Het falsum van 1064 (2)

falsum citaat

Even een wat korter blog over de inhoud van het falsum. Ik realiseer me dat dit serietje niet een echt eenvoudig onderwerp behandelt. U moet er even doorheen om te begrijpen waarom een vervalsing toch een (eniszins) betrouwbare bron kan zijn. Even volhouden dus…

Voor alle duidelijkheid: het stuk van 30 april 1064 is dus niet de valse oorkonde. Dat is wel de koninklijke brief van een paar dagen later: 2 mei 1064, klaarblijkelijk gegeven in dezelfde plaats als die van 30 april, Kaiserswerth, door dezelfde jonge koning aan dezelfde Utrechtse bisschop.

keizerpalts kaiserswerth
De palts of het paleis van de koningen en keizers van het Duitse rijk in Kaiserswerth zoals het er in 1630 uitzag. Inmiddels is het een schilderachtige ruïne (Stadtarchiv Düsseldorf).

Wat is dit dan voor een oorkonde? Hij is wat specifieker dan de eerdere, er worden kerken, plaatsnamen en rivieren in genoemd die preciezer aangeven waar sommige bezittingen van de bisschop in het graafschap volgens hem lagen. In het kort gaat hij over het volgende: koning Hendrik IV stelt Willem, bisschop van Utrecht, weer in het bezit van een serie met name genoemde goederen en kerken die hem door graaf Dirk zijn afgenomen. Dat komt overeen met de vorige oorkonde, maar hij is gedetailleerder. Hij bevestigt daarnaast ook nog dat de bisschop de koningsban uitoefent in Holland en dat de kerken van St Maarten en St Salvator vrij over hun bezit tussen IJssel en Lek mogen beschikken. Het leek er hier dus op dat de koning de bisschop nog eens te hulp kwam en hem nu wat specifiekere gebieden en kerken teruggaf.

De hiervoor al geciteerde zin waar Dordrecht in voorkomt, bovenaan dit blog te zien, is maar een onderdeel van de inhoud van dat charter. Krimpen wordt er ook in genoemd als gedeeltelijk bezit van de bisschop. In 2014 hebben daarom zowel Krimpen als Sliedrecht hun 950-jarig bestaan gevierd, gebaseerd dus op een falsum. Daarnaast worden er dorpen en kerken genoemd in de duinstreek van het hedendaagse noordwestelijk Zuid-Holland zoals Voorhout, Valkenburg, Kerkwerve (nu Oegstgeest), Lisse en Noordwijk, maar ook de kerk van Vlaardingen.

kerk velsen
De kerk van Velsen. Alleen het rechter gedeelte van het schip is geheel uit tufsteen gebouwd en dus het oudste deel van de kerk. Hij werd ergens in de twaalfde eeuw gebouwd op de plaats van de oudste kerk, waarvan gezegd wordt dat hij ca 700 door Willibrord werd gesticht. De kerk van Velsen behoort tot de oudste vijf kerken van Holland.

In Noord-Holland worden Velsen, Heiloo, Heemstede, Petten en Oudorp bij Alkmaar en hun kapellen genoemd. Geen van die plaatsen, behalve die in Noord-Holland (uitgezonderd Heemstede), ligt overigens in het Westflinge of de Rijnoevers van de voorafgaande acte. Bovendien wordt er letterlijk geschreven dat de bisschop over de koningsban beschikt in het hele graafschap Holland (comitatis omnis in Holland). Dat betekende dat hij in naam van de koning de opperste rechtsmacht had over dat graafschap, dus boven de graaf, die daardoor een bisschoppelijk leenman werd. Maar volgens de bisschop was hij dat altijd al geweest.

Verder bevestigt de koning de bisschop, en niet de graaf, als leenheer van een gravenleen langs de Rijn, van de Rijnmonding  tot aan Bodegraven (circa horas Reni dus…). Ook de bezittingen van de twee oudste Utrechtse kapittels  in de gouw rond de (Hollandse) IJssel en de Lek werden dus beschermd. Kapittels zijn colleges van wereldlijke geestelijken, kanunniken, wiens voornaamste taak het was “in het koor het ‘officie’ te zingen, de bisschop omringen bij het uitvoeren van liturgische plechtigheden en hem met raad en daad bijstaan in het bestuur van zijn bisdom”.  De oudste (en hier ook genoemde) waren die van de St Maartenskerk of de Utrechtse Dom en van de St Salvatorkerk of Oudmunster, die even ten zuiden van de Dom stond. De Westfriese graven waren namelijk al begonnen met het ontginnen in dat gebied tussen Lek en IJssel (Lake et Isla), dat later de Krimpenerwaard zou worden.

De route die beschreven wordt in het falsum en het gebied eromheen dat door de bisschop werd geclaimd.

