Leven met de middeleeuwen 11

Alles viel op zijn plaats toen ik door mijn vriend Kees Nieuwenhuijsen naar voren werd geschoven om het vervolg op zijn Strijd om West-Frisia (2016) te schrijven en de uitgever merkte dat dat wel een goed idee was. De dageraad van Holland (2018) over de geschiedenis van de Hollandse graven tussen 1100 en 1300 was het resultaat. Omniboek brengt geschiedenisboeken uit die én betaalbaar én leesbaar zijn voor de geïnteresseerde leek, maar die wel op een hoog wetenschappelijk niveau staan. Dat had ik al aan de boeken van Luit van der Tuuk gezien, die over de vroege middeleeuwen schrijft, en die ik daarom ook al zeer lovend had besproken.

Bij mij zouden het eveneens geen droge opsomming van gebeurtenissen worden, maar ook geen romantische verhalen of fabels. Wat bekend is uit de bronnen wordt beschreven, geïnterpreteerd en verduidelijkt met illustraties uit de tijd zelf. Dus niet met 16e en 17e eeuwse gravures vol anachronismen of 18e en 19e eeuwse historieprenten of –schilderijen die voor geen meter kloppen, omdat beeldredacties lui zijn en de meeste historici niet weten waar ze originele afbeeldingen moeten vinden. Inclusief de geschiedenis van steden die dankzij of ondanks die graven zijn ontstaan met de, gereconstrueerde, plattegronden van hoe die er in de 13e eeuw uitzagen. Niet elke auteur kan kaarten tekenen, maar ik toevallig wel. Dus hoefde er geen dure kaartenmaker ingehuurd te worden.

Koning Willem II op een grafmonument uit ca. 1250 in Mainz.

Er staan dus geen gefantaseerde portretten in, maar de zegels die de mannen en vrouwen zelf laten zien en die ze zelf aan oorkonden hebben gehangen. In Dageraad staat trouwens wel het gebeeldhouwde portret van graaf-koning Willem II dat tijdens zijn leven is gemaakt. Verder heb ik op archeologisch en bouwkundig onderzoek gebaseerd reconstructies gebruikt of plaatste foto’s van gebouwen die met hen in verband worden gebracht.

Ik wilde in de tekst ook niet te veel speculeren over zaken die toch niet meer te onderzoeken zijn, maar de gaten ook niet opvullen met fantasie en romantische onzin. Zo hoort het namelijk als je een historische studie schrijft: het is geen  roman. Dat het werkt merkte ik aan de reacties, de recensies en en feit dat het boek uitverkocht is. Vanwege de coronacrisis heeft men de tweede druk helaas uit moeten stellen.

Maar niet getreurd: mijn nieuwe boek, De oudste stad van Holland, is volgens dezelfde principes geschreven en geïllustreerd. Omdat het een middeleeuwse stadsgeschiedenis is kwam deze wijze van werken nog beter van pas. Voor de geïnteresseerden: het gaat om te beginnen over het falsum van 1064 en de oudste vermelding van Dordrecht uit ca 1120, waar veel fabels over worden verteld. Ook zijn uit Thuredrith. Nieuw licht op het ontstaan van Dordrecht (deelt 36 van de lokale serie Verhalen van Dordrecht, 2018) van Gerrit Jan Schiereck, Marc Dorst en mij, de nieuwste ideeën over de loop van de rivieren rond Dordrecht opgenomen. Maar ook de traditionele bronnen komen aan de orde: zulke perkamente documenten als het bewaard gebleven, maar tot voor kort verkeerd begrepen privilege van 1200. Of de kartonnen kokers met de volkomen unieke, in het middelnederlands geschreven, stadsrekeningen van 1283-87: de oudste van Nederland. Het controversiële stapelrecht van 1299 komt voorbij en waarom dat helemaal niet zo nieuw was als altijd wordt beweerd. Al werd het op den duur een bron van irritatie voor de andere Hollandse steden.

Grootzegel van graaf Willem IV, na wiens dood de Hoekse en Kabeljauwse twisten begonnen.

