Op Linked-In circuleert een door Vrij Nederland verspreid filmpje waarop sociaal historicus Katie Digan het probleem van onze omgang met geschiedenis behandelt, en dan met name de politiek correcte versie daarvan. Ons VOC en slavernij-verleden dus. Ik heb er al meer over geschreven: standbeelden weghalen, straatnamen wijzigen, excuses aanbieden, u weet wel. Het filmpje komt van STUDIO De Balie, het bekende culturele centrum aan het Leidseplein in Amsterdam. VN zegt er specifiek bij:
“Wat weet jij eigenlijk over ‘onze’ geschiedenis? En hoe weet je dat? Wees kritisch, zegt historica Katie Digan. Geschiedschrijving is ook, vooral, een verhaal.”
Als ik zoiets lees, die paar zinnetjes van VN dus, gaan m’n stekels al weer overeind staan. Want waarom ‘onze’ geschiedenis tussen aanhalingstekens, alsof er ‘zogenaamd onze’ bedoeld wordt. Geschiedenis is geschiedenis, daar is niks dubbelzinnigs aan. En geschiedenis gaat over een dorp, stad, streek, provincie, land of werelddeel en de mensen daarin. Dus als we het in het Nederlands hebben over onze geschiedenis gaat dat over de Nederlandse geschiedenis. U weet wel: de Batavieren, Bonifatius, graaf Floris V, slag bij Nieuwpoort, VOC, pruikentijd, Anne Frank en Srebrenica. Tien tijdperken en 50 vensters, dus.
Want zo weten we dat: uit de geschiedenisboeken en lesmethoden die op bovenstaande indeling zijn gebaseerd. Dat die boeken en methoden verre van volledig noch foutloos zijn maakt echter wel dat we niet bepaald een compleet of correct beeld van het verleden krijgen en ook al lang niet hebben gekregen. Je vraagt je dan wel af hoe we dan kritisch met die gegevens om moeten gaan. Want als er iets is dat je niet leert uit het geschiedenisonderwijs op basisscholen en in het voortgezet onderwijs is een kritische houding ten opzichte van het gebodene. Sterker nog: er wordt van leerlingen gewoon verwacht dat ze geloven wat ze leren en dat ze de los van elkaar hangende feitjes uit hun hoofd leren zodat ze bij het examen hun opdrachten: “schrijf in je eigen woorden op wat de invloed van de industrialisatie op de maatschappij was” kunnen maken of een serie multiple choice vragen over de gouden eeuw kunnen beantwoorden.
En dan komt het:
“geschiedschrijving is ook, vooral, een verhaal.”
NEE, dat is het dus niet. Geschiedschrijving is het beschrijven van gebeurtenissen uit het verleden, hun oorzaken en gevolgen, gebaseerd op bronnen- en literatuuronderzoek, zonder de lege plekken op te vullen met fantasie of romantische verklaringen. Verhalen hebben die functie niet. Dat zijn maar al te vaak praatjes voor de vaak (dus om je in slaap te wiegen). En als je dan als historicus je werkmethode nog uit kunt leggen en kunt verantwoorden welke keuzes je hebt gemaakt voor het interpreteren van een stuk historie, kan je zeggen dat je vakkundig bezig bent. Dan pas kan je lezer begrijpen wat het vak inhoudt en zich gaan bedenken dat er meer achter zit dan een spannend ‘verhaal’ vertellen, waarin ‘helden’ dekselse dingen doen voor ‘hun’ volk. Dat hoort namelijk in het hoekje sagen, mythen en legenden thuis, en die hebben slechts zeer zijdelings met geschiedenis te maken. En als die leek ook nog andere interpretaties van hetzelfde kan lezen of horen kan hij pas een kritische houding ten opzichte van het gebodene gaan ontwikkelen.
De gemiddelde leek is niet toegerust (en wordt dat ook steeds minder) om kritisch met zijn verleden om te gaan want ze krijgen al honderden jaren gewoon slechte, onvolledige en dikwijls gemanipuleerde voorlichting over dat verleden. Aan historici de taak om dat te verbeteren. Maar dat gebeurt helaas veel te weinig. Lesmethoden-schrijvers schrijven gewoon van hun voorgangers over en doen geen origineel , of zelfs literatuuronderzoek, terwijl historici zich ver houden van het populariseren van de echte geschiedenis voor jongeren. Media willen alleen maar leuke en spannende historiespektakels en zien geschiedenis het liefst ‘met een knipoog’ aan de man gebracht worden; onzinverhalen dus. Historici schrijven liever voor hun collega’s in prestigieuze, achter betaalmuren verborgen tijdschriften of bij dure uitgevers gepubliceerde boeken met voetnoten, literatuurlijsten en indices in vakjargon. Met dat laatste is trouwens niks mis, maar als de conclusies uit die boeken en tijdschriften op den duur niet naar de scholen doorsijpelen en zo het beeld van het verleden scherper maken is het verloren moeite. Men moet maar eens lezen hoeveel verouderde en verder ook dubieuze informatie er in die al genoemde lesmethoden staat.
En dan zegt Katie Digan ook nog dat wij historici (en zij dus ook) een beroepsgeheim hebben! En dat geheim is dat er geen geschiedenis is. Huh? Wat? En nou komt het: er zijn geschiedenisSEN!!!! Ja, dat haalt je de koekoek! Een historicus is ook maar een mens. Hij maakt fouten, vergeet wel eens wat, heeft bijvoorbeeld een bepaald boek niet goed gelezen of een artikel gemist en dan wordt zijn artikel of boek net wat anders dan dat van een collega die over hetzelfde onderwerp publiceert. Daar zijn polemieken over gehouden, ruzies door ontstaan en richtingenoorlogen over gevoerd. Meestal tot de bewuste gebrouilleerde collega’s waren overleden, waarna hun leerlