Ik word er soms behoorlijk moedeloos van. In oktober en november 2016 heb ik in dit blog aangetoond dat hier volkomen verkeerd tegen de vergadering van de Staten van Holland die van 19 tot 23 juli 1572 in Dordrecht werd gehouden op verzoek van prins Willem van Oranje wordt aangekeken. Hij wordt hier de Eerste Vrije Staten Vergadering genoemd waar zo’n beetje ons vrije, tolerante Nederland ontstond zoals men maar blijft beweren. Niks eenheid, niks vrijheid, niks tolerantie: hij had gewoon dringend geld nodig om een inval in de zuidelijke Nederlanden te doen en wilde hier bepaalde zaken geregeld hebben als de hertog van Alva, die al in het zuiden huis hield, naar Holland zou komen. Hier, maar ook elders, hadden namelijk de meeste steden zich aangesloten bij een opstand tegen de koning, of eigenlijk: tegen zijn plaatsvervanger Alva. Hij zou dat gedrag flink komen afstraffen, daar kon je donder op zeggen. Dat gebeurde dan ook (Mechelen, Zutphen, Naarden, Haarlem), tot de steden zich één voor één vrij gingen vechten (Alkmaar, Leiden). Er was dus geen sprake van dat Nederland (welk begrip nog lang niet bestond) zich in 1572 als zelfstandig land ging profileren. Dat duurde nog minstens 350 jaar.
Één van de laatste punten uit de notulen van die vergadering was dat men het katholiek gebleven deel van de bevolking (en dat was een heel groot deel…) niet lastig mocht vallen en hen niet mocht storen in het uitoefenen van hun religie. Ze moesten getolereerd worden, tenzij ze natuurlijk met de Spanjaarden zouden gaan heulen tegen de protestanten. Een echte beslissing hierover kon nog niet genomen worden; dat kon alleen de Staten Generaal, het vertegenwoordigingsorgaan van alle provincies. Het was dus niet meer dan een punt van aandacht; er werd niks geregeld. Hoewel dat later wel is geprobeerd (in Utrecht, Atrecht en Gent) is er nooit wat van terecht gekomen, want de Calvinistische dominees die het in de Republiek (die na 1581 zou ontstaan), maar met name in Holland en Zeeland voor het zeggen hadden, wilden de katholieken gewoon verbieden. Hoezo godsdienstvrijheid? Een samenvatting van de 7 blogs over dit ontwerp vindt u hier.
Toch wordt in het museum in het Hof dit allemaal onder de noemer van het ontstaan van ons land en van onze spreekwoordelijke vrijheid van meningsuiting beweerd. Sinds Koningsdag 2015 wordt er dan ook jaarlijks aandacht aan besteed, zoöok in 2019.
Zo kondigde ook bioscoop The Movies het aan:
Dordrecht viert en herdenkt 19 juli 1572 (moet waarschijnlijk 2019 zijn), de eerste Vrije Statenvergadering. Dit cruciale moment in onze geschiedenis vond plaats in onze stad. Willem van Oranje smeedde eenheid in de vrijheidsstrijd tegen de Spaanse bezetter en hij liet godsdienstvrijheid vast leggen.
Ik heb in mijn blog ook aangetoond dat dit niet de eerste ‘vrije’
statenvergadering was; de Staten van Holland waren al eerder in de eeuw
samengekomen zonder dat de vorst of zijn stadhouder hen daarvoor op had
geroepen. Op eigen houtje dus; omdat ze dat nodig vonden. Zoöok nu. Bovendien
had Willem van Oranje, als stadhouder, het recht om hen op te roepen tot een
vergadering. De koning had hem wel afgezet en iemand anders aangesteld, maar
dat had hij niet zonder overleg met de Staten mogen doen. De afzetting was dus niet
geldig en de vergadering bevestigde dan ook dat hij nog steeds stadhouder was.
Willem ‘smeedde’ dus geen eenheid. Hij probeerde alleen via
zijn vertegenwoordiger Philips van Marnix geld voor zijn veldtocht te regelen,
en snel, want hij stond al klaar aan de grens bij Roermond met een leger
huurlingen dat betaald moest worden. Bovendien moest ook de landsverdediging
geregeld en betaald worden en daar deed hij voorstellen voor. O.a. werd de
wrede geus Lumey aangesteld als militair aanvoerder of generaal. Maar dat alles
betekende niet dat er nu eenheid ontstond in Holland en aangrenzende gebieden;
daarvoor waren al die steden te zelfstandig. Het was al heel wat dat de steden
die geen Spaanse bezetting hadden vertegenwoordigers naar Dordrecht stuurden.
Ze realiseerden zich blijkbaar wel dat er een gezamenlijk optreden en
financieren nodig was (want dat geld kwam er en de rest werd beloofd), maar het
was bepaald niet zo dat ze nu zichzelf gingen besturen. De koning van Spanje was
altijd nog de hoogste baas, maar zijn
wrede vertegenwoordiger werd niet langer getolereerd. Om zich dat te realiseren
hadden ze de prins van Oranje niet nodig.