Ook zaken die in de reguliere stadsgeschiedenissen van de stad wel worden genoemd, maar die door Dordtenaren volkomen vergeten zijn komen aan de orde. Zoals de belegering van 1304 door de hertog van Brabant en het interdict of het verbod op alle kerkelijke diensten in de stad van 1352-56, dat een gevolg was van een paar moorden op het kerkhof als gevolg van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. De gilden en de keur- en klepboeken getuigen van de onrust en het geweld van die jaren, vooral rond 1400. En van de gevolgen ervan voor de welvaart. Ik heb het naar het einde toe ook over de overstromingen, die vanaf 30 jaar vóór de Elisabethsvloed het land rondom Dordrecht al teisterden. Tot eindelijk de grote klappen kwamen en er geen geld en animo meer was om de dijken te dichten.

Gebied van het latere Statenplein ca. 1250. Reconstructie door Nipides Bouwhistorie & Visualisaties (2014).

Collega’s en vrienden hebben net als bij Dageraad ook weer hun aandeel in dit boek gehad. Archeoloog Marc Dorst en ik konden aan de hand van de opgravingsresultaten in de binnenstad een veel beter kloppend setje plattegronden van Dordrecht tussen 1200 en 1300 reconstrueren. Ik heb daarvoor ruim 150 van die rapporten doorgewerkt en er een lijn in kunnen ontdekken, iets waar de archeologen maar niet aan toe kwamen. De door Jeroen Nipius gemaakte reconstructies van landschappen en gebouwen die hier opgegraven zijn en die tot nu alleen in die archeologische rapporten waren te zien zijn hier met toestemming van de archeologen voor een groot publiek beschikbaar gekomen. Met hulp van Dr. Eef Dijkhof kon er een intrigerend artikel over de vier achtereenvolgende Dordtse stadsrechten geschreven worden. En Per Bos heeft speciaal voor dit boek een prachtige 3D weergave van de Vlaamse Hal van 1390 gecreëerd. Ook een still uit zijn en mijn zoon Laurens gemaakt filmpje van de Dordtse oude haven uit 1250 (gemaakt voor een rapport ivm 800 jaar Dordts stadsrecht uit 2011) en een vogelvluchtplaat van Dordrecht na de Elisabethsvloed door Per zijn in het boek opgenomen. En als uniek extra heb ikzelf tekeningen gemaakt van hoe de Dordtenaren tussen 1000 en 1421 gekleed gingen en hoe graaf Willem I en keizerin Maria er in 1220 uitgezien kunnen hebben.

Zegel van graaf Jan van Beieren (1418) met de griffioenen die later het Dordtse wapen zouden sieren.

Omdat er ook van de graven van na 1300 geen betrouwbare portretten bestaan, op de laatste na (Jacoba van Beieren en Jan van Brabant), heb ik hun zegels gepubliceerd. Ook die van Jacoba en van haar oom Jan van Beieren trouwens… Ze zijn voorzien van prachtig gesneden wapenschilden en randschriften en allemaal afkomstig uit ons onvolprezen regionaal archief. Op die instelling doe je trouwens nooit vergeefs een beroep.

Wat ook een verschil is met de gemiddelde dikke en dure stadsgeschiedenissen in Nederland is de duidelijke plattegrond van de (binnen)stad waar het over gaat. De schrijvers van de standaardwerken op dat gebied (en ik heb de meeste hier in de kast staan) denken waarschijnlijk dat de lezers van hun prachtwerken (en dat zijn het echt wel) blindelings alle straten die zij opnoemen wel kunnen vinden. Men vergeet daarbij dat zelfs bewoners van zo’n binnenstad dat lang niet allemaal weten, laat staan zij die in de buitenwijken wonen. Meestal staan er alleen een paar kleine reconstructie-plattegronden in zo’n pil en dan zonder de meeste straatnamen, want daar is geen plek voor. Of de kaarten van Van Deventer uit de 16e eeuw, die helemaal geen straatnamen hebben. Dan moet je als vreemdeling in de stad, of zelfs als bewoner, de papieren Falkplan erbij nemen of Google maps op je mobiel of tablet ernaast houden. Ik heb de door mij bewerkte plattegrond van Dordrecht uit 1923 voorin over twee pagina’s (6 en 7) laten zetten. Die bevatte namelijk nog alle straten en stegen van vóór de grote sanering in de jaren ’60. Ik heb daarbij alles wat in de middeleeuwen vóór 1421 nog niet bestond wit gelaten, maar wel de contouren van later bebouwde eilanden en aangelegde havens aangegeven. Handig dus.

omslag ngd
Omslag van Geschiedenis van Dordrecht tot 1572 (1996).

