De Zwijger als beeld in Dordt! 3

Nou, ik had dus ongelijk: de meerderheid heeft gesproken en het is het ontwerp van Arie Schippers geworden. Er komt dus een traditioneel gekleid beeld van Willem de Zwijger achter de Berckepoort te staan. Ben ik nou blij? Nee, maar dat komt voornamelijk omdat ik het helemaal niet nodig vind dat er hier in Dordt een standbeeld van een Oranje komt te staan. Ik ga de argumenten niet nog eens herhalen, want ik weet dat dat helemaal geen zin heeft. Het besluit is genomen en je mag, volgens de cultuurbobo’s, een gegeven paard nou eenmaal niet in de bek kijken.

De achterkant van het huis de Berckepoort nu. Eigen foto.

Het komt volgens de gesjopte foto bovenaan het blog op een lage plint te staan, met ruimte ernaast om nog wat mee te doen (hangplek? Podium voor politieke activisten, staande komieken of straatmuzikanten? Toeristenuitrustplaats?). U ziet ook wel dat er eveneens het nodige is weggesjopt: straatnaambordje, verkeersborden, vuilnisshoot, lantaarn, electrakastjes. De kliko’s en de fietsen zijn voor de foto weggehaald. Alleen de regenpijpen en de muurankers zijn gebleven. Het is de vraag of het er ooit zo kaal uit gaat zien, want ik vermoed dat de gemeente niet echt makkelijk zijn straatmeubilair daar zal verwijderen. En waar moeten de bewoners anders hun kliko’s neerzetten of de marktbezoekers hun fietsen kwijt?

Graaf Dirk IV op de Grote Markt. Eigen foto.

En dan het beeld zelf. Zoals het op die foto staat wordt het meer dan manshoog; een meter of drie. Daarin verschilt het in ieder geval van Dirrekie die toen hij op de Roobrug stond opging tussen de voetgangers. En daar het nodige over zich heen kreeg; van emmers rode menie tot witte muurverf. Hij is niet voor niets naar de parkeerplaats die Grote Markt heet verplaatst waar hij al sinds 1983 naar visrestaurant Marktzicht staat te staren (ik heb daar nog eens een blog aan gewijd).

Fotomanipulatie Augustijnenhof.

Er zijn trouwens al stemmen opgegaan dat het met Willem ook wel zo zou gaan, nu die niet zoals andere beelden op een hoge sokkel komt te staan. Dus dat wordt dan ook verplaatsen naar een rustiger plekje. Als het maar niet naar de Museumtuin is, zoals Jan Willem Boezeman eens heeft voorgesteld, want dat zou wel  zonde van de mooiste openbare tuin van Dordrecht zijn. En dan moest Dirrekie ook maar tussen de uitlaatgassen vandaan gehaald worden…

Het beeld, man zowel als hond, is groen en heeft een zwarte Spaanse mantel aan en hoge zwarte rijlaarzen. Vooral die mantel lijkt er achteraf een beetje onhandig tegenaan geplakt te zijn. De vraag is waarom. Was het echt de bedoeling om het tweekleurig te maken? Of was die mantel eerst iets anders, een tabbaard bijvoorbeeld. Ik weet niet of mijn lezers dat weten maar er staat op het Plein in Den Haag al sinds 1848 een soortgelijk beeld van de Zwijger van de hand van Louis Royer. En raad eens hoe dat beeld eruit ziet? Een staande Willem met een naar hem opkijkend hondje naast zich. Het zit daar in tegenstelling tot het hondje van Schippers tegen zijn rechterbeen. Je zou bijna gaan denken dat de beeldkleier, om te voorkomen dat ze te veel op elkaar zouden lijken, hem achteraf die mantel en laarzen heeft aangedaan. En het hondje heeft verplaatst. Want plagiaat mag natuurlijk niet.

‘Versierd’ beeld van de Zwijger bij een school in Waalwijk in 2016 in het kader van Brabantse Onafhankelijkheid.