Uit het blog en mijn samenvatting blijkt dus ook dat die godsdienstvrijheid niet werd ‘vastgelegd’. Willem van Oranje probeerde alleen maar te voorkomen dat katholieken en protestanten elkaar zouden bestrijden en hoopte, als de problemen achter de rug zouden zijn, dat de Staten Generaal een wettelijk onderbouwde tolerantie voor elkaars godsdienst zou kunnen regelen. Het is er niet van gekomen. Pas de grondwet van de Bataafse Republiek, de Staatsregeling van 1798, zou er een begin mee maken en natuurlijk is het in de Grondwet van 1848 definitief geregeld.
Dordrecht staat zich echter nog steeds voor als de stad waar het allemaal gebeurde en dat wordt breed uitgemeten in het museum in het Hof. Dat is dus onterecht: in Dordrecht ontstond geen nieuwe staat, werden de steden en provincies niet vereend in hun strijd tegen de ‘Spanjaarden’ en ging niet de vrijheid van godsdienst, laat staan die van meningsuiting, van start. Er is dus niks te vieren. Doe je dat wel dan ben je met geschiedvervalsing bezig. Of je gebruikt tenminste de verkeerde argumenten om een feestje te bouwen.
Ik had dat gemist. Dat komt omdat ik geen Dordtse kranten lees en zeker het AD niet. Maar vorig jaar januari 2016 werd al door kunsten-directeur Peter Schoon aangekondigd dat er in Dordrecht een standbeeld van Willem van Oranje zou komen. Ik werd er, eerlijk gezegd, pas vandaag (25.7.2017) op attent gemaakt, toen een Facebook-vriend mijn blog tipte als interessant leesvoer voor Kees Thies. Kees had als columnist in AD namelijk aandacht besteed aan de bekendmaking door onze museumdirecteur dat het beeld op het Statenplein, vlak bij de Hofstraat, zou komen. Het zou inderdaad niet gek zijn als die lelijke kopse achterkant van de Berckepoort (zie hierboven) wat opgefleurd zou worden. Maar waarom Willem van Oranje?
Het is niet zo dat hij hier de deur platliep toen hij nog leefde. Ik heb nog eens de vormgeving gedaan van het nummer van het Dordtse archiefblad Kwartaal & Teken dat aan de officiële ontvangsten van de Habsburgse vorsten en die van Willem van Oranje gewijd was. Dat was in 1984. De archivaris, Theunis Jensma, had daarvoor de archieven doorgevlooid om te zien hoe dat gegaan was en hoeveel de stad eraan kwijt was geweest. Hij kwam tot de conclusie dat Willem, met gezin en gevolg, hier in 1562 en 1565 een nachtje had geslapen. Pas in 1573 en 1574 kwam hij weer even langs, door schutters ingehaald, etend op kosten van de stad en logerend bij Matthijs Berck in de Berckepoort. In 1577 kwam hij met zijn gezin weer bij Berck logeren en liet gedurende dit verblijf zijn dochtertje Elizabeth dopen in de Grote Kerk. In 1579 was hij hier even met aartshertog Matthias van Oostenrijk. Steeds kreeg hij een maaltijd aangeboden van de stad en maakten zijn familie en gevolg af en toe tripjes in de omgeving (nee, niet naar Kinderdijk). Maar dat was het. Jensma zegt het zo: “Voor een deel zullen het beleefdheids- en gelegenheidsbezoeken zijn geweest, maar ook dan nog – zelfs onder de (eerste) gangen van een copieuze maaltijd – zullen de onderwerpen van gesprek een grotere draagwijdte hebben gehad dan de Dubbeldamse eendekooien.”
Iedereen weet inmiddels dat de prins naar die vermaarde statenvergadering in 1572 zijn rechterhand Philips van Marnix had afgevaardigd. Hij had dan wel zijn agenda meegestuurd, maar het waren de staten die de beslissing namen dat ze hem geld zouden sturen, verdedigingsmaatregelen zouden nemen en die Lumey, op zijn aandringen, aanstelden als verzetsleider. Die hele vergadering was eigenlijk een kruising tussen een bijeenkomst van een crisiscomité en een krijgsraad in tijd van (dreigende) oorlog. En dat hij in Dordrecht werd gehouden was nogal toevallig, want Gouda was de eerste keus geweest. Dus die connectie met Oranje was duidelijk gebaseerd op het feit dat hij, en andere politieke figuren, niet om Dordrecht als eerste stad van Holland heen konden. Maar om nou te zeggen dat de Oranjes hier erg populair waren is behoorlijk overdreven. Zeker niet toen de pastoors, monniken en nonnen uit de stad gegooid werden en de kerken werden ontdaan van hun santenkraam. Natuurlijk was de magistraat goed-calvinistisch, maar het volk was dat bepaald nog niet.
En nu krijgt de man in onze stad een standbeeld. De stad van de De Witten, die met medeweten van zijn achterkleinzoon prins Willem III in 1672 werden vermoord, zoals Kees Thies dat, in navolging van collega historicus Kees Klok, wat onhandig in herinnering bracht. Waarom?