Mijn stadsgeschiedenis ziet er niet uit zoals andere. Hij is dunner en kleiner van formaat (en daardoor goedkoper) maar bevat wel een notenapparaat en een literatuuropgave voor verdere studie. Vooral de verwijzingen naar de opgravingsrapporten van de eigen stedelijke archeologische dienst zijn voor de belangstellenden zeer nuttig en interessant. Ze zijn allemaal op internet te vinden. Ook staan er registers achterin om het zoeken naar persoonsnamen en topografische namen te vergemakkelijken. Aan alle wetenschappelijke voorwaarden is dus voldaan. Daarnaast verwijs ik lezers regelmatig door naar de laatst verschenen en alleen nog antiquarisch te krijgen Geschiedenis van Dordrecht tot 1572 uit 1996, want daarin wordt, thematisch zowel als chronologisch, de geschiedenis verder uitgediept. Wel is dat boek op sommige punten inmiddels verouderd. Het belangrijkste is echter dat geïnteresseerde leken in mijn boek in ieder geval voor niet te veel geld de laatste resultaten van het historisch onderzoek naar middeleeuws Dordrecht tot zich kunnen nemen, zonder zich door jargon te hoeven worstelen,.

Het belangrijkste is echter dat we ons nu, gebaseerd op wat ik in 2016 in mijn blog schreef, en inclusief de bijdrage van Eef Dijkhof, kunnen presenteren als de oudste stad van Holland. In Geertruidenberg kunnen ze er nu, met al ons bewijs, niet meer onderuit dat zij dat niet zijn.

De Wapentuers van Dordrecht (ca 1300) in Archeon, 2005.

Kortom: dit boek is, met het vorige, het tast- en leesbare resultaat van hoe ik het grootste deel van mijn leven, zo’n 62 jaar, met de middeleeuwen heb geleefd, geleerd en genoten. Met hulp van familie (met name mijn vrouw), veel vrienden en collega’s en zeker die van mijn docenten in Leiden en die andere mensen die me de meest verschillende zaken hebben laten zien en enthousiast over hebben onderwezen en voorgelicht. Dank aan allen. Zonder jullie was het me niet gelukt. Alle lezers van deze serie blogs weten nu waar het allemaal vandaan kwam, hoe dat me gevormd heeft en waarom het zo’n resultaat heeft gehad. Wondertjes, toeval, studie en veel, heel veel lezen, maar ook veel praktijkervaring hebben me gemaakt tot wat ik ben: een middeleeuwenliefhebber en -uitlegger. Die graag zijn kennis wilde delen en anderen voor deze wonderlijk interessante periode geïnteresseerd wilde krijgen.

Geen vervolg…

PS: vanwege corona was de eerste oplage van De oudste stad van Holland niet de gebruikelijke 1250, maar 750. In juni bleek die al uitverkocht en snel werd een tweede oplage van 800 stuks gedrukt. Begin augustus waren er daar al weer bijna 200 verkocht. Augustus, de vakantiemaand, is altijd rustig in de boekhandels, dus ik ben benieuwd wat september gaan brengen. Ook De dageraad van Holland (2018) was in april uitverkocht geraakt en ook vanwege corona werd geaarzeld om een tweede druk uit te brengen. Mensen die Oudste stad kochten vroegen echter ook naar Dageraad, zodat er eind juli toch maar een nieuwe oplage van 750 stuks werd uitgebracht.

Dordrecht en zijn geschiedenis 4

Neem de herdenking van 800 jaar stadsrecht die volgend jaar plaats gaat vinden. Ik wist natuurlijk al heel lang dat we in 2020 wat te vieren hadden. Ik weet ook al sinds ongeveer 1980 dat het stuk waar het over ging, de oorkonde uit juli 1220 waarin graaf Willem I van Holland een serie van 13 voorrechten en plichten voor de stad bezegelt, een zeldzaam, uniek en kostbaar stukje perkament is. En dat er regels in staan die er letterlijk voor gezorgd hebben dat Dordrecht zich gedurende de 13e en 14e eeuw zo kon ontplooien en de belangrijkste handelsstad van Holland werd. Te vergelijken met Rotterdam nu, al was het op een veel kleinere schaal.