Het is waarschijnlijk wel duidelijk dat met die route over de rivieren rondom Dordrecht niet werd bedoeld dat het water bezit van de bisschop was. Het gaat om het land dat er inmiddels aan weerskanten was ontgonnen en dat de graaf stilzwijgend als zijn bezit beschouwde. Het gaat dus om land aan weerszijden van de Alblas, de Waal (bovenin de Zwijndrechtse Waard), Merwede en Dubbel/Devel. En de Thuredrecht. Die stroomden respectievelijk langs of in de Riederwaard, de Zwijndrechtse Waard, Alblasserwaard en Grote Waard, al bestonden die waterschappen toen nog niet onder die namen. Dat wil zeggen: de Zwijndrechtse Waard wordt onder die naam al in 1028 genoemd en is waarschijnlijk als ontginningsgebied nog een stuk ouder. Ik kom daar in een aparte blog later nog op terug.

(Wordt vervolgd)

Het falsum van 1064 (1)

falsum citaat

Dit is het eerste  in een serie van vijf (of zes) blogs over een bron die heel veel vragen heeft opgeroepen. Al in 1909 is hij vals verklaard, maar toch wordt hij als één van de vroegste bronnen voor de geschiedenis van Zuid-Holland beschouwd. Hoe dat kan? Dat ga ik u proberen uit te leggen. Het betoog is nog niet helemaal af, vandaar dat ik nog niet precies weet hoeveel blogs ik er aan ga spenderen.

Onder Nederlandse historici die zich met dit deel van de middeleeuwen bezig houden is de oorkonde van 2 mei 1064 zeer bekend. Het is niet alleen het tweede document, in chronologische volgorde, waarin Dordrecht wordt genoemd, maar ze weten ook allemaal dat het een vervalsing is, falsum in het latijn, van tientallen jaren later. De gemiddelde Dordtenaar weet dat niet, tenzij hij/zij Van Herwaarden cs Geschiedenis van Dordrecht tot 1572 heeft gelezen. Websites over de geschiedenis van de stad noemen het ook niet, evenmin als populaire boekjes en pamfletten die het oudste Dordrecht behandelen. Ook het historisch museum in het Hof heeft het er niet over. In mijn eerste blog heb ik al verteld dat die vervalsing in Wikipedia foutief aan de oudste vermelding van de Thuredrech werd opgehangen, waardoor de verwarring over het ontstaan van de stad alleen maar groter werd.

In Van Herwaarden cs wordt ingegaan op wat er in die vervalste oorkonde over Dordrecht staat. Ze geven een vertaling van het voor de stad belangrijkste deel:

…van Riede langs de Merwede tot Sliedrecht, voorts langs de Merwede in de Dordrecht, vandaar in de Dubbel, vandaar in de Duvelhara (Devel), vandaar in de Waal, vandaar weer in de Merwede tot in (de) Dordrecht, met de pas gebouwde kapel, van (de) Dordrecht oostwaarts tot Godekins hofstede die bij Werkenmonde staat.

Bovenaan de serie blogs over deze bron staat het stuk in het latijn in de versie uit de twaalfde eeuw. Uit dit citaat is duidelijk dat hier een route beschreven wordt en wel een die door een serie rivieren en riviertjes voert. Er blijkt ook uit dat Dordrecht, in het origineel als Thuredrith geschreven, zowel een water als een nederzetting is. Overigens wordt er in het hele boek geen aandacht besteed aan de herkomst van deze oorkonde, waarom hij als vervalsing wordt gezien en wat de reden van die vervalsing is geweest. Ik wil in een korte serie een poging wagen om meer begrip te vragen voor de betekenis van dit document als bron. Met name waarom een vervalsing toch waardevol kan zijn voor de geschiedenis van een streek. Ik hoop dat het ook voor wat meer helderheid zal zorgen in het kader van de zoektocht naar het ontstaan en de groei van Dordrecht.


Het is geen simpel verhaal dus ik zal proberen het zo duidelijk mogelijk te beschrijven. De hoofdpersonen in de oorkonde uit 1064 zijn de Duitse koning Hendrik IV (1050-1106) en de Utrechtse bisschop Willem Flamens (ca 1024-1076) die gezamenlijk actie ondernamen tegen de Westfriese graven. We hebben gezien dat die het er wel naar gemaakt hadden en dat met name Dirk IV en Floris I het daarom met de dood moesten bekopen. Na de dood van de laatste in 1061 was zijn oudste zoon Dirk nog maar 6 of 7 jaar en dus nog minderjarig. Zijn moeder, gravin Geertruid, nam de regering op zich. In de middeleeuwen lag dat voor vrouwen nogal moeilijk. Vandaar dat ze twee jaar na de dood van graaf Floris een huwelijk sloot met een jongere zoon van de graaf van Vlaanderen, Robrecht (ook Robert genoemd) met het uiteindelijke doel om beter bestand te zijn tegen de vijandschap van de nabije bisschop en de verder weg verblijvende koning.

hendrik IV
Één van de weinige portretten van koning Hendrik IV. Er zijn er geen van toen hij 16 was, maar hier is hij in de kracht van zijn leven voorgesteld, ca 30 jaar oud. Elfde eeuwse miniatuur.

