Collega Van Duinen schreef in de samenvatting van zijn artikel uit 2013 dat de prins ook nog godsdienstvrijheid ‘gelastte’. Dat idee was al heel lang in de hoofden van de Dordtse cultuurbobo’s aanwezig en wordt nog steeds, zoals u in deel 1 van dit blog hebt kunnen lezen, breed uitgedragen. Gelastte Willem van Oranje dat echt? In de instructie die Marnix mee kreeg wordt helemaal niet gesproken over godsdienstvrijheid. In artikel 24, het allerlaatste, staat alleen:
Sal oick met hen verhandelen hoe men op het alderbeste ende bequaemste sal moegen met den geestelickheyt ende anderen, dye sich van deze zaecke openbaer vianden vercleert hebben, sal moegen handelen, soo wel aengaende hare goederen als de personen.
Er moest op de Statenvergadering dus ook over gesproken worden over hoe men met (katholieke) geestelijken en anderen die zich openlijk vijandig gedroegen moest (onder)handelen over zowel hun goederen als hun persoon. Met andere woorden: in beslagname of niet van hun goederen en het gevangen zetten of vrij laten van henzelf. Dat duidt niet echt op een van tevoren geplande vrijheid van godsdienst voor iedereen, zeker niet als de katholieken zich vijandig zouden gedragen. Er moest gewoon nog over nagedacht en gepraat worden.
In de notulen van de Statenvergadering komt echter wél een tekst voor die Marnix van de prins aan de Hollanders moest overbrengen. Die staat bijna aan het eind ervan, als het over de tweede vergaderdag gaat. Hij komt ná een voorstel om aan Denemarken te schrijven dat ze beter niet met Amsterdam, dat de koning trouw was gebleven, handel moesten drijven, maar daarvoor beter naar de Westfriese steden of Rotterdam konden varen. En hij staat vóór een besluit over de kosten voor de verdediging van het land, zoals de bevrijding van de rivieren en wegen, het onderhoud van kastelen en forten en de onkosten voor het onderhoud van soldaten etc. die al gedaan zijn en nog gedaan zullen worden door de steden en het platteland van Holland zullen worden gedragen uit de contributie (belastingen) zoals daarna zou worden geregeld. De tekst lijkt er een beetje tussen gefrommeld, zo van: oh, ja, er was ook nog iets over godsdienstvrijheid… Zo ging het natuurlijk niet, maar het komt over alsof de prins mondeling heeft opgedragen ook daar nog wat over te zeggen.
Letterlijk staat er:
Voerts heeft de voorsz. heere gecommitteerde (Marnix) verclaert d’intentie van zyne V.G. (de prins) te wesen dat gehouden zal worden vryheyt der religien zoe wel der gereformeerde als der roemsche religie, en(de) dat een yegelick Inden zynen Int openbaer en(de) in eenige kercken ofte capellen (zoodat gevouchelicste byde overicheyt zal geord(ineert) worden) zal gebruycken vrye exercitie der zelver zonder dat daer Inne yemant Empeschement hinder ofte moeyenisse gedaen zal worden. Ende dat de geestel(icke) personen in haeren staet en(de) onbecommert blyven zullen. Ten ware zyl(uyden) hem verthoenden vianden ofte hem mishandelden tegens tgundt voersz. is. Ende dit al ter tyt en wyle dat by advys van(de) gemeen generalen staten der lande van herwaerts overe anders zal zyn geord(eyt), welcker zyner V.G. intentie voersz. gedeputeerden in als hem geconfromeert hebben.
Bovenaan deze pagina kunt u de letterlijke tekst uit de notulen zien. De prins liet dus via Marnix weten dat (als hij inderdaad weer wordt erkend als stadhouder van Holland, etc.) het de bedoeling was dat er vrijheid van godsdienst zou heersen voor zowel protestanten als katholieken. Iedereen zou die in het openbaar of in kerken of kapellen ongehinderd mogen belijden, al moest dat besluit nog wel door de overheid vastgesteld worden. Geestelijken zouden hun werk ook ongehinderd moeten kunnen doen. Maar als men zich vijandig opstelde en iemand mishandelde, zou dat ingaan dat tegen het nog vast te stellen advies van de Staten Generaal (dus die van alle provincies, inclusief de zuidelijke)van deze landen. Dat laatste was dus een iets uitgebreidere versie van artikel 24 uit de Instructie van Marnix. Het punt van vrijheid om je eigen religie te belijden was nieuw.
De gedeputeerden (steden en adel op de vergadering) hebben daarin toegestemd. Met andere woorden: het gebod was er nog niet, maar als het vastgelegd zou worden door alle provincies, en dus niet alleen Holland, dan zou die godsdienstvrijheid ingevoerd worden. En dan zouden er sancties op overtredingen ervan komen te staan. Het was dus nog lang niet zover en het zou ook nooit zover komen. In de Unie van Utrecht in 1579, die door Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre (maar gedeeltelijk onwettig), Friesland, Groningen en ommelanden en enkele Vlaamse en Brabantse steden ondertekend werd, staat een artikel over godsdienstvrijheid. Het luidt:
…dat men niemandt ter cause van de Religie sal moghen achterhalen ofte ondersoecken.
Oftewel: dat men niemand mag vervolgen vanwege zijn religieuze opvattingen.
In de praktijk kwam het erop neer dat de protestantse de officiële kerk werd en dat de katholieken gedoogd werden. Bovendien werden ze zo’n beetje als tweederangs burgers behandeld en zaten overheidsbanen er niet voor ze in En zo bleef het tot 1798 toen in de grondwet van de Bataafse Republiek inderdaad een artikel over godsdienstvrijheid opgenomen werd.
Het was dus een persoonlijk verzoek van de prins aan de Staten van Holland om dat artikel, met alle andere maatregelen, ook op de agenda te zetten als er een algemene Statenvergadering zou komen. Duidelijk geen bevel. Het was voor de gedeputeerden ook makkelijk met die intentie in te stemmen, want het echte besluit zou pas (veel) later genomen worden. De vergadering ging over geld om oorlog te kunnen voeren. Wat er dan met goedbedoelde intenties kan gebeuren is maar al te bekend.
Wordt vervolgd
Dat ik in 2013 ‘gelastte’ schreef is inderdaad onjuist, Henk. In 2014 kwam ik daar achter toen ik ‘Staatkundige Geschriften’ van Simon van Slingelandt in handen kreeg. Vorig jaar wilde ik een artikel daar over schrijven, inclusief mijn bevindingen over het ‘verlaten’ van de koning in 1581. Nu jij dit echter weer hebt opgepakt, denk ik natuurlijk graag mee.
Her is weer een duidelijk artikel.