Het is wel te hopen dat dit nogal naturalistische beeld echt kleding uit het derde kwart van de 16e eeuw aankrijgt. Royer wist hoe die eruit zag, maar ik heb er niet zo veel vertrouwen in dat Schippers dat ook weet. Afijn; het is nog maar een ontwerp. Wie weet wordt het nog een heel gezellig en goed lijkend portret van onze ‘Vader des Vaderlands’, waar het huftergedeelte van de stadsbevolking niet eens aan durft te komen. Want je moet er toch niet aan denken dat ook Willem een pot menie over zich heen kan krijgen…

Aanvulling

Één van mijn lezers, een echte Dordtenaar,  wees me erop dat op de voor het standbeeld uitgekozen standplaats vroeger een pisbak, sorry: urinoir, stond. Hij vroeg zich af of dat toevallig was… Bijgaande het bewijs. Het stond waar nu de rechterkant van de plint komt te liggen.

Het urinoir in de Hofstraat, ca 1960-65. Dia van architect W. van den Berg. Foto Regionaal Archief Dordrecht.

De Zwijger als beeld in Dordt! 2

De kogel is door de kerk, het gaat er echt van komen: het ‘standbeeld’ van Willem van Oranje alias de Zwijger. Dus dat beeld waar ik eerder aandacht aan besteedde in mijn blog omdat de man dat niet heeft verdiend. Mijn donkerbruine vermoeden is bewaarheid geworden: de club van WvO bewonderaars gooit er een paar centen tegenaan en laat een beeld neerzetten ongeveer op de plek waar in bovenstaande foto Thijs Blom van RTV Rijnmond in zijn microfoon stond te praten.  U weet wel, vlak bij de vuilniszakkenshoot, voor de regenpijp met electrakastje, het eenrichtingsverkeersbord, de bordjes ‘fietsen en aanhangwagens uitgezonderd’ en het straatnaambordje Hofstraat. En voor de lappendeken van een achtermuur van de Berckepoort met die enorme muurankers. Wel voor de neo-klassieke muurlantaarn, maar regelmatig naast een stel kliko’s van de omwonenden. Niet echt een esthetisch plezierige plek met de er steeds geparkeerde fietsen tijdens marktdagen erachter, maar… moet kunnen…

Ontwerp 1 van Anne Wenzel

Ik wist ook wel dat protesteren geen zin had: Peter Schoon had al lang het besluit genomen dat het er zou komen. Daar doe je dan echt niks meer tegen. Afijn. De kunstenaars zijn bekend en hun ontwerpen zijn af en te bewonderen in het Hof. Dordtenaren mogen tot 1 juli stemmen welke ze het mooist vinden. Heel democratisch. Maar… “de stem van het publiek telt mee als één jurystem”. Dat win je dus nooit. De grootste gemene deler van de Dordtse bevolking tegen een “deskundige jury” onder leiding van Piet Sleeking; dat is doorgestoken kaart. Deskundigen op kunstgebied hebben nu eenmaal een andere smaak dan Niek en Wil uit Nieuw Krispijn of Cor en Alie uit de Wielwijk. En ik weet al welk van de vier die gaan kiezen (als ze al de weg naar het museum weten te vinden).

Ontwerp 2 van Johan Tahon

Want als afgestudeerd Academie voor Beeldende Kunsten leerling heb ik wel een beetje verstand van kunst en kijk ik door de retoriek van de vier kandidaten heen, die grif door de conservator moderne kunst van de gemeente, Gerrit Willems, werd gereproduceerd in het RTV Rijnmond filmpje.

Duitse, maar in Rotterdam werkende, Anne Wenzel (46) heeft zoals bij haar gebruikelijk van druipsteen en kaarsvet een poppetje gemaakt waar deze keer een lading stront overheen is uitgestort.  Johan Tahon (53), Belg, had er waarschijnlijk niet veel zin in en heeft een vaag gezicht gekleid en op een stapel verkreukelde dozen gezet en er een emmer gips over gegooid.

Ontwerp 3 van Pieter Mol

Pieter Laurens Mol (Breda , 71) (die vroeger gewoon Piet Mol heette) zet zo’n jaren vijftig Amerikaanse candy automaat neer op een paar treetjes; dat gaat nog voor veel verwarring zorgen als die er komt. Maar misschien was dat de bedoeling van Mol: kunstenaars ‘vervreemden’ graag. En Arie Schippers (Rotterdam, 65), de enige die echt kan tekenen en schilderen, maakte een traditioneel mannetje met een hondje.