Ook koning Hendrik was bij het overlijden van zijn vader, keizer Hendrik III (die graaf Dirk IV gestraft had) in 1056 nog minderjarig, eveneens niet meer dan 6 of 7. Ook zijn moeder, keizerin Agnes, nam de regering waar. Zeker bij de Duitse hoge adel en de aartsbisschoppen van Keulen en Bremen, die zelf van hoge adellijke afkomst waren, lag dat niet goed en er braken opstanden uit. In 1062 lieten ze Hendrik ontvoeren en hij kwam onder invloed van met name die aartsbisschoppen te staan.

De bisschop van Utrecht, Willem, zat sinds 1054 op de troon en stond onder de aartsbisschop van Keulen, één van die koninklijke voogden. Het bisdom Utrecht was dus onderdeel van het aartsbisdom Keulen, net als Luik, Osnabrück, Minden, Bremen en Munster. Willem maakte van de gelegenheid gebruik om de teruggave van een hele serie kerken in West-Frisia, die door de graven aan de abdij van Egmond waren geschonken, voor elkaar te krijgen. Daar was na de dood van Dirk IV al over onderhandeld, maar er was nog niets van een regeling getroffen. In 1063 werd er door een synode (bisschoppen vergadering) besloten dat Utrecht de kerken weer terug zou krijgen en de inkomsten zou delen met de abdij van Echternach in Luxemburg. Die was gesticht door de heilige Willibrord, die in de zevende eeuw al die kerken in West-Frisia (en elders) had gesticht. Die waren bij zijn dood allemaal aan de abdij gekomen. De monniken zaten echter te ver weg om te kunnen voorkomen dat de graven hun kerken inpikten.

Via de aartsbisschoppen wist bisschop Willem bij de koning (inmiddels dertien) te bereiken dat hij ook het graafschap weer in zijn bezit kreeg. De bisschop wierp zich dus op als de leenheer van de graven van Westfrisia. De oorkonde waarin de koning dat bevestigde is gedateerd op 30 april 1064. Let op: dit is dus niet het falsum: dit is een onverdacht stuk.

30 april 1064
Detail over de graafschappen Westflinge en Horas Reni uit de oorkonde van 30 april 1064. Dit is een latere optekening van deze oorkonde. Ik kom daar in een volgende blog nog op terug.

Er staat met zoveel woorden in dat bisschop Willem het hele graafschap Westflinge en de het gebied circa horas Reni, dat graaf Dirk bezette, terugkreeg. Met Westflinge werd het gedeelte van Holland boven het IJ bedoeld. Westflinge, oftewel de gouw ten westen van het Vlie, kan gezien worden als het huidige West-Friesland, met waarschijnlijk Texel, een stuk (Noord-)Kennemerland, plus Waterland en de Zeevang daarbij aansluitend. Horas Reni, of de Oevers van de Rijn,  is het gebied aan weerszijden van de Rijn van de monding bij Katwijk via Rijnsburg en Leiden tot bijna aan Bodegraven toe. Het was de voorloper van het latere Rijnland. Bovendien kreeg de bisschop ook de abdij van Egmond met al zijn bezittingen (en dat was een flink stuk Kennemerland) in beheer. De graven beschouwden die al ruim een eeuw als eigen bezit.

abdij egmond
Het monnikenverblijf en de kerk van de moderne abdij van Egmond. Het origineel is in 1573 verwoest. Vorige week nog geweest: een zeer rustige plek.

In de praktijk kon de bisschop zijn gebied niet zonder hulp terugkrijgen. Graaf Robrecht, die inmiddels De Fries werd genoemd, en gravin Geertruid hadden de touwtjes in het graafschap nog stevig in handen. Willem had ook de pech dat de koning nog jong was (hij zou pas in 1065 meerderjarig worden verklaard) en nog niet veel kon beginnen, want hij stond onder zware druk van de aartsbisschoppen en had met zijn Saksische onderdanen veel te stellen. Ook Godfried met de Baard, de hertog van Lotharingen, die de militaire arm van de koning was, was niet beschikbaar: die verbleef vooral in zijn nieuw verworven bezittingen in Italië. Er veranderde pas wat toen de hertog in 1069 overleed en zijn opvolger, zijn zoon Godfried met de Bult, bisschop Willem te hulp kwam. Dat kwam ook omdat de abt van Echternach hem, als hij West-Frisia zou veroveren, een flink bedrag uit de opbrengst van de door de graven ingepikte kerken had beloofd.

In 1070 wist de Lotharingse hertog met een groot leger graaf Robrecht te verslaan. Hij en zijn gezin (de latere Dirk V was nog steeds maar 15 of 16 jaar) vluchtten naar Vlaanderen, met de bedoeling om daar hulp te zoeken voor een herovering. Datzelfde jaar overleed Robrechts oudere broer, graaf Boudewijn VI, en hij raakte verzeild in de opvolgingsproblemen. Hij werd na de nodige oorlogsvoering, onderhandelingen en vredes zelf graaf, maar moest zich eerst met Vlaanderen bemoeien voor hij zijn blik weer naar het noorden kon richten.

(Wordt vervolgd)