Als u de eerste berichten over dit plan goed leest, moet het u opvallen dat er sprake is van de Prins Willem de Eerste Herinneringsstichting, met wie al sinds 2012 contact was. De naam zegt het al, maar wat is dat voor een stichting? Na wat zoeken blijkt het een in 1999 opgerichte club te zijn die het geld beheert van ene Edgar Nordlohne, die in dat jaar overleed. Nordlohne was voorlichter en raadgever van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (nu Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) nadat hij ook nog journalist en redacteur van het NRC was geweest. Hij was econoom, een prominent VVD lid en oud-voorzitter van de JOVD. In zijn testament stelde hij de helft van zijn vermogen beschikbaar om er beelden van zijn held mee op te richten op de plaatsen die hij belangrijk had gemaakt. In de statuten staat het: ‘…het oprichten en onderhouden van gedenktekens die herinneren aan Willem de Eerste…’ (…) ‘…door het aanbrengen, plaatsen enzovoorts van smaakvolle, kunstzinnig verantwoorde afbeeldingen waar in ieder geval het gelaat van Willem de Eerste op voorkomt.’
De reden waarom hij dat wilde was onduidelijk, maar het had wat te maken met het feit dat hij de verdraagzaamheid van de Zwijger bewonderde. Een Vlaamse journalist schreef: “Waar zijn liefde voor Willem de Zwijger vandaan komt is een raadsel. Als geboren Pool is dit zeker geen vanzelfsprekendheid. Toen hij in 1999 kinderloos stierf was de verassing voor zijn familie dan ook groot.” Het bleek dat hij het tijdens zijn leven al vreemd vond dat er van Willem van Oranje zo weinig openbare herinneringen te vinden waren. Er waren” twee standbeelden in Den Haag, één in Curaçao, het praalgraf in Delft en een belachelijk standbeeld in Wiesbaden.”
Oorspronkelijk was VVD coryfee Henk Vonhoff voorzitter van de stichting, maar tegenwoordig is het professor Coen Tamse (1937), een historicus die zich in het verleden van de Oranjes in de 19e eeuw heeft gespecialiseerd. Op internet zijn er met wat zoeken van zijn hand de nodige redenen te vinden om de prins verder de hoogte in te steken. Inmiddels zijn er de nodige beelden afgeleverd. Nordlohne begon zelf met het aanbieden van een borstbeeld voor het kasteel van Vianden in Luxemburg (1989), één van Willems bezittingen. Na zijn dood werden beelden en wandplaquettes geplaatst bij de Wilhelmsturm in Dillenburg (zijn geboorteplaats, 2000), Delft (2003), Leiden (Academiegebouw, 2009), Middelburg (2012), Breda (KMA 2014), Antwerpen (2014) en Parijs (2015). En nu zijn wij aan de beurt. Maar ik vraag nogmaals: waarom? In al die andere plaatsen heeft de prins gewoond of iets belangrijks gedaan, maar in Dordrecht niet.
Gek genoeg ging me bij het onderzoek naar de hierboven opgeschreven gegevens een lichtje op. Ik schreef al dat bleek dat men sinds 2012 bezig was met een beeld. Dat was nog voor bekend was wat er in het museum in het Hof zou komen. Dat weet ik omdat ik er toen al bij betrokken was en me vooral bezighield met het middeleeuwse gedeelte. Sinds de opening en vooral sinds die Koningsdag van 2015 vroeg ik me steeds meer af: waarom zoveel nadruk op die statenvergadering en het belang van Dordrecht als bakermat van de natie? Wat moest er bewezen worden? Waarom werd er, sinds 2013 (het artikel van Herman van Duinen in Dordrecht Monumenteel), zo geringschattend gedaan over de feiten die historici, zoals Herman en ik, aandroegen om die gebeurtenis te nuanceren? Waarom werden sommige zaken, zoals het artikel van Van Duinen, gewoon dood gezwegen? Waarom werd er op de vergadering die ik met zekere verantwoordelijken had gezegd: we zijn het niet met je eens en we gaan gewoon door? Of woorden van gelijke strekking.
Ik ben niet iemand van complot-theorieën. Ik ben historicus en houd me bezig met verifieerbare feiten en logische conclusies. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat wat hier is gebeurd en nog gebeurt wel heel veel lijkt op het warm maken van de bevolking voor een indrukwekkende ode aan de Oranje-Nassaus en hun rol in het ontstaan van Nederland. Voor de in Dordrecht in 1572 plaatsvonden gebeurtenissen wordt een rookgordijn van slogans en kreten opgetrokken, zodat het gebrek aan historische onderbouwing aan het gezicht wordt onttrokken. Dat gebeurt waarschijnlijk vooral om te verbergen dat die hele vergadering niet veel bijzonders was. Dat hij, behalve dat hij veel weggegooid geld opleverde, echt geen zoden aan de dijk zette in het begin van de oorlog met Spanje. En die zeker niet het begin was van onze bekende tolerantie ten opzichte van andersdenkenden. Laat staan dat hier Nederland begon, ondanks dat het museum, dat zo’n beetje om deze gebeurtenis is gedrapeerd, dat in zijn naam suggereert.