Ontwerp 4 van Arie Schippers

Dus die wordt het als het aan de Dordtenaren zelf zou liggen. Maar dat gaat niet gebeuren, als het aan een vakjury ligt; dat weten we allemaal. Veel te traditioneel. Dus het wordt gegarandeerd het lelijkste ding, waarbij ik niet kan raden welke van de twee buitenlanders het gaat winnen. Het geintje van Mol wordt dan uiteraard veel te licht mebevonden.

Blijft het feit, zoals Herman van Duinen me vertelde, dat de Zwijger hier wel een aantal keren meer verbleef dan ik dacht, soms maanden achter elkaar. Langer dus dan ik uit oud-archivaris Jensma’s artikel kon opmaken. Hij logeerde dan in de Berckepoort (dat was zijn hof, niet het klooster dat nu zo heet) en schreef vooral in 1575 hier veel brieven. Wat hij hier toen verder deed is me niet zo duidelijk, maar in de omgeving werd nog volop oorlog gevoerd. Dordrecht kan daarom een militair hoofdkwartier geweest zijn van waaruit hij operaties leidde, maar om daar een standbeeld voor neer te zetten…

Desalniettemin heeft zijn achterkleinzoon mee geholpen bij de moord op de De Witten; niet echt een aanbeveling om je hier Oranje te herinneren. Daar vallen nog steeds heel wat Dordtenaren over, maar dat maakt geen indruk op de Dordtse cultuurbobo’s. De man verdient hier in mijn ogen geen standbeeld en die WvO appreciation society die overal zijn beeld neerplempt met (de rente van?) geërfd geld moet daar eens mee ophouden. Voor Dordrecht is het inmiddels te laat, maar alsjeblieft: niet meer!

Ik ga nog even in het echie kijken naar die ontwerpen, maar ik verwacht niet dat ik mijn recensie van de ‘beelden’ bij zal moeten stellen. Nou, dan moeten ze het zelf maar weten. Als ze zich dan ook maar wel realiseren dat ik gewoon mijn fiets daar blijf neerzetten als ik naar de Klandermuelen ga.

 

PS. De ontwerpen vielen me nog behoorlijk tegen. Alleen zag de troep over het beeld van mevrouw Wenzel er wat minder uit als poep dan op de foto, maar het bleef een glimmende druipkaars, waar je Willem echt niet in herkende. Het ding van Tahon was echter nog lelijker dan gedacht: wat een armoedige, ongeïnspireerde zooi. Het lijkt wel alsof hij persé niet wilde winnen.

Historie-blues

Het is niet makkelijk om een historicus te zijn. Begrijp me goed: ik klaag niet, want ik was gewaarschuwd. Maar je hebt er een hoop werk aan om je te verdedigen tegen mensen die je van van alles en nog wat beschuldigen. En dat terwijl we het zo goed bedoelen! Want ga maar na: wij proberen te achterhalen hoe het er vroeger aan toeging en waarom bepaalde gebeurtenissen plaatsvonden en dat schrijven we op zodat iedereen het kan lezen. Of we geven er lezingen over. Of we komen op radio en tv om het, als deskundigen, uit te leggen aan de bevolking in interviews of documentaires. Of we werken mee aan tentoonstellingen of vaste opstellingen in musea. Of we helpen om begrijpelijke teksten te schrijven bij de routes door erfgoedinstellingen. Het enige waar we, gek genoeg, niet echt aan de bak komen is in het onderwijs. Dat is gedeeltelijk, en historisch, onze eigen schuld, maar er zijn ook verzachtende omstandigheden die ons dat moeilijk maken.

Één van de problemen waar we mee te maken hadden was namelijk dat we moesten concurreren met niet-historici die denken ook wel wat over vroeger te weten. En dat is al heel lang zo. In het verre verleden waren er geen als zodanig opgeleide historici maar alleen zogenaamde ‘historieschrijvers’. Geleerde mannen uit de 16e, 17e en 18e eeuw, vooral dominees, dokters en juristen, die boeken vol schreven over hoe ze dachten dat een stad was ontstaan of een oorlog, of wat hun voorouders en vorsten allemaal gedaan hadden. En dat alles meestal gebaseerd op veel te weinig bronnen en daarom voor een groot deel uit de duim gezogen. Daarna kwam de 19e eeuw waarin de onderdanen van het koninkrijk der Nederlanden het wij-gevoel aangepraat moest worden, want al die provincies waren daarvoor min of meer zelfstandig geweest en de steden erin nog zelfstandiger. Daar moest een overkoepelend verhaal voor ontwikkeld worden zodat iedereen zich Nederlander zou gaan voelen in plaats van bijvoorbeeld Brabander of Enkhuizenaar. Het is ook de periode waarin aan universiteiten de opleiding tot historicus ontstond.

