalve als je het slavernijverleden daar als onderdeel van ziet, en ook de 18e en 19e eeuw waren slecht vertegenwoordigd binnen het gezelschap. Het kennisplatform bevond zich voor ruim 75 % na 1900. Je mag hopen dat er wel advies is gevraagd aan deskundigen als het over hun blinde vlekken ging, maar waar het over middeleeuwen gaat hebben ze dan toch niet erg goed geluisterd. In hun vak zijn de leden van de commissie natuurlijk uitstekend thuis (hoewel ik mijn twijfels heb over Benali), maar ik merk gewoon weinig deskundige inbreng in ‘mijn’ periode. De keuze voor Maria de Rijke als vertegenwoordigend venster alleen al. Wie verzint zoiets?

De Canon-presentatie in het Nederlands Openluchtmuseum

Ik heb het Hubert Slings gevraagd. Die stuurde me een lijstje met punten die volgens hem mij een antwoord moesten bieden. Hier is het, enigszins ingekort:

  1. Canons zijn onvolledig en vertellen dus nooit het hele verhaal.
  2. De vensters open zetten helpt, maar ook daar zit een grens aan. 
  3. De canon is vakoverstijgend en Hebban olla vogala mag dus.
  4. Het venster Floris V is “prachtig en waardevol” maar niet onmisbaar.
  5. We hoeven geen rijtjes met heersers meer te leren.
  6. De commissie zag gegronde aanleiding om via Maria van Bourgondië de overgang van Bourgondië naar Habsburg in de schijnwerpers te zetten, aan de hand van het bijzondere levensverhaal van een vrouw. Daarmee gaan één venster dicht, een ander venster open. 

Ik heb Hubert op 24 februari jl al mijn reactie gestuurd, maar tot op heden niets van hem terug ontvangen. Mijn weerwoord kwam erop neer dat ik punt 2 niet begreep en dat 1, 4 en 5 open deuren zijn. Punt 3 heeft het erover dat binnen de geschiedenisles ook andere zaken aan bod mogen komen, zoals het ontstaan van onze taal in de vroege middeleeuwen, maar dat is min of meer logisch. Bij geschiedenis komen altijd andere zaken aan de orde: geografie, toponomie, cultuur, economie, religie, krijgskunde, etc., maar daarom hoeven ze nog geen eigen venster te krijgen.

Over punt 6 heb ik het al gehad en daaruit blijkt dat de korte regeringsperiode van Maria helemaal geen bijzonder levensverhaal opleverde en het zeker niet waard is om er aandacht aan te besteden. En dat hebben ze vervolgens in het venster dan ook niet gedaan, want waar het over het Groot Privilege en de gevolgen die dat had gaat, doet men het af in de volgende paar zinnetjes:

Om zich van de steun van de Bourgondische gewesten te verzekeren, ondertekent zij het Groot Privilege. Met deze akte geeft zij de rechten van de verschillende gewesten die door haar vader zijn afgenomen, weer terug (mijn onderstrepingen, HtJ). In ruil voor deze voorrechten moeten de Staten-Generaal haar trouw beloven en instemmen met nieuwe belastingen voor de oorlog. Het Groot Privilege, waarmee de Staten-Generaal rechten krijgen die de vorst hun niet mag afnemen, wordt voor toekomstige generaties een voorbeeld voor verdragen tussen een vorst en de volksvertegenwoordiging.

Verdere uitleg: geen. Ook niet dat geen van de Laaglandse vorsten uit het Habsburgse huis er zich aan hield en die rechten naar willekeur afnam, aanpaste of ze gewoon negeerde. Uit het laatste zinnetje blijkt ook dat men geen kennis heeft van soortgelijke verdragen die in de middeleeuwen zeker niet ongewoon waren. Ik noem maar het Engelse Magna Carta van 1215, maar ook de Brabantse Keur van Kortenberg uit 1317 en de Blijde Incomste van 1356 die de macht van vorsten aan banden legden. Dus nieuw was het ook al niet. Je had van die voorgangers trouwens kunnen leren dat die vorsten daar zo goed al altijd anders over dachten. Is het belang van dit Privilege dan verkeerd begrepen door de commissie of vonden ze het niet van voldoende belang? Ik hoop dat ik het nog eens te horen krijg.

Wordt vervolgd.