Je kon zo’n herdenking dus al lang van tevoren aan zien komen. Ik ben wijs geworden op dit gebied door als historisch adviseur 25 jaar lang mee helpen met het organiseren van Nederlandse en Belgische  stads- en dorpsjubilea. Ik weet hoeveel tijd en inspanning dat kost. Vandaar dat ik, al in 2011 de stad liet weten dat het nog maar 9 jaar was tot 2020 en dat ze er goed aan deden vast eens te gaan nadenken over hoe ze zoiets zouden willen vieren. Om te helpen schreef ik een korte nota in begrijpelijk Nederlands met tips en ideeën. Ik werd lid van het Platform Stedelijke Herdenking, dat zich met zulke vieringen bezig houdt. In het kader daarvan organiseerde ik een presentatie voor de groep, enkele culturele organisatoren en de wethouder onder wie dit soort evenementen valt. Ik liet een kort animatiefilmpje zien van de Dordtse haven in ca 1250 om te tonen hoe een 3D weergave van de stad in die tijd zou kunnen worden (een still uit dat filmpje ziet u bovenaan  dit blog). Ik vertelde ook wat er nog meer zou kunnen. Iedereen enthousiast. Daar zouden ze wel wat mee kunnen.

Verklede Sliedrechters bij een van de spandoeken aan de grenzen van het dorp.

Vervolgens hoorde ik niets meer. Het waren de jaren waarin de voorbereidingen voor de verbouwing van het museum in het Hof plaats vonden. Ik werd, op eigen initiatief ingeschakeld bij het middeleeuwse gedeelte want men was vergeten dat je de begeleidende teksten bij middeleeuwse gebeurtenissen beter door een historicus kunt laten schrijven dan door iemand die van niks weet. Ook heb ik met Per Bos voor de 3D presentatie van de groei van Dordrecht tot 1421 in het museum gezorgd.  In 2013 heb ik de gemeente nog eens herinnerd aan de tijd die steeds korter werd, maar geen reactie. Ik ben, enigszins gefrustreerd, uit het Platform gestapt en heb me bezig gehouden met de viering van 950 jaar Sliedrecht. Die duurde van mei 2014 tot mei 2015 en was een groot succes; men praat er nog over en de toen geïntroduceerde en de door mij ontworpen nieuwe vlag van dat dorp wappert er nog regelmatig.

De nieuwe vlag werd op de weekmarkt aan de man gebracht.

In 2014 was er een initiatief van de Dordtse Academie, die zich bezig hield met de biografieën van beroemde Dordtenaren, om een biografie van Dordrecht te gaan maken. Dat wilde men aan 2020 ophangen omdat een 800 (of 1000) jaar oude stad best zo’n initiatief verdiende. De Akademie schrok echter nogal van de kosten die dat met zich mee zou brengen. Ik heb nog even in een historisch comité gezeten maar zag na een jaar vergaderen en het steeds afhouden van de gemeente mijn bijdrage niet meer zitten. Ik ben begin 2016 uit het overleg gestapt en met dit blog begonnen om de vroege en latere geschiedenis van Dordrecht beter voor het voetlicht te brengen. Ik zag het niet meer zitten om nog te wachten tot de gemeente wat zou gaan doen. Ze wilden trouwens de behandeling van de kosten voor het vieren van 1220-2020 over de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 ‘heentillen’.

In 2017 heb ik nog een nieuwe nota over 800 jaar stadsrecht gemaakt, maar er geen enkele sjoege op gehad. Pas in 2018 werd me door de stadsintendant gevraagd of ik hem bij wilde praten over mijn ideeén voor het jubileum. Dat hebben we toen gedaan en hij zat ijverig te schrijven, omdat hij aan de gemeente een voorstel moest doen voor 2020. Hij bleek nogal veel verkeerd begrepen te hebben en ik moest heel wat corrigeren. Uit eigen beweging heb ik toen een nieuw stuk geschreven over de historie van die gebeurtenissen: de oorzaken, de gebeurtenis en de gevolgen. Voorzien van plaatjes van hoe bijvoorbeeld graaf Willem en zijn vrouw Maria eruit hebben gezien. Ook schreef Dr. Eef Dijkhof een korte notitie over hoe een nieuwe studie van het stadsrecht uit zou kunnen vallen.

Boot uit het begin van de 13e eeuw.