Er waren in die tijd ook echt geschiedkundigen die zich voor dat karretje lieten  spannen. Zij bedachten dat de Opstand tegen de Spanjaarden en de daarop volgende vrijheidsstrijd wel eens een effectief samenbindend vermogen zou hebben. Andere landen hebben hun middeleeuwse geschiedenis om tegenop te kijken: wij hebben dus de Tachtigjarige Oorlog. Ik heb hier al eens een recensie gewijd aan een boek over deze problematiek.

Ze vergaten daar wel een beetje bij dat het rooms-katholieke deel der natie nou niet zulke leuke herinneringen aan die tijd en wat erna kwam had. Natuurlijk hadden de protestanten ook geleden, maar zij, de katholieken, hadden een paar eeuwen niet in het openbaar naar de mis gemogen, hadden geen mogelijkheid gehad om in overheidsdienst te komen en hun katholiek gebleven regio’s en provincies waren een soort wingewesten onder calvinistische regenten en dominees geworden. Tot de Fransen kwamen.

Voor het grotere doel werd wel de geschiedenis van die periode tussen 1568 en 1648 een beetje mooier en lelijker gemaakt dan verantwoord was. Met andere woorden: hij werd gemanipuleerd. De Spanjaarden en met name koning Filips II en de hertog van Alva werden de ‘slechten’ en de watergeuzen en Willem van Oranje waren de ‘goeien’. NIet dat daar geen kern van waarheid in stak, maar veel zaken werden wel heel erg zwart-wit neergezet. En dat is niet wat echte, verantwoordelijke historici zouden moeten doen. Intussen werd die herschreven geschiedenis op elke school onderwezen uit speciaal geschreven schoolboekjes die bepaald geen voorbeelden van nuancering waren. Dat had grote invloed op het volk. De ouderen onder ons zullen zich de jaartallenlijstjes en de heldenverhalen nog wel herinneren. Wijlen mijn schoonmoeder had nog steeds een hekel aan Spanje en Spanjaarden vanwege de Tachtigjarige Oorlog en zou daar ook nooit naar op vakantie zijn gegaan. Ze was van gereformeerde huize…

De geschiedenisles was namelijk ook nogal verzuild. Openbare scholen hadden andere lesboekjes dan scholen met de bijbel, waardoor de nadruk op gebeurtenissen soms behoorlijk verschillend lag. En op rooms-katholieke scholen was dat wéér anders, zeker als het paters- en nonnenscholen waren. Pas na de jaren ’50 van de 20e eeuw begon dat wat te veranderen. Maar ook nu, nu de zuilen weg zijn, kom je in de geschiedenis-lesmethoden de resten van het 19e eeuwse onderwijs tegen. En dat houdt in dat naast de oudere generaties die het ouderwetse geschiedenisonderwijs hebben genoten ook de jongeren nog steeds geen genuanceerde, op modern onderzoek gebaseerde kennis in huis hebben over hun verleden. De bezoekers in Archeon of op historische evenementen, die ik 25 jaar lang te woord heb gestaan, hebben nog steeds die rare denkbeelden over vroeger. Re-enacters en levende geschiedenis spelers proberen uit alle macht het beeld te veranderen en betere informatie te geven, maar het is een lang en moeizaam proces.

Schoolboekenuitgevers, de scholen zelf en de erfgoedinstellingen werken er ook niet echt van harte aan mee. Want niet iedereen van die instituten neemt een bonafide historicus in de arm om hen te vertellen hoe het zat. Dat is voor de historicus die in musea, kastelen, buitenplaatsen en andere monumenten rondloopt maar al te duidelijk. Om maar te zwijgen over historische romans, strips en games en wat er in films en op radio, tv en het internet allemaal over de geschiedenis beweerd wordt.

