De in het vorige blog genoemde Gerrit Verhoeven, oud-archivaris van Delft en een goede kennis, vertelde me dat niet alles wat hij over de Dordtse parochies in de Geschiedenis van Dordrecht tot 1572 was terecht gekomen. Hij stuurde me zijn oorspronkelijke tekst, uiteraard met bronnenopgaves en literatuurvermeldingen. Dat was interessante kost. Hij was nog wel een aanhanger van de theorie van Renting (de Thuredrecht die langs de Dubbeldamseweg en de Blekersdijk in de Wijnhaven uitkwam, met als consequentie dat de Voorstraathaven gegraven was) maar kon overtuigend bewijzen dat de de parochie van wat later de Grote Kerk werd, alleen ten noorden van de Thuredrecht lag. Maar toen was het artikel van Pons uit 1997 nog niet verschenen. En dat de parochie aan de zuidkant dus tot Sliedrecht behoorde, tot aan de Vuilpoort toe. Daar begon een parochie die onder Erkentrudenkerk in Tolloysen hoorde. Ik zal het in de toekomst nog wel eens over de Dordtse en de Grote Waard hebben, zodat u dergelijke namen kunt plaatsen.
In het boekje over de stadsmuur, Van der stede muere, uit 2001 heeft Johan Hendriks, de voormalige stadsarcheoloog, het even over de doorbraak. Hij dateert hem rond 1175. Een andere archeoloog, die jaren in Dordrecht heeft gegraven, vermeldde de doorbraak eveneens in zijn proefschrift. Dat was Herbert Sarfatij die in 2007 het boek Archeologie van een deltastad , gebaseerd op dat proefschrift, uitbracht. Hij reconstrueerde een doorbraak uit wat Ramaer, Van Dalen en Easton en later Renting, Beenhakker en Pons (1997, niet 1994) hadden geschreven. Hierin waren de Thuredrecht als voorloper van de Oude Maas (en zelfs een tak van de Dubbel) nog aanwezig, evenals iets dat hij een zwin noemde. Daar zal hij het krekengebied mee hebben bedoeld dat Ramaer en Easton bedachten. Hij noemde echter wel een periode van ‘erosie’, die volgens hem ergens tussen 1130 en 1160 plaatsgevonden zou moeten hebben. Hier dus geen 1170-75. Hij wist alleen niet hoe dat gegaan is en nam dus de conclusies van Pons niet over.
Nog in 2015 werd een regeltje aan de stormvloed gewijd in het boek behorende bij de vaste expositie in het museum in het Hof:
Na zware overstromingen omstreeks 1165 ontstaat de Oude Maas.
Dat is het eigenlijk als het over de afscheiding van Dordrecht van de Zwijndrechtse Waard gaat in min of meer officiële geschiedschrijving. Niemand heeft het over het feit dat Dordrecht dan voor 1160-1175 aan de zuidgrens van de Zwijndrechtse Waard, aan de Thuredrecht, gelegen heeft.
Ik schreef al dat de archeologen bij boringen rondom de Grote Kerk in 2015 en oktober 2016 aanwijzingen hebben gevonden dat wat nu de Voorstraathaven langs de Pottenkade is, beduidend breder is geweest dan nu. De buitenzijden van Voorstraat en Grotekerskbuurt waren nog niet bebouwd en het water moet dichter tegen die dijken aangestaan hebben. Ten noorden van de kerk, dus op het kerkhof, zijn ophogingen van klei en stro aangetroffen die moeten dateren van tussen 985 en 1075, gemiddeld dus ongeveer 1025. Dat komt goed overeen met het noemen van de Zwijndrechtse waard in 1028. Het ophogen, in de vorm van terpen op de oeverwal van de Thuredrecht, moet dan al even aan de gang zijn geweest. Wie weet werd toen al de eerste kapel op deze plek gebouwd. Die was dan onderhorig aan de kerk die toen al in de buurt van Heerjansdam (waar nog lang geen dam was) was gebouwd. In de jaren ’80 is daar een vroeg 11e eeuws kerkhof opgegraven.