Dat leverde een uitnodiging van wethouder en intendant op om te komen praten over mijn bijdrage aan de voorbereidingen. Het gesprek vond plaats op een koude januaridag in 2019 (!). Ik lichtte mijn verhaal over 1220 toe en we spraken af dat ik voorstellen en offertes zou doen voor bepaalde historische evenementen en acties in het kader van 800 jaar stadsrecht 1220. Er waren inmiddels ook diverse andere personen bezig met die voorbereidingen en in de gemeenteraad werd gepraat over wat het allemaal mocht gaan kosten. En toen werd de wethouder ziek en lag weken in het ziekenhuis, waarna hij maanden moest revalideren. Ik hoorde niets meer van mijn voorstellen. Die bleken later door een vervang-wethouder naar een paar gemeentelijke diensten doorgeschoven. Er moest weer veel vergaderd worden en ook hier werd er weer getild, over de zomervakantie heen, dus.

Pas in september  was er weer activiteit, zoals u hebt kunnen lezen in mijn blog uit die maand. Van mijn voorstellen kon, ook door de korte voorbereidingstijd, niets meer terecht komen. Het onderzoek naar het stadsrecht werd zelfs zonder me dat officieel mee te delen, gewoon getorpedeerd. Het plan om voor de scholen educatieve informatie te ontwikkelen heb ik teruggegeven aan de dienst die voor de Dordtse cultuur zorgt wegens te weinig voorbereidingstijd. Ik heb me ook teruggetrokken uit het enige dat nog over was van een ‘historisch’ evenement: een volksopera over de bruiloft van Willem en Maria, sinds daar ook motorclubs en draglines bij betrokken worden en het een Urban Community Show is gaan heten. Kortom: ik bemoei me nergens meer mee. Dan moeten ze het zelf maar weten.

Wat nu?

Ik had na mijn laatste serie blogs over Dordrecht en de gewetensvrijheid wel het een en ander aan reacties verwacht.  Herman van Duinen heeft inderdaad een aantal aanvullingen gegeven, die mooi aansloten bij de stof, er waren wat vragen over Vlaanderen en Limburg en Mr. Frank Visser was weer een illusie armer, maar dat was het wel. Het op één na laatste blog (7) had ik ook naar het college en de gemeenteraad van Dordrecht gestuurd en het laatste blog (8), naast die groep, ook naar alle medewerkers van het museum in het Hof. Uit de gemeenteraad kwam een complimenteuze mail van een fractievoorzitter en een uitnodiging voor een gesprek van een wethouder. Uit het museum kwam niks. Dus ik vond het allemaal nogal mager. En dat nadat ik best een pittig stuk kritiek heb geschreven. Met name kritiek op het museum…

ingang museum
Ingang van het museum in het Hof, links de studiezalen van het Regionaal Archief.

Nou heeft gebrek aan reacties me nooit belet om gewoon door te gaan met wat ik doe, maar ik vond het wel tekenend. Ik begrijp het ook wel. Want wat moet je als gemeente Dordrecht en museum in het Hof (ik weiger de officiële naam op te schrijven, want die is al net zo onhistorisch als een deel van de inhoud van het museum) met zulke kritiek? Ik heb natuurlijk wel het een en ander overhoop gehaald. Als Dordrecht Marketing kun je gemakkelijk op internet een slogan aanpassen, in het museum zijn opstellingen gemaakt, teksten geschreven en dingen vastgelegd die niet zo makkelijk of goedkoop aan te passen zijn. Toch hebben ze het aan zichzelf te wijten: hadden ze niet eerst een historicus naar hun teksten kunnen laten kijken?

fonkeling
Gezicht in de kelder, waar de middeleeuwse opstelling, de Fonkeling, zich bevindt. Rechts in de doorgang ziet u een glimp van heraldische wandkleden.

In 2013 werd ik door toenmalige directie en inrichters gevraagd om een plan in te dienen voor de tussenruimte in de kelder, waarin het middeleeuwse deel van de tentoonstelling (de Fonkeling) in de keldergewelven  overgaat naar de trap naar de begane grond. Men vond mijn ontwerp voor de zaal van het 14e eeuwse huis Te Merwe geschikt om er op die plek een indruk van te geven. En dat is ook gebeurd, maar wel aangepast. Ook heb ik de basisgegevens, zoals kaarten en afbeeldingen van gebouwen, voor de animatie van de groei van middeleeuws Dordrecht aangeleverd, die mijn vriend Per Bos in een zeer interessant filmpje heeft verwezenlijkt. Zeer de moeite waard om te bekijken. Omdat ik daar toch bezig was, heb ik me tegelijk bemoeid met de bijschriften van die middeleeuwse afdeling. Daar klopte namelijk het een en ander niet van. Het is inmiddels allemaal netjes rechtgetrokken. Zo kwam ik dus te weten dat er geen historici naar die teksten en bijschriften had gekeken. Dat is toch raar? Of heb ik dat mis?