Dus als je als historicus probeert om die soms al bijna 200 jaar vastliggende patronen te doorbreken, stuit je dikwijls op weerstand. Zeker als een instantie als een stad, bijvoorbeeld, al flink wat jaren heeft geïnvesteerd in een stuk geschiedenis dat moet zorgen dat toeristen hier wat te beleven hebben. En dat geldt vooral als je dat in de openbaarheid brengt, zodat in principe iedereen het kan lezen of horen. Er kunnen dan twee dingen gebeuren: je wordt óf doodgezwegen óf er wordt een openbare scheldpartij georganiseerd. Het gekke is dat de autoriteiten dikwijls naar de eerste methode grijpen en de media, bij monde van bijvoorbeeld columnisten, en het daarbij horende reageervolk naar de tweede. Voor radio en tv en de krant is iemand die tegen de gevestigde orde ingaat gewoon nieuws en zeker in de komkommertijd (of als het om lokaal of regionaal nieuws gaat) pak je elke oprisping aan, want zoveel interessants gebeurt er nou ook weer niet in de provincie.

Zeker als het gaat over feestelijkheden als historische herdenkingen moet je uitkijken wat je zegt. Je kunt zomaar beschuldigd worden van verraad aan je stad. Of je bent op z’n minst een spelbreker of azijnpisser, iemand die zijn medeburgers geen feestje gunt. Maar dat is natuurlijk oorzaak en gevolg door elkaar halen. Je kunt geen feestje vieren naar aanleiding van een herdenking van iets dat niet heeft plaatstgevonden. Of: je moet geen standbeeld oprichten voor iemand die niets met je stad te maken had. Als je daar dan toch een evenement van maakt dan blaas je een fictie op tot een lege huls die door een kenner heel makkelijk is door te prikken. Dan ben je dus bezig met een non-event gebaseerd op geschiedvervalsing. Of geschied-manipulatie.

Als historicus kun je dan blijven protesteren tot je blauw ziet, maar als de overheid besloten heeft deze weg in te slaan is dat niet makkelijk terug te draaien. Niet voor het geld dat het inmiddels heeft gekost, maar ook niet niet voor je stedelijke reputatie. Je gaat af als je toegeeft dat je je eigen verleden zo hebt omgewerkt dat het resultaat is dat iedereen denkt dat je aan de basis van de Nederlandse democratie en onze zogenaamde tolerantie staat. En dat kan niet: dat is slecht voor je naam en het toerisme. Dus wat moet je dan als historicus? Ik weet het niet.

Is het paarlen voor de zwijnen wat we doen? Willen mensen niet van hun heldenverering en vijandbeelden afgeholpen worden? Is het de schuld van de historici zelf die sinds de laatste oorlog dikke, dure boeken en moeilijk vindbare artikelen hebben geschreven die zeggen hoe het wel is geweest, maar dat niet hebben vertaald naar de schoolboekjes? Die worden nog steeds door niet-academisch opgeleide geschiedenisleraren samengesteld die zelf de geschiedenis uit die verouderde boekjes hebben geleerd, geen nieuw onderzoek hebben gedaan en daarom gewoon van hun voorgangers overschrijven. Waarom proberen die gestudeerde historici niet de geschiedenis voor de gewone man te verklaren zodat die eens wat nieuws hoort in plaats van die ouwerwetse troep. Of hebben ze dezelfde ervaringen gehad die ik hierboven heb beschreven? Misschien moeten historici eens bij elkaar gaan zitten en erover van gedachten wisselen, in plaats van op hun studeerkamers uit blijven zitten zoeken hoe het echt zat en daar dan veel over schrijven. Als datgene wat in de Dordrecht gebeurt het resultaat daarvan is zit je eigenlijk voor niks te werken. Of voor een klein groepje gelijkgestemden. Ik weet het nog steeds niet. Je zou er de blues van krijgen.

Wat ik wel besloten heb is dat ik vanaf nu weer terugga naar de middeleeuwen en daar weer over ga schrijven. Ook daar zal het nog genoeg over zaken die niet kloppen gaan, maar hopelijk heeft dat niet de nare gevolgen die de statenvergadering van juli 1572 of het standbeeld van de de Zwijger hadden. Houd deze plek in de gaten.

Dirrekie (1)

Een blog over een stukje veel recentere geschiedenis, maar toch relevant, want het gaat over de graaf die hier in 1049 sneuvelde. Dit is het eerste van een serietje van twee.

