De illustraties van dit blog zijn gekozen vanwege hun nostalgische inhoud. De gemiddelde Nederlander voelt zich bij dit soort plaatjes van een idyllisch vaderland het best: gezellig, traag, gemoedelijk. Zoals wij zijn. Toch?
Laat ik dit blog eens beginnen met een wat cynisch citaat uit het blog van een goede vriend, Jona Lendering, de Mainzer Beobachter van 4 november jl:
“Het is algemeen bekend dat, als het gaat over het verleden, iedereen het beter weet dan historici. Hun opleiding dient immers nergens toe. Linkse hobby. En de overbodigste historici, dat zijn die van continentaal Europa, die vakken hebben als geschiedtheorie, waarbij ze de kentheoretische basis van hun wetenschappelijke vakgebied leren kennen. Professionalisering, dat moeten we niet willen. Als je dan toch moet praten met een historicus, spreek je liever met een Amerikaan of een Brit, want die beschouwen geschiedenis tenminste slechts als scholarship. Maar beter is het natuurlijk om helemaal niet met historici te praten. Als je een Nationaal Historisch Museum wil stichten, kun je ook wel twee kunsthistorici benoemen als directeur. En voor academisch onderwijs over de Oudheid kun je net zo goed een classicus inzetten. Want kunsthistorici en classici weten het beter dan historici. Iedereen weet het immers beter dan degenen die ervoor zijn opgeleid?“
Als je de voorgaande blogs in deze serie leest kan je zien dat hier toch echt wel een vorm van waarheid in zit. Je kan als historicus (en ik was echt de eerste of de enige niet) nog zo de algemeen bekende feiten uitleggen, men luistert er niet naar en gaat gewoon zijn eigen gang. Onder het motto: een feit is ook maar een mening. Afijn, u hebt het zelf kunnen lezen. Jona denkt dat het een breed verspreid gedachtengoed is, en dat zal ook best, dus dat het blijkbaar in zo’n historische stad als Dordrecht ook opgaat moet me eigenlijk niet verbazen.
Vraag
De vraag blijft echter wel: hoe komt het dat men hier zo raar omgaat met de eigen historie? Dat je niet naar lokale of andere historici luistert is daar maar een onderdeel van. Men schept er tegen toeristen, de collega-steden en de media immers over op dus er moet toch een zekere trots achter schuilen. Maar waarom wil je dan niet weten wat er echt gebeurd is en verspreidt je sprookjes of achterhaalde verhaaltjes? Gewoon eigenwijsheid? Denken ze dat ze het beter weten? Verwachten ze dat de buitenstaanders het toch niet gaan controleren? Zit er angst voor het kwijtraken van (toeristische) inkomsten achter? Gezichtsverlies? Is het louter politieke retoriek die door het tegenover elkaar manouvreren van partijen ervoor zorgt dat ze uit misplaatste trots niet (meer) naar elkaar willen luisteren?
Is het soms iets dat typisch Dordts is (al zegt Jona dat het overal gebeurt…)? Ligt het aan de psyche van de eenzelvige eilandbewoner die de Dordtenaar ondanks pontveren, bruggen en tunnels nog steeds lijkt te zijn? Ligt het dus aan hun karakter? Ik ben zelf ook best een kritisch baasje (… geen Dordtenaar van geboorte!), maar ik ben maar een kleine jongen als ik lees hoe sommige stadgenoten te keer gaan tegen hun eigen bestuur en ambtenaren. Of komt het, in mijn geval, omdat ik uit Sliedrecht kom en dus eigenlijk mijn mond moet houden als het over Dordtse geschiedenis gaat?
Het is wel zo dat het zeuren, kankeren en afkraken nu op andere manieren dan vroeger plaats vindt. De traditionele vormen (verjaardag, langs de lijn, in het café en op de leugenbank) zijn er nog steeds, maar digitaal kritiek geven op de Social Media is wel steeds belangrijker geworden. Ik doe er natuurlijk zelf ook aan mee, maar de reacties op artikelen op de sites van de lokale weekbladen liegen er niet om, evenals die op de columns van diverse journalisten. Ik doe niet aan Twitter maar via via hoor en lees je daar ook genoeg over. En ik blog er natuurlijk over; dat is dikwijls ook een vorm van kritiek. Daaruit blijkt overigens dikwijls dat ik een trouw groepje vrienden heb (en Dordts cutureel gezien niet de minsten) dat me onvoorwaardelijk steunt en die individueel zelf ook de nodige kritiek op de gemeente hebben.
Kritisch
De inhoud van die kritiek op hoe het hier toegaat is verschillend. Hij is dikwijls helemaal niet inhoudelijk, maar speelt niet zelden in op onlustgevoelens die blijkbaar onder de burgers leven. Aan de ene kant kan de gemeente het niet gauw goed doen en is elke culturele uiting die geld kost te veel, in het kader van “en dat van onze belastingcenten”. Aan de andere kant ziet men dikwijls niet waarom je aandacht zou schenken aan iets dat lang geleden is gebeurd: “dat is geweest, is niet belangrijk meer: je kan beter vooruit kijken”. Met andere woorden: aan het aandacht schenken van de stedelijke geschiedenis mag geen geld uitgegeven worden want daar krijg je niks voor terug. En het helpt je niet vooruit, de toekomst in.