overtuiging
De dormter van het klooster met de opstelling over godsdienst, de Overtuiging, waar zich ook de foutieve uitspraak over gewetensvrijheid als effect van de statenvergadering bevindt.

Uit de hieraan vooraf gaande blogs blijkt dan ook wat er met name bij het gedeelte over de Hollandse statenvergadering in 1572 verkeerd is gegaan. Dat had door het inschakelen van een historicus, die meer gespecialiseerd was in de periode dan ik, mooi vermeden kunnen worden. Niet dat hij of zij dat gemakkelijk had kunnen doen. In ieder geval sinds 1972, maar waarschijnlijk al veel eerder, is de rol van Dordrecht in het ontstaan van de Republiek en het van onze stad uit verspreiden van godsdienst- en gewetensvrijheid er hier behoorlijk ingesleten. Zoals ik heb proberen te bewijzen: ten onrechte. Herman van Duinen had nota bene al in 2013 deze ‘fictie’ aangekaart in het hier behoorlijk bekende internet tijdschrift Dordrecht Monumenteel. Er kwam geen enkele  reactie op. En toen stond nog lang niet vast wat er in de opstelling allemaal over 1572 gezegd zou worden. Aan de fictie werd dus klaarblijkelijk vastgehouden. Toen in 2015 het Hof museum officieel door de koning werd geopend, werd er ten overstaan van heel Nederland nog eens mooi weer gespeeld met deze, in mijn ogen, geschiedvervalsing. En kon iedereen het niet kloppende manifest ondertekenen. Ik heb me echt zitten verbijten en schaamde me rot.

madurodam
De zogenaamd historische inrichting in het ‘Hof’ in Madurodam. Zoek de fouten.

Aan de andere kant: ga er maar aanstaan. Dan heb je een mooi museum dat veel geld gekost heeft en dan blijkt dat je fabeltjes staat te vertellen. Hoe ga je daar mee om? Nog eens een hoop geld uitgeven aan een aanpassing van de zalen? Om maar niet te spreken over het overdoen van de film, die eigenlijk helemaal een historische aanfluiting is, al is het idee erachter (van deze tijd overgaan naar 1572) best goed gedaan.  En dan moet je je ook nog eens realiseren dat die hele vergadering waarschijnlijk helemaal niet gehouden is in de refter van het Augustijnenklooster, die al sinds mensenheugenis de Statenzaal wordt genoemd. Ik zou van minder wakker liggen. En dan moet Dordrecht Marketing aan de slag om de toeristische schade te beperken van mensen die zich belazerd voelen omdat ze vals voorgelicht zijn. Meneer Davides zal niet de eerste toerist zijn die deze foute informatie aan de goegemeente doorgeeft.  En dan heb ik het nog maar niet over die frutsel die in Madurodam is neergezet.

overstroming
Opstelling in het museum over de overstroming van de Elisabethsvloed in 1421.

Ik realiseer me wel degelijk dat ik het de gemeente Dordrecht niet makkelijk maak. Dat is jammer, maar het kan niet anders. Het is de taak van een historicus in te grijpen als de geschiedenis geweld aangedaan wordt: waar dan ook en door wie dan ook. Dat hoort bij het vak. Dat dat dikwijls niet leuk is om aan te horen, nemen we op de koop toe. Mijn docent historiografie aan de universiteit van Leiden, dr. Peer Vries, waarschuwde ons al dat historici niet populair zijn op verjaardagen en in de disco, want wij zijn die vervelende mensen die altijd zeggen: ja, maar… En dan komt er weer iets dat de leek verkeerd heeft begrepen. Of geleerd. Dat moet dan maar. Maar de gemeente Dordrecht moet hier ook echt wat mee, want als dit in bredere kring bekend wordt, zal onze mooie stad bekend staan als de risee van de Nederlandse geschiedenis. En dat zou zonde zijn.