Op de voor Dordrecht karakteristieke manier – van buitenaf – is de stad verrijkt met een standbeeld van de in 1049 apud Thuredrech gesneuvelde Dirk IV. Het beeld staat al weer 33 jaar aan het oostelijk eind van de Varkenmarkt, met zijn rug naar de parkeerplaats die de plaats heeft ingenomen van de niet meer als zodanig in gebruik zijnde Grote Markt. Geen echt sfeervolle locatie, maar hij heeft in ieder geval uitzicht op een aardig rijtje panden. Door de Dordtenaren die hem weten te vinden wordt hij, bijna liefkozend, Dirrekie genoemd. Zijn komst was echter niet onomstreden.

varkenmarkt
Varkenmarkt, Dordrecht, schuin tegenover Dirk IV (Google Maps)

Het beeld is een cadeautje van de bank Mees & Hope (in 1991 opgegaan in ABN AMRO) die zich ook in Dordrecht zou gaan vestigen. De bank had al op eigen houtje contact opgenomen met de stadsarchivaris Dr. Th.E. Jensma en de mediëvist Prof. Dr. H.P.H. Jansen en men was gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat een beeltenis van de graaf die in de stad was overleden een goede keus zou zijn. Hij zou “een belangrijke aanzet hebben gegeven tot het ontstaan van de stad Dordrecht”. Hoe men dat zag is niet langer bekend, maar de lezers van deze blog weten inmiddels dat graaf Dirk hier niet echt een stad heeft gesticht en dat het sneuvelen bij Thuredrech ook geen echt dwingende voorwaarde voor zoiets is.

ontwerp standbeeld Dirk IV
Ontwerp in was voor het standbeeld van Dirk IV door Jan Haas (augustus 1979).

De bank ging voortvarend te werk: men had al vast een beeldhouwer, Jan Haas uit Vlissingen, opdracht gegeven een ontwerp te maken. Foto’s van dat ontwerp en een korte omschrijving van het belang van graaf Dirk door professor Jansen gingen eind augustus 1979 naar burgemeester en wethouders. Of de gemeente het geschenk wilde aanvaarden. De bank suggereerde ook alvast een locatie: het Statenplein. Ze vroeg b&w om voor eind augustus te reageren, om de beeldhouwer gelegenheid te geven het beeld op tijd te kunnen onthullen. Dat zou namelijk eind oktober moeten gebeuren.

Helaas maalden ambtelijke molens toen ook al langzaam en duurde het tot 19 oktober 1979 (!) voor b&w officieel het cadeau accepteerden. Jan Haas herinnert zich nog dat het daarna “nogal een haastwerk” was. Lokale kranten pikten de volgende dag het nieuws op en meldden dat het beeld op de Roobrug, tussen de vier havens, zou komen te staan. Uit het Vrije Volk van diezelfde dag blijkt dat de Commissie Stedelijk Leefmilieu al op 4 oktober een andere locatie had geadviseerd: de Varkenmarkt of de Houttuinen. De Roobrug leek hen ongeschikt, maar ze waren te laat geweest want het voetstuk was al gestort. De Commissie was, begrijpelijk, niet blij met het  “terzijde schuiven” van hun advies.

onthulling standbeeld Dirk IV
Onthulling van het standbeeld van Dirk IV in het Hof door (links) minister G. van Aardenne en loco-burgemeester P. Janse op 29.10.1979 (De Dordtenaar)

Op 29 oktober werd het bijna nog warme, bronzen beeld dan ook in het Hof onthuld door de toenmalige minister van economische zaken, de Dordtenaar Gijs van Aardenne, in het bijzijn van loco-burgemeester Piet Janse.

Het stond nog geen dag op de Roobrug, gewoon op het trottoir tussen de voorbijgangers, of er werd een blik rode menie over uitgestort. Een dag later volgde een pot witte verf en er werd met diezelfde verf een hakenkruis op de helm geschilderd. Dirk stond op een  drukke plaats, op de route tussen enkele uitgaansgelegenheden (clubs en disco’s). De volgende weken en maanden zou het regelmatig raak zijn met het besmeuren van het kunstwerk. De gemeentewerklui vroegen zich elke maandag af wat ze nu weer van het beeld zouden moeten schrobben.

helm met hakenkruis
Hakenkruis op de helm en een pot witte verf over het standbeeld (De Dordtenaar 2.11.1979)

Intussen was de adviescommissie in de pen geklommen en had een protestbrief aan b&w en de Culturele Raad gestuurd over de wijze waarop de plaatsing van het standbeeld was gegaan. Als voor die taak opgericht gemeentelijk adviesorgaan, met architecten en kunstenaars als Andries Lugten, Henk Dicke en Henri van Nes als deskundigen in de gelederen, hadden ze verwacht eerder ingeschakeld te worden.  Ook de Culturele Raad was op 15 november “ernstig teleurgesteld” en vroeg zich af of b&w vond dat dit een correcte procedure was.  De gemeente verdedigde zich door te zeggen dat tijdgebrek de oorzaak van het niet of te laat inschakelen van de commissie was en dat men “voornemens [was zich] voortaan wel door de commissie te laten adviseren”. Dit bericht kwam trouwens pas 4 januari 1980 bij de Culturele Raad aan…

handen af van Dirk IV
Artikeltje in Dichter bij Dordt van 15.11.1979.

De buurt begon ook te klagen. De bewoners van de aanpalende havens, verenigd in de buurtvereniging ‘Stockholm-Bordeaux’ (genoemd naar twee tegenover elkaar aan de Wolwevershaven-Kuipershaven staande pakhuizen) vonden het besmeurde beeld “een aanfluiting”. In een brief aan b&w van eind september 1981 schreven ze dat het in die toestand veel door (buitenlandse) toeristen werd gefotografeerd. Dat leek hen niet echt een  reclame voor de stad. De voorzitter stelde voor het maar binnen te zetten, in het Stadskantoor bijvoorbeeld, om te voorkomen dat de “jeugdige nachtclubbezoekers” het “Dordrechts Lieverdje” bleven aanvallen. Daarnaast hadden diverse Dordtse kunstenaars al laten weten dat ze het beeld maar niks vonden. Via een kennis in Dordrecht waren die protesten trouwens ook bij de beeldhouwer terecht gekomen. Maar die werd pas ingeschakeld  toen men het schild van het beeld zaagde en liet verdwijnen.

beproevingen van Dirk IV
Artikel in Dichter bij Dordt nadat het schild van het beeld was afgezaagd (20.2.1981)

Intussen werd in november 1981 al vergaderd over het verplaatsen van het beeld en de bank verklaarde zich bereid de kosten daarvoor gedeeltelijk te betalen. De rest zou moeten komen uit het budget van Openbare Werken. De restauratie zou ook door de bank betaald worden. Het standbeeld werd van zijn plaats gehaald en Jan Haas maakte het schoon, bevestigde er een nieuw schild tegenaan en patineerde het beeld opnieuw.  De bewonersvereniging kreeg eind november bericht dat Dirk naar de Varkenmarkt zou gaan verhuizen. Maar zover was het nog lang niet. Het verdween na de schoonmaakbeurt en restauratie een hele tijd uit het zicht. Tot de directeur van Openbare Werken in augustus 1983 een briefje aan de secretarie schreef over wat hij met dat standbeeld, dat al een paar jaar op een opslagterrein lag, moest. Hij werd een paar weken van het kastje naar de muur gestuurd, tot er een beslissing van b&w kwam. Op korte termijn zou graaf Dirk herplaatst worden op zijn nieuwe locatie. De kranten meldden dat het op 25 september 1983 zover was.

Dirk Iv op locatie
Dirk IV op zijn nieuwe plek aan de Varkenmarkt, foto van ca september 1983. Het muurtje achter het standbeeld is inmiddels verdwenen (zie de banner bovenaan de blog).

Sinds die tijd heeft Dirrekie aan de rand van de Grote Markt gestaan. In het begin kreeg hij nog wel eens een gekleurde helm of baard en op zijn schild verschenen nog een tijdje allerlei symbolen, o.a. het anarchistenteken. Inmiddels is hij echter ingeburgerd en kan iedereen die hem tegen het lijf loopt (en dat valt niet mee, want de locatie is niet echt een toeristentrekker) lezen dat Dirk IV, graaf van Holland, vermoord is bij Dordrecht in 1049. Het is alleen jammer dat de beeldhouwer oorspronkelijk op de plaquette stond gebeiteld als Jan Maas en dat die M een beetje knullig is bijgewerkt tot een H.

Detail van de plaquette met de aanvankelijk fout gegraveerde achternaam van de beeldhouwer (eigen foto).
Detail van de plaquette met de aanvankelijk fout gegraveerde achternaam van de beeldhouwer (eigen foto).

 

 

 

 

 

 

(Wordt vervolgd)