Baas Hoek, oftewel de timmerman-aannemer Gerrit van Hoek, moest in 1917 stoppen met zijn voor die tijd supermoderne en sociale timmerfabriek aan de Frederikstraat. Vanwege de oorlog begonnen de houtvoorraden af te nemen, voornamelijk door legerorders, en de vervanging van het hout bleek moeilijk. De woningbouw lag vrijwel stil; de fabriek werkte met verlies. Hij werd daarom opgeheven en alle inventaris, de machines, gereedschappen en voorraden werden geveild. Vanwege de schaarste van materialen in de oorlogsjaren 1914-1918 bracht die verkoping veel op. Investeerder Lebret, die in 1911 had geholpen met de stichting van de NV Electrische Timmerfabriek De Industrie, had zijn investering meer dan terugontvangen.
Het fabrieksgebouw was nog niet verkocht. Dat werd door Lebret voor een gulden aan Gerrit overgedragen en deze ontving van hem bovendien een jaarsalaris als beheerder. Binnen drie maanden na de liquidatie hadden alle personeelsleden weer een baan. Gerrit was nu eigenaar van de fabriek en liet die verbouwen. Er kwamen huurders die er een bedrijf in begonnen en één daarvan kocht na een jaar het hele spul van baas Hoek op. Zo had hij aan het eind van de Eerste Wereldoorlog weer wat ruimte om verder te gaan met bouwen.
Omdat er toen woningnood was zette baas Hoek zich als sociaal voelend ondernemer in om met andere aannemers te werken aan een snelle bouw van nieuwe huizen in het Land van Valk, Oud Krispijn en ook in Nieuw Krispijn. In diverse straten kwamen rijtjes voorbeelden van het Nieuwe Bouwen, geinspireerd door Bauhaus, de Stijl en de Amsterdamse School, met creatieve baksteenbouw en decoratief houtwerk dat al elementen van de Art Deco in zich had. Één van die rijtjes was Mauritsstraat (nu Mauritsweg) 14-24, op de hoek met de Sophiastraat, een complex van 3 dubbele woonhuizen.
Baas Hoek was na het verkopen van de fabriek van zijn huis aan de Frederikstraat verhuisd naar Sophiastraat 11, waar hij eerder op 13-15 al een timmerwerkplaats had gehad. Nu bouwde hij tussen begin 1921 en 30 september van dat jaar dat pand aan de Mauritsstraat en ging na afloop in nummer 14 beneden wonen. In het adresboek van 1922 blijken de bovenwoningen wat later opgeleverd te zijn dan de benedenwoningen.
Gezien de staat van onderhoud toen ik in 2021 dit rijtje voor het eerst fotografeerde was het, net als de rest van dit deel van de weg tussen Hendrikstraat en Sophiastraat behoorlijk verpieterd. Wat daar de reden van was is vanwege privacy-overwegingen niet na te gaan, maar de muren aan de Sophiastraatkant, dus van de nummers 22 en 24 zijn wit uitgeslagen. Er gaan ook geruchten dat de bewoners last van vocht hebben.
De huidige eigenaar/bewoner van 22-24 heeft zich blijkbaar laten bepraten door een beunhaas van een aannemer en heeft zijn gevel gedeeltelijk laten bespijkeren met felgele isolatiepanelen, met de bedoeling (zegt men) daar steenstrips overheen te bevestigen om het weer een ‘oorspronkelijk’ aanzicht te geven. Het is natuurlijk onzin om natte muren zo te isoleren. Als er lekken in het dak of de goten zijn, moet je die aanpakken. Als er door slechte voegen regenwater naar binnen slaat, moet je die voegen vernieuwen. En als je dan nog isolatie nodig hebt, moet die aan de binnenmuren aangebracht worden, niet aan de buitenmuren.
Zoals het er nu uitziet, met die opvallende gele hoek aan Mauritsweg-Sophiastraat, gaat dit straatbeeld tegen de Welstandsnota (1921) van Dordrecht in. Daar staat op pagina 7 in paragraaf 1.3 Rechten en Plichten een opsomming met “Van ernstige ontsiering kan sprake zijn als: een bouwwerk of een gedeelte daarvan door het gebruik van sterk met de omgeving contrasterende kleuren en/of versieringen van de gevel, waaronder reclame, de samenhang van het straatbeeld ernstig verstoort” (Dank aan de gemeentedienst Monumentenzorg).
Andere geruchten hebben het erover dat voor deze ingreep geen vergunning is aangevraagd. En dat in een gemeente waar elk zonnepaneel of elke dakkapel door de Welstandscommissie beoordeeld moet worden en in de krant wordt gepubliceerd.
Waar ik niet bij kan is hoe iemand een bouwwerk van meer dan 100 jaar oud met speelse baksteendetails, al is het nog zo eenvoudig, zo kan aantasten. De verantwoordelijkheid ligt uiteraard bij de opdrachtgever, maar ook een aannemer moet beter weten om, wat ik zie als een voorooorlogs monument, zo te verpesten. Veel van de originele kozijnen zijn al eerder vervangen door niet bij het gebouw passende kunststof kozijnen en er zijn lelijke deuren in geplaatst. Dat was al een aanfluiting, maar deze aantasting van de hoek is echt een blamage. Ik begrijp dat het werk is stil gelegd en dat de aannemer pleite is. Er zouden verantwoordelijke instanties van de gemeente mee bezig zijn. Ik hoop maar dat het snel in orde komt, want dit is echt geen gezicht.