In het falsum van 1064 hebben we inmiddels gelezen dat de nederzetting aan de Thuredrecht toen al zo was gegroeid dat er een nieuwe kapel nodig was. Die was dus kort voor 1064 gebouwd, waarschijnlijk op dezelfde plaats als die eerste kapel. Al zal dat waarschijnlijk nooit echt kunnen worden onderzocht, want in de kerk mag niet meer gegraven worden. Wel groeide Thuredrecht, dat steeds meer Durdrecht of Dordrecht werd genoemd, na de doorbraak van ca 1170 zo sterk dat in het laatste kwart van de 12e eeuw een fikse tufstenen kerk gebouwd werd. Daar werden bij de laatste restauratie van de kerk in 1986 resten van terug gevonden. Verhoeven schreef:
…bij opgravingen onder het koor [werd] muurwerk van tufsteen aangetroffen, dat kan worden gedateerd in de twaalfde eeuw. Het gaat om een romaans koor met halfronde absis van forse afmetingen. De binnenmaat bedraagt liefst negen meter, dat is twee meter meer dan de absiden van de uit dezelfde tijd daterende kapittelkerken van Sint Jan en Sinte Marie te Utrecht of de Bovenkerk te Kampen.
Het duidt waarschijnlijk ook op grafelijke bescherming en een tamelijk regelmatige grafelijke aanwezigheid. Al is dat voor de dood van Floris III in 1190 niet echt uit de bronnen op te maken. Vanaf die tijd, en dat heb ik al in diverse blogs behandeld, neemt de grafelijke belangstelling echter zienderogen toe.
Intussen is het wel duidelijk dat Dordrecht voor ca 1170 aan de zuidoostkant van de Zwijndrechtse Waard lag. En dat dat al sinds de zeer vroege 11e eeuw het geval was. Wie weet hadden de graven daar ook al een sterkte liggen, waar met name Dirk IV zich zo veilig voelde dat hij niet voldoende oplette en in 1049 verrast en gedood kon worden.
De vraag blijft: waarom is dit feit, want zo kan ik het inmiddels wel noemen, niet beter bekend en komt het maar zo summier in de Dordtse geschiedschrijving voor? Waarom wordt die doorbraak van de Merwede als oorzaak van het afscheiden van de Zwijndrechtse Waard zo weinig genoemd. Evenmin als de consequenties die dat had voor het vormen van de kleine stadsparochie en de nieuwe verbinding met Vlaanderen. Zelfs de tollenkrans wordt niet echt begrepen en waarom Dordrecht daarin die belangrijke rol van spin in het web vervulde, oftewel de rol van emporium, een handelscentrum. Iets dat al in 1200 en 1220 de nodige gevolgen had en in 1299 met het stapelrecht nog een sterkere juridische basis kreeg. Dat stapelrecht was dus niet, zoals in het boek over het museum in het Hof staat, “de basis van de welvaart” van de staat, maar een soort uitroepteken achter een periode van gestage groei als gevolg van een stormramp. Ook in 1200, 1204 en 1220 blijkt al dat Dordrecht een handelsstad met faciliteiten was. Dit alles tesamen was er de oorzaak van dat de stad een belangrijk grafelijk centrum werd, dat de graaf veel inkomsten opleverde.
Ik blijf die onbekendheid vreemd vinden.
Waarom heet een waard Zwijndrechtse Waard, als er zo een belangrijke plaats als Dordrecht in ligt? En waar lag Zwijndrecht voor de doorbraak. Aan welk water?
Goeie vraag, Kees. Een die ik mezelf al meerdere keren heb gesteld. Ik ben van plan daar wat meer onderzoek naar te doen. Wel is het zo dat de waard al in 1028 zo werd genoemd, toen Dordrecht echt nog niks voorstelde. En misschien is de naam nog wel ouder. Ik houd de lezers op de hoogte als het zo ver is.