Dordrecht en zijn geschiedenis 1

Naar aanleiding van diverse herdenkingen van historische gebeurtenissen en het plaatsen van een standbeeld dat niemand wilde in de stad Dordrecht ben ik gaan nadenken over de houding van de Dordtenaar (en hierbij betrek ik ook vrouwen) en zijn gemeentebestuur en culturele elite ten opzichte van zijn geschiedenis. En wat dat voor gevolgen heeft gehad voor de stad en nog heeft en op de beleving daarvan door bewoners en bezoekers. Hoe lang deze serie blogs gaat worden weet ik nog niet, dus dat zien we vanzelf. Misschien dat het onderzoek en het resultaat mij en de lezers wat duidelijkheid zal verschaffen. Reacties en aanvullen zijn welkom.

De Dordtenaren die ik ken – en dat zijn er nogal wat – hebben een nogal dubbele verhouding met de geschiedenis van hun stad. Aan de ene kant zijn ze best trots op hun aantrekkelijke historische centrum, maar aan de andere kant kan het de meesten geen lor schelen hoe er hier met de geschiedenis wordt omgegaan. En dan bedoel ik van gemeentewege, vanuit de politiek en de ambtenaren, stadsmarketing, erfgoedorganisaties of cultuurbobo’s. En die houding gaat ver terug. Daarom was er zo goed als niemand die protesteerde toen halverwege de 19e eeuw de vestingmuren en poorten en diverse historische gebouwen werden gesloopt om ruimte te maken voor het verkeer. Dat kan natuurlijk hebben gelegen aan de onkunde en algemene ongeïnteresseerdheid voor het verleden uit die tijd.

Stadsarchitect Itz (1799-1869) had er echter wel belangstelling voor (ondanks dat hij die lelijke neo-klassieke gevel voor ons echt-gotische stadhuis had gezet) en heeft er ook voor gezorgd dat veel ouds voor het verdween door Jan Rutten (1809-1884) in potlood, pen en aquarel voor het nageslacht werd vastgelegd. Zo kunnen we nog steeds zien wat er toen voor eeuwig verdween. Na de dood van Itz nam Simon van Gijn (1836-1922) de opdrachten over en startte de verzameling Atlas Dordracum Illustratum, die nu nog een geweldige schat aan door Rutten prachtig getekende en geschilderde monumenten bevat. De kunstenaar schonk zijn hele werk, toen zijn ogen achteruit gingen, aan Van Gijn. Het heeft de afbraak helaas niet voorkomen.

Een bredere, landelijke waardering voor monumenten ontstond pas nadat Victor de Stuers in 1873 het artikel ‘Holland op zijn smalst’ in De Gids had gepubliceerd. Daarin kaartte hij het gebrek aan belangstelling voor ‘kunstmonumenten’ in Nederland aan.

Hoe het met de kunstmonumenten hier te lande gesteld is, is aan de meesten en inzonderheid aan hen die officieel geroepen zijn daarvoor te waken, geheel onbekend; evenmin vormt men zich een denkbeeld van het moreel en materieel belang der kunst, en een zware nevel bedekt de vraag wat er behoort en wat er kan gedaan worden.

Het werd de aanzet tot het oprichten in 1875 van wat nu Monumentenzorg heet. Het belang van monumenten (en daar verstond men niet alleen gebouwen onder, maar ook diverse andere nationaal belangrijke kunstwerken) voor ons geschiedenisbesef drong maar langzaam door. Schoorvoetend werden in diverse steden historische verenigingen opgericht die al snel begonnen met het inventariseren van hun monumentenarsenaal. Dordrecht was in 1892 aan de beurt. In dat jaar werd de vereniging Oud-Dordrecht opgericht door o.a. zulke coryfeeën als mr. Simon van Gijn, kunstschilder Bas Veth en stadsarchivaris mr. dr. Jacob Cornelis Overvoorde.