Straks zitten we in de stad van Jan en Kees de Witt met een standbeeld van de Zwijger opgescheept. De man die hier in de 16e eeuw een paar keer heeft gegeten, overnacht en een kerkdienst of wat heeft bijgewoond. Wat wordt de volgende plaats waar een beeld wordt neergeplempt? Moerdijk, omdat ze daar het Hollands Diep moesten overvaren? Rotterdam omdat je daar onderweg naar Den Haag ook soms moest overnachten? Ik noem maar wat.
Het enige positieve van dat beeld wordt, gezien de al geplaatste exemplaren, dat het geen Aelbert Cuyp, Fruitbaasje van Tiel, zal worden. Ze zijn allemaal, stuk voor stuk, zeer traditioneel van uiterlijk (al heeft het Antwerpse beeld wat moderne trekjes). Het zijn, eerlijk gezegd, nogal duffe beelden. Ik zie, gezien de samenstelling van het comité der belanghebbenden, behoudende types van VVD huize, geen gedurfd kunstwerk op de hoek Statenplein-Hofstraat verschijnen. Of Peter Schoon moet hier wat moderners hebben kunnen eisen.
Dit laatste en langste blog van de serie is vooral een samenvatting van de eerdere blogs, maar ook een uitleg waarom die EVS nodig was en wat er besloten werd. En waarom Dordrecht pronkt met veren die niet eens bestaan. We moeten daarom maar eens stoppen met het de ‘eerste vrije’ statenvergadering te noemen.
Na het mislukken van een aanval op de legers van Alva die de 17 provincies hadden bezet in 1568, trokken Willem van Oranje, als aanvoerder van die aanval, en zijn broer Lodewijk zich terug. De strijd tegen de Spaanse overheersing ging ondergronds echter door. De anti-Spaanse propaganda werd een tandje hoger gezet, de geuzen, te water en te land, voerden een guerilla-oorlog tegen katholieke geestelijken en magistraten en de prins probeerde vanuit Duitsland een nieuw leger op de been te brengen. Het probleem was dat hij failliet was en zonder geld kon hij niets uitrichten. Vandaar dat hij al snel begon de steden en edelen van de Lage Landen te bewerken om hem geld te sturen.
Vooral toen de vervolgingen van protestanten erger werden, de inkwartieringen van Spaanse soldaten begonnen te drukken en zeker nadat Alva nieuwe belastingen had bevolen, waaronder de tiende penning op de verkoop van roerend goed (een soort BTW), werd het verzet steeds heviger. Hugo de Groot, die van de boekenkist, zou later zeggen:
Het Hollandse volk keek onbewogen toe hoe zijn burgers werden verbrand, zijn edelen onthoofd en zijn privileges en costumen verkracht, maar stond op toen iemand een aanslag op zijn beurs deed (uit De Graaf, Oorlog, mijn arme schapen, p. 158).
Er kwam, zoals men zegt, steeds meer draagvlak voor een een opstand tegen de Spaanse bezetting en die zou op 1 april 1572 met de inname van Brielle van start gaan.
Inmiddels was de prins van Oranje dus naarstig bezig geld in te zamelen. Tientallen van zijn bodes, dikwijls halve spionnen, reden door de Nederlanden, Duitsland en Frankrijk (waar de Hugenoten op zijn hand waren) en bedelden bij edelen en steden om geld. Tussen 1570 en 1572 zijn dan ook honderden bedragen, van een paar honderd tot duizenden guldens, marken en ponden naar de Dillenburg vervoerd. Hiermee kon hij een begin maken met het ronselen van huurtroepen. In april was hij echter nog lang niet zover. Vandaar dat de inname van Brielle en de daaropvolgende golf steden die naar hem overliepen zo’n verrassing was. Hij kreeg hoop op een volksbeweging die hem in staat zou stellen een inval te doen. Evenals broer Lodewijk die dat met hulp van Franse Hugenoten zou doen en zijn zwager Willem van den Bergh die Oost-Nederland zou binnenvallen.
Het bedelen om geld werd nog verder opgevoerd in mei en juni. Toen stadhouder Bossu de Staten van Holland, waar de opstand het verst reikte, voor 15 juli bij elkaar riep in Den Haag, konden ze niet meer terug. Ze moesten zelf een beslissing nemen. Al of niet onder invloed van de prins besloten ze op eigen houtje bij elkaar te komen, dat was per slot van rekening eerder gebeurd. De situatie was zo ernstig dat deze nood wetten brak. Te meer omdat ze konden verwachten dat Alva, die in het zuiden bezig was, het er niet bij zou laten zitten nu ze zo opvallend in opstand waren gekomen. Er moest voor een landsverdediging gezorgd worden en daar was geld voor nodig. Er moesten wettige besluiten worden genomen over hoe alles geregeld moest worden: dat was immers hun taak? Gouda, de eerste keus (de archieven van de Staten werden er bewaard), verwees naar Dordrecht als eerste stad van Holland en die begon op 3 juli de vergadering te organiseren.