Alle openbare evenementen die sinds ongeveer de laatste wereldoorlog in Dordrecht zijn gestart en die het verleden, van middeleeuwen tot 19e eeuwse nostalgie, tot onderwerp hadden, hebben last gehad van de geliefde uitspraak van de chagrijnige Dordtse kritikasters: “waar hep dat nou voor nodig?” Die vervolgens steen en been klaagden als zo’n evenement na een paar jaar weer verdween wegens gebrek aan levensvatbaarheid. Waarna er een tiental jaren later weer vol nostalgische gevoelens op werd teruggekeken. Maar vooral dat laatste lijkt, ook, een algemeen menselijk trekje te zijn: nostalgie. Maar nostalgie is geen geschiedenis.
Maar waarom gaat de gemeente (burgemeester, wethouders, raad en ambtenaren) zo met haar geschiedenis om? Heeft het te maken met het geen-Dordtenaar-zijn van die mensen, import dus, zoals een lezer van mijn blog suggereerde? Ik heb het niet uitputtend gecontroleerd maar dat lijkt me niet echt een doorslaande reden om geen band te hebben met het verleden van de stad. De wethouder cultuur en binnenstad, onder wie dit allemaal valt, is in ieder geval een rasechte Dordtenees. Ik kom trouwens genoeg nieuwe Dordtenaren tegen bij de cursus Dordtologie die juist graag meer willen weten over hun woonplaats. Het een sluit het ander dus niet uit. Of zou dat niet hoeven te doen.
Of ligt het aan de geringe kennis van de geschiedenis zoals die is opgetreden tijdens het steeds verder afkalvende geschiedenisonderwijs van de laatste decennia. Zou dat gebrek aan kennis die afwezigheid van alertheid op het misbruik van je eigen verleden kunnen verklaren? Men weet gewoon niet wat er aan de hand is en klaarblijkelijk is de roep om verantwoordelijkheid niet voldoende om de belangstelling te wekken. Toch maak ik overal om me heen mee dat er wel degelijk belangstelling is voor geschiedenis. Kijk maar naar de mensen die bij de opgravingen in de binnenstad en de buitenwijken staan te kijken en beluister hun opmerkingen. Kijk naar de kijkcijfers van de Nationale Geschiedenisquiz in zijn hoogtijdagen (over 1 miljoen, de laatste keer 600.000) en Andere Tijden (afhankelijk van het onderwerp vele honderdduizenden kijkers). En leg je oor maar eens te luisteren op verjaardagen. Ik weet het: het is maar een kort moment dat het over geschiedenis gaat en dan gaat men al weer over op ‘wie er slecht ligt’ of ‘wie er gaat scheiden’, maar toch…
Populisme
Of er nog iets anders aan de hand? Want intussen gaan de populistische partijen met onze geschiedenis aan de haal en halen eruit wat lekker bekt en bij de kiezers een schuldgevoel veroorzaakt. Ze praten ons een identiteit aan die gebaseerd is op selectieve keuzes uit wat te vinden is in de meer dubieuze krochten van ons geschiedenisonderwijs. Door dat gebrek aan kennis van hun eigen verleden en de ingebouwde eigenwijsheid van de mens plus de kennelijke minachting voor wat historici te berde brengen zal de afkalving van een positieve houding tegenover geschiedenis, vrees ik, alleen maar verder gaan. Men heeft zo straks in het geheel geen verdediging meer tegen cynische partijen die hun (potentiële) kiezers manipuleren met bewust verwrongen historische ‘feiten’. Ik zie het somber in en ik eindig met nog een citaat:
“Het populisme wil de geschiedenis gebruiken als voorraadkast voor nationale eigendunk of ethnische superioriteit, maar moet dan willens en wetens hele hoofdstukken overslaan. En een identiteit die gebaseerd is op geheugenverlies is misschien wel comfortabel, maar ook wankel. Als het erop aankomt heb je er niets aan. Alleen wie weet waar hij vandaan komt, begrijpt hoe kronkelend de weg kan zijn.”
( Stevo Akkerman, Trouw ma 4.11.2019).
Verstandige mensen hebben nuttige zaken aangekaart over hoe we met onze historie en onze historici om zouden kunnen gaan. Ik zou willen dat mijn lezers zich dat realiseren en niet als kippen zonder koppen meelopen met hen die onze geschiedenis verkwanselen als commerciële verdienmodellen. Dat ze zich niet mee laten slepen door manipulaties van onze ‘identiteit’ door louche politici, waarvan de zogenaamde ‘bezitters’ van die identiteit niet eens weten wat dat inhoudt. Identiteit: bestaat dat wel? Wie zijn wij eigenlijk, als onze geschiedenis en onze voorouders niet serieus wordt genomen door de mensen die wij gekozen hebben om over ons te regeren? Hoe moet dat verder?