Al die verenigingen waren trouwens clubjes bestaande uit leden van de stedelijke elites; het is wel zeker dat de middenstand en de werkende klasse geen enkele belangstelling voor het beschermen van ouwe meuk had. Niettemin hebben deze verenigingen vanaf ongeveer 1900 een flinke invloed gehad op het bewaren van het landelijke materiële erfgoed.

Oud Dordrecht heeft echter in de jaren ’60 van de vorige eeuw niet kunnen voorkomen dat nog eens een tweede afbraak van onze binnenstad plaatsvond. Hoogstens hebben  ze het bewaren van mooie Dordtse gevels bevorderd, die vervolgens voor nieuwe rijtjes in de Hofstraat en de Nieuwstraat werden herplaatst. En we kregen een Grote Markt, een Statenplein en een Spuiboulevard en diverse verbrede (en dus half of heel afgebroken en herbouwde) straten. En het zo geliefde postkantoor ging plat. Eindelijk kwam, onder andere daardoor, nu ook de gewone Dordtenaar in opstand, maar inspraak was in de jaren ’60 nog echt niet zo in het maatschappelijk debat doorgedrongen als nu (is dat zo?). Er werd dus niet naar hen geluisterd en er werd gesloopt. De binnenstad moest bereikbaar blijven en dus kreeg de auto voorrang.

Afbraak bij de Tolbrugstraat Waterzijde, Foto begin jaren ’70, Regionaal Archief Dordrecht 131-552-720052.

Tot burgemeester Van der Lee de verdere plannen begin jaren ’70 afblies. Daarna werden er  parkeergarages gebouwd, pleinen autovrij gemaakt en kwamen er zelfs pollers om de auto nog verder terug te dringen. De binnenstad werd weer bewoonbaar en flats en Van Dam-eenheden vulden de gaten op. De rijks- en stedelijke monumenten (ongeveer 2000 stuks inclusief beeldbepalende panden) werden beter onderhouden en gerestaureerd en geliefd bij de beter gesitueerde stedeling. Er gingen zelfs stemmen op om een meer elitair winkelbestand te gaan bevorderen om het grote geld naar Dordrecht te lokken. Tot de crisis kwam, met als nasleep het veranderende  winkelgedrag. Lege etalages, failliete winkelketens, telefoonwinkels die de grond uit schoten en pop-up stores met ultra-goedkope tinnef, die na een paar jaar weer verdwenen.

En dan hebben we het nog maar over het uiterlijk van onze monumentale stad.

7 antwoorden op “Dordrecht en zijn geschiedenis 1”

  1. Mooi artikel, en die quote van De Stuers ga ik bewaren.

    “Breek me de bek niet open” zou ik zeggen. Als geboren en getogen Hoogvlieter kan ik meepraten over het afbreken en ‘wegvagen’ van alles wat (misschien maar enigszins) historische waarde had. De Rotterdamse landhonger en, soms goedbedoelde, vernieuwings- en uitbreidingsdrang heeft in mijn woonplaats behoorlijk huisgehouden en de ziel uit de woonplaats gerukt. Net zo drastisch als onze oosterburen dat met “de stad” deden. We hebben nog slechts een klein stukje dorpsdijk over omdat het onteigeningsgeld op was…

    En ook hier is er, door de bank genomen, nog steeds geen besef, geen idee om wat nog resteert ook maar op enigerlei wijze te behouden of beschermen… Wat dat betreft begrijp ik je dus heel goed. Historisch besef bij de bevolking… Hahaha. Vroeger was alles beter. Ja, maar klagen over de door jou genoemde winkels en natuurlijk ook en vooral het gebrek aan winkels, dat hoor ik wel. Maar constructief of belangstellend meedenken? Nah… De heilige koe (en voor dat ding vooral een plekje vlak voor de deur) en groot en luxe wonen is en blijft belangrijker. Helaas.

    Ik hoop dat er in Dordt nog wel een groep mensen is die wil “vechten” voor haar binnenstad. In mijn woonplaats is die kans er helaas niet meer.

  2. Beste Henk, Sinds ik mij heb geabonneerd op jouw apudthuredrech.nl, heb ik alle stukken, geheel of gedeeltelijk gelezen, en met interesse, want ik, als geboren Rottedammer, sinds 23 jaar woonachtig in Dordrecht, ben echt geinteresseerd in de historie, maar niet uitsluitend in de dordtse. Ik ben bij de oprichting van de Stichting Nederandse Vestingsteden als coordinator werkzaam geweest, maar dit terzijde. Daarom viel mij in de eerste alinea op dat je zegt dat niemand het beeld van Willem van Oranje wilde. Je scheert nu iedereen die het wèl wilde over één kam. Er zijn twee petities over dit beeld gehouden en op beide zijn veel intekeningen gekomen. En er is van beide zijden met respect naar elkaar gereageerd, dat is te zeggen??? Bij de behandeling van dit item in de commissie van het gemeentebestuur, werd uitsluitend door RTVDordrecht de tegenstanders geinterviewd. Jammer maar dat was niet anders, het zij zo. Maar er zijn echt mensen die beide beelden, die van de gebroeders de Witt en die van Willem van Oranje, in Dordrecht een plaats wensen. Nou is het wel zo dat het beeld van Willem best iets mooier had gemogen.
    Maar ondertussen blijf ik jouw apudthuredrech met veel interesse lezen.

    Hartelijke groet

    1. Beste Piet, dat is nu precies waarom ik dit blog ben begonnen. De gemeente heeft in 2012 dit beeld opgedrongen gekregen, in 2016 is het besluit gevallen en naar buiten gebracht. Ik heb daar al snel een protest of 3 tegen geschreven, waarna mensen een petitie tegen de plaatsing begonnen, die al snel 1000 handtekeningen telde. Het was natuurlijk al veel te laat want het beeld zou er zowiezo komen. De petitie haalde een tegen-petitie uit, die lang niet zoveel stemmen verzamelde. Als in Dordrecht 1000 mensen ergens tegen zijn kun je bijna statistisch vaststellen dat er niet veel draagvlak voor is. Want een groot deel (ik schat 99 %) van die bijna 120.000 Dordtenaren zal nooit iets van zich laten horen en de voorstemmers zullen alleen maar stemmen als het ze echt hoog zit. Dat is het meer cultuurgevoelige en wat genuanceerder denkende deel van de bevolking. Ik ben nieuwsgierig naar die tweedeling, vandaar deze reeks blogs. Ik ga er nog steeds vanuit dat 99 % van de Dordtenaren geen mening heeft over het beeld en dat je die dus ook niet mee kunt tellen in de acceptatie ervan. Die komen alleen kijken omdat ‘Royalty’ het komt onthullen. De paar honderdsten van procenten culturele elite zit in de kerk de toespraken aan te horen en staat vooraan achter hare koninklijke hoogheid en doet mee aan de borrel achteraf. De protesteerders, misschien een tiende procent, luistert naar Jaap Bouman op het bordes van de Statenschool. We zullen hopelijk zien hoe dat is gekomen.

  3. Moore reactie nav het WvO “sculptuur”
    We leven in een tijd van opleuken, oppervlakkigheid en populisme. Geen oog voor verdieping laat staan kennis vergaren over onze geschiedenis.
    Ben benieuwd naar het vervolg in je blog.

  4. In de jaren dertig van de vorige eeuw had de gemeente Haarlem het onzalige idee om de Bakenessergracht, de meest schilderachtige gracht van de stad, te dempen. De stad moest mee in de vaart der volkeren en de auto had de toekomst, vandaar. Dit plan is voorkomen door een zeer officieel aandoende brief van de Rijnlandse Academie die het gemeentebestuur kapittelde en het behoud van de gracht aanbeval.
    De Rijnlandse Academie, bleek achteraf een bedenksel van schrijver Godfried Bomans en journalist Harrie Prenen. Haarlem mag beide heren zeer dankbaar zijn!

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.