Willem van Oranje was op de hoogte van de toekomstige vergadering en stuurde mensen met instructies naar Holland (7 juli) en later, toen de datum bekend was, op 13 juli zijn vriend Filips van Marnix, met een nieuwe en uitgebreidere instructie. Daaruit blijkt dat het de prins menens was, maar dan wilde hij wel dat iedereen hem officieel [tussen 1 april en 15 juli hadden 15 Hollandse steden individueel al voor hem gekozen] erkende als de wettige stadhouder van Holland (en Zeeland, Utrecht en Friesland), wat hij voor 1568 ook geweest was. Er was nooit overleg geweest met de Staten om hem af te zetten en daarom zat Bossu volkomen rechteloos op zijn plek. Niet overleggen met de Staten ging volledig in tegen de beloften die de, toen toekomstige, koning Filips II in 1549-50 had gedaan. Alva trok zich ook niets aan van de privileges van de Staten Generaal en de diverse steden en handelde ook bij het verbranden van ketters, het onderdrukken van steden en dorpen en het invoeren van belastingen zonder enig overleg. Dat tegen de beloften van de koning ingaan was in de instructie ook de belangrijkste reden om het tirannieke bewind van de hertog en zijn troepen af te keuren en ertegen in opstand te komen.
Er staat ook in de instructie wat er aan praktische zaken geregeld en betaald moesten worden, maar vooral vroeg hij om veel geld voor zijn leger. En dat moest snel bij hem gebracht worden. Bovendien moest men beloven dat er ook voor de komende drie maanden het nodige aan soldij voor de troepen zou komen, want anders zou hij ze niet in de hand kunnen houden. Ondanks dat er dan een generaal in Holland zou zijn, die als zijn vervanger zou fungeren: Lumey. Of die ook gelijk maar geïnstalleerd zou kunnen worden.
De in Dordrecht bij elkaar gekomen ‘gedeputeerden’ uit de adel en de steden erkenden dat de prins nog steeds hun stadhouder was en keurden een bedrag goed van 100.000 kronen ineens en de belofte van nog eens 500.000 wat maanden later. Hiervoor zou kerk- en kloosterzilver en –goud niet ontzien worden, maar ook rijke kooplieden en de steden zelf zouden diep in de beurs moeten tasten. Lumey werd inderdaad tot militair gouverneur van Holland benoemd. Hij kreeg wel een commissie naast zich die erop zou letten dat hij die taak naar behoren zou uitvoeren. Verder werden maatregelen genomen om de verdediging van het land op orde te brengen. De kosten daarvoor zouden uit de gewone belastingen betaald worden. Verder zou contact opgenomen worden met de Staten van de andere provincies om tot een gezamenlijke aanpak tegen Alva te komen.
Als laatste melden de notulen dat de prins graag zag dat de vrijheid van godsdienst gehandhaafd zou worden, maar dat daar pas door de Staten Generaal echt over beslist zou kunnen worden. Dat is het.
Het leger van de prins liep in september echter vast in Henegouwen, zijn broer moest de hulp van de Franse Hugenoten ontberen omdat hun leiders op één bloederige nacht in augustus uitgemoord werden en de zoon van Alva, Don Fadrique, moordde tussen oktober en december de steden Mechelen, Zutphen en Naarden uit als vergelding voor de opstand. Haarlem werd sinds december belegerd en viel in juli 1573. Voor Alkmaar, dat vanaf augustus van dat jaar belegerd werd, begon 8 oktober de victorie. Ook mislukte het beleg van Leiden: op 3 oktober 1574 werd de stad ontzet. Holland was voor een groot deel bevrijd van de Spanjaarden, maar overal om hen heen was het oorlog. Die zou nog, met een onderbreking van 12 jaar, duren tot 1648.
In Dordrecht werd tussen 19 en 23 juli dus geen nieuwe staat gesticht. Er werd zelfs geen begin mee gemaakt. Een aanzet tot een democratisch systeem in Nederland was het al helemaal niet. Het was de voorbereiding op een oorlog, de erkenning van de prins als stadhouder van Holland en een belofte van het geven van heel veel geld voor een militaire actie die gedoemd bleek te mislukken. Er was zelfs geen sprake van het verlaten van het Habsburgse rijk. Pas in 1581 zegde men de gehoorzaamheid aan koning Filips II op, iets dat men in 1572 echt nog niet aan had zien komen. En hoewel Willem van Oranje graag had gezien dat iedereen de godsdienstoefeningen kon volgen die hij wilde, torpedeerde de fanatiekere protestanten die goede intentie nog voor de EVS goed en wel was begonnen.
Daarna ging men daar onverdroten mee door. Zelfs een door een deel van de Generale Staten in 1579 genomen besluit om andersgelovigen niet te hinderen en vervolgen bleek in de praktijk niet te lukken. Godsdienstvrijheid is de vrijheid om ongehinderd deel te nemen aan een openbare kerkelijke bijeenkomst: dat zagen de protestanten, met name de strenge Calvinisten, niet zitten. Religievrede is het in alle vrede naast elkaar tolereren van verschillende godsdiensten, iets dat minder fanatieke mensen nastreefden, maar dat in de praktijk ook onmogelijk bleek. Gewetensvrijheid is de vrijheid van iedereen om te geloven dat wat hij/zij wil: daar was Willem van Oranje een groot voorstander van. Hij geloofde niet dat een koning over het geweten van zijn onderdanen kon heersen. Koning Filips geloofde dat wel. Hij stuurde Alva en een enorm leger om dat af te dwingen. Hoewel er toen en later genoeg mensen in de Nederlanden waren die vóór gewetensvrijheid waren, heeft het nog honderden jaren geduurd voor dat in de grondwet kon worden vastgelegd.
Vrijheid van religie en godsdienst zijn door de EVS van 1572 niet in de Nederlanden ingevoerd. Het was een vergadering van maar één van de 17 provincies en de deelnemers hadden niet eens de bevoegdheden om dat te kunnen doordrijven. En net zoals een koning niet over het geweten van zijn onderdanen kan heersen, kunnen edelen en stadsbestuurders dat niet voor hun boeren en burgers. In Dordrecht is dus in 1572 niet zoiets als gewetensvrijheid voor de Nederlanders begonnen. Dat heeft de grondwet van 1848 pas geregeld. Dus als het museum in het Hof schrijft:
Ieder mens heeft gewetensvrijheid, is vrij om te geloven wat hij wil. Dat is een van de uitkomsten van de Eerste Vrije Statenvergadering.
dan is dat een foute bewering. Sterker nog: het is geschiedvervalsing. De EVS heeft niet eens de bedoeling gehad zoiets in te voeren, er waren andere zaken die geregeld moesten worden.
Het bijeenroepen van de Statenvergadering was misschien een rebelse daad, omdat het in het kader van een opstand tegen een uiting van het koninklijke gezag was. De Staten zagen de prins van Oranje echter nog steeds als hun wettige stadhouder en ze wisten dat hij bezig was om hen te helpen, dus vergaderen was verantwoord. Bovendien waren ze al meerdere keren eerder zonder opdracht van landvoogd of stadhouder bij elkaar gekomen. Het was dus geen ‘eerste vrije’ statenvergadering, maar een noodzakelijk gebeuren om orde op zaken te stellen. Laten we voortaan dus dat ‘eerste’ en ‘vrije’ maar weglaten, zoals in andere steden, als Delft, ook gebeurt en zoals historici dat doen, die ‘vrije’ al jaren tussen aanhalingstekens zetten. Het is gewoon de statenvergadering van juli 1572 in Dordrecht, Rotterdam en Delft, meer niet. En dan zonder hoofdletters.
Collega Van Duinen schreef in de samenvatting van zijn artikel uit 2013 dat de prins ook nog godsdienstvrijheid ‘gelastte’. Dat idee was al heel lang in de hoofden van de Dordtse cultuurbobo’s aanwezig en wordt nog steeds, zoals u in deel 1 van dit blog hebt kunnen lezen, breed uitgedragen. Gelastte Willem van Oranje dat echt? In de instructie die Marnix mee kreeg wordt helemaal niet gesproken over godsdienstvrijheid. In artikel 24, het allerlaatste, staat alleen:
Sal oick met hen verhandelen hoe men op het alderbeste ende bequaemste sal moegen met den geestelickheyt ende anderen, dye sich van deze zaecke openbaer vianden vercleert hebben, sal moegen handelen, soo wel aengaende hare goederen als de personen.
Er moest op de Statenvergadering dus ook over gesproken worden over hoe men met (katholieke) geestelijken en anderen die zich openlijk vijandig gedroegen moest (onder)handelen over zowel hun goederen als hun persoon. Met andere woorden: in beslagname of niet van hun goederen en het gevangen zetten of vrij laten van henzelf. Dat duidt niet echt op een van tevoren geplande vrijheid van godsdienst voor iedereen, zeker niet als de katholieken zich vijandig zouden gedragen. Er moest gewoon nog over nagedacht en gepraat worden.
In de notulen van de Statenvergadering komt echter wél een tekst voor die Marnix van de prins aan de Hollanders moest overbrengen. Die staat bijna aan het eind ervan, als het over de tweede vergaderdag gaat. Hij komt ná een voorstel om aan Denemarken te schrijven dat ze beter niet met Amsterdam, dat de koning trouw was gebleven, handel moesten drijven, maar daarvoor beter naar de Westfriese steden of Rotterdam konden varen. En hij staat vóór een besluit over de kosten voor de verdediging van het land, zoals de bevrijding van de rivieren en wegen, het onderhoud van kastelen en forten en de onkosten voor het onderhoud van soldaten etc. die al gedaan zijn en nog gedaan zullen worden door de steden en het platteland van Holland zullen worden gedragen uit de contributie (belastingen) zoals daarna zou worden geregeld. De tekst lijkt er een beetje tussen gefrommeld, zo van: oh, ja, er was ook nog iets over godsdienstvrijheid… Zo ging het natuurlijk niet, maar het komt over alsof de prins mondeling heeft opgedragen ook daar nog wat over te zeggen.
Letterlijk staat er:
Voerts heeft de voorsz. heere gecommitteerde (Marnix) verclaert d’intentie van zyne V.G. (de prins) te wesen dat gehouden zal worden vryheyt der religien zoe wel der gereformeerde als der roemsche religie, en(de) dat een yegelick Inden zynen Int openbaer en(de) in eenige kercken ofte capellen (zoodat gevouchelicste byde overicheyt zal geord(ineert) worden) zal gebruycken vrye exercitie der zelver zonder dat daer Inne yemant Empeschement hinder ofte moeyenisse gedaen zal worden. Ende dat de geestel(icke) personen in haeren staet en(de) onbecommert blyven zullen. Ten ware zyl(uyden) hem verthoenden vianden ofte hem mishandelden tegens tgundt voersz. is. Ende dit al ter tyt en wyle dat by advys van(de) gemeen generalen staten der lande van herwaerts overe anders zal zyn geord(eyt), welcker zyner V.G. intentie voersz. gedeputeerden in als hem geconfromeert hebben.
Bovenaan deze pagina kunt u de letterlijke tekst uit de notulen zien. De prins liet dus via Marnix weten dat (als hij inderdaad weer wordt erkend als stadhouder van Holland, etc.) het de bedoeling was dat er vrijheid van godsdienst zou heersen voor zowel protestanten als katholieken. Iedereen zou die in het openbaar of in kerken of kapellen ongehinderd mogen belijden, al moest dat besluit nog wel door de overheid vastgesteld worden. Geestelijken zouden hun werk ook ongehinderd moeten kunnen doen. Maar als men zich vijandig opstelde en iemand mishandelde, zou dat ingaan dat tegen het nog vast te stellen advies van de Staten Generaal (dus die van alle provincies, inclusief de zuidelijke)van deze landen. Dat laatste was dus een iets uitgebreidere versie van artikel 24 uit de Instructie van Marnix. Het punt van vrijheid om je eigen religie te belijden was nieuw.
De gedeputeerden (steden en adel op de vergadering) hebben daarin toegestemd. Met andere woorden: het gebod was er nog niet, maar als het vastgelegd zou worden door alle provincies, en dus niet alleen Holland, dan zou die godsdienstvrijheid ingevoerd worden. En dan zouden er sancties op overtredingen ervan komen te staan. Het was dus nog lang niet zover en het zou ook nooit zover komen. In de Unie van Utrecht in 1579, die door Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre (maar gedeeltelijk onwettig), Friesland, Groningen en ommelanden en enkele Vlaamse en Brabantse steden ondertekend werd, staat een artikel over godsdienstvrijheid. Het luidt:
…dat men niemandt ter cause van de Religie sal moghen achterhalen ofte ondersoecken.
Oftewel: dat men niemand mag vervolgen vanwege zijn religieuze opvattingen.
In de praktijk kwam het erop neer dat de protestantse de officiële kerk werd en dat de katholieken gedoogd werden. Bovendien werden ze zo’n beetje als tweederangs burgers behandeld en zaten overheidsbanen er niet voor ze in En zo bleef het tot 1798 toen in de grondwet van de Bataafse Republiek inderdaad een artikel over godsdienstvrijheid opgenomen werd.
Het was dus een persoonlijk verzoek van de prins aan de Staten van Holland om dat artikel, met alle andere maatregelen, ook op de agenda te zetten als er een algemene Statenvergadering zou komen. Duidelijk geen bevel. Het was voor de gedeputeerden ook makkelijk met die intentie in te stemmen, want het echte besluit zou pas (veel) later genomen worden. De vergadering ging over geld om oorlog te kunnen voeren. Wat er dan met goedbedoelde intenties kan gebeuren is maar al te bekend.
Ik ga verder met de behandeling van punten die uit de zogenaamde eerste vrije statenvergadering zouden zijn gekomen. In het museum in het Hof te Dordrecht kun je op een film zien hoe men dacht dat het er toen aan toeging. Zie hierboven.
Bij punten 2 en 3 uit de in het vorige blog gepubliceerde samenvatting van het artikel van Herman van Duinen kunnen nog wel kanttekeningen geplaatst worden. Het gaat dus om:
2 De statenvergadering van 1572 werd op last van Willem van Oranje samengeroepen.
3 Hoewel de prins godsdienstvrijheid gelastte werd die niet ingevoerd.
Daarvoor moet je naar de bronnen, want wat hier staat zou daarop gebaseerd moeten zijn. De belangrijkste zijn natuurlijk de instructie die Filips van Marnix, heer van Sint Aldegonde, van Willem van Oranje meekreeg voor de statenvergadering en de notulen van diezelfde vergadering. Gelukkig zijn beide bewaard gebleven: de eerste in kopie en de tweede in het Nationaal Archief. De instructie staat in moderne tekstletter gewoon op internet.
Voor de notulen moet je wat meer moeite doen, al staan de scans van de originelen in de databank van het Nationaal Archief (doorklikken voor de scans). Alleen is het zestiende-eeuwse schrift voor een leek moeilijk te lezen.
Gelukkig bestaat daar ook een versie van in moderne tekstletter, maar daarvoor moest ik wel naar het regionaal archief in Dordrecht. Omdat ik nou wel eens wilde weten wat er nou eigenlijk in stond heb ik die transcriptie (letterlijk weergave van de tekst) opgevraagd en laten kopiëren. Beide bronnen vergelijken is dan bijzonder verhelderend.
De genoemde instructie is door de prins zelf aan zijn secretaris, Nicolaes Bruyninck, gedicteerd en ook door hemzelf ondertekend. Dat wordt in ieder geval op de bewaarde kopie, misschien uit het eigen archief van de prins, geschreven. We mogen ervan uitgaan dat het een betrouwbare bron is. Dat wordt gedeeltelijk bevestigd door de notulen van de EVS die melden dat de artikelen van de instructie op de tweede vergaderdag (20 juli) aan de orde komen. Het zou verder wel heel cynisch zijn om aan echtheid van de notulen te twijfelen; ze zien eruit of ze ter plekke, of in ieder geval kort erna, uit de originele notities zijn samengesteld.
Kwam die EVS echt op last van de prins bij elkaar? Dat is de vraag. De instructie bestaat uit 24 artikelen die Marnix aan de Staten moest overbrengen. In het eerste staat letterlijk:
In den eersten: nademael de staten ende gecommitteerde der omliggende steden in de stadt van Dordrecht tegen den XVden des maents July bescheyden ende verschreven voirgenomen hebben te verhandelen van de gemeyne regeringe des Landts, soo sal de voergen(oemde). gecommitteerde (dit is Filips van Marnix) van weegen zijne V.G. (Vorstelijke Genade: beleefdheidstitel voor een prins) bij hem aenhouden, dat zij eensamer ende gelijcker handt besluyten te bekennen sijne V.G. voer den generalen gouverneur ende lieutenant des Conincx, over Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt ende Sticht van Vuytrecht alzoo hij te voeren geweest, ende daer toe van de Co. Mat. (Conincklijcke Maiesteyt: de koning) wettelijck ende behoerlijck is gecommitteert geweest, sonder dat naederhandt eenyge wettelijcke ende der costumen ende rechten des landts gelijckformighe afstellinge oft veranderinge sy naegevolght.
Hier staat duidelijk dat de Staten van Holland (dat zijn de steden en de adel, die het platteland vertegenwoordigen, als belangrijkste grondbezitters daar) zich hebben voorgenomen op 15 juli 1572 te Dordrecht bij elkaar te komen. De prins heeft het er niet over dat hij ze dat heeft opgedragen. “Op last van Willem van Oranje” lijkt dus niet te kloppen.
Er blijkt ook uit dat hij wel degelijk dacht dat recht te hebben, want hij vraagt in dat eerste artikel dat de Staten hem als stadhouder (letterlijk koninklijk vertegenwoordiger en legeraanvoerder), dat hij sinds 1559 was geweest, erkennen. De koning had hem zelf als zodanig aangesteld en hij was sindsdien nooit wettelijk ontslagen uit die functies, al had hij in april 1567 wel zijn ontslag aangeboden aan de koning. Of de koning dat had ontvangen en, zo ja, erop in was gegaan, is de vraag. Alva was in 1567 op eigen houtje begonnen Holland en de andere provincies te onderdrukken, zonder zich iets aan te trekken van een stadhouder of de Staten.
Die wens was misschien een beetje ‘naïef’ van de prins, want koning Filips zal best aan Alva hebben laten weten dat hij met zijn medeweten en instemming de prins kon laten vervangen en dat hij verder zijn gang kon gaan met mensen die de Spaanse koning trouw waren gebleven. Willem van Oranje was in 1568 wel gewapend in opstand gekomen tegen de harde maatregelen van Alva, maar dat had hij verloren. Voor Spanje had hij daarmee zijn functie verspeeld: dat was hoogverraad. Voor de Staten van Holland was echter het zonder overleg met de Staten ingrijpen in de regering onwettig en zij, en de prins, beschouwden die functie van stadhouder nog steeds als in handen van Oranje. Maar hij moest wel weten of de Staten hem daarin steunden.
Het gaat hier dus over Holland. Er is geen sprake van de Nederlanden, de Zeventien Provinciën (inclusief een groot stuk van wat nu België is), zoals ze onder Karel V, de vader van Filips II, genoemd werden. Elk van die provincies had zijn eigen regering van steden en adel, de Staten, met een stadhouder aan het hoofd, zijn eigen rekenkamer voor de belastingen en zijn eigen hoog gerechtshof. En allemaal hadden ze hun eigen privileges. Bovendien hadden de erin gelegen steden zelf ook nog eens de nodige eigen privileges. Het waren eigenlijk allemaal kleine landjes, waarin de steden zich als nog kleinere onafhankelijke landjes binnen de provincie gedroegen. Eerdere vorsten hadden geprobeerd dat allemaal te centraliseren, maar dat lukte eigenlijk nooit echt. Willem van Oranje was dus, zoals hij schrijft, naast stadhouder van Holland, dat ook van Zeeland, Friesland en Utrecht. Maar hier gaat het duidelijk alleen over Holland (het gebied van het huidige Noord- en Zuid-Holland) en niet over Nederland. Laat staan dat de gevolgen van die EVS te Dordrecht voor heel Nederland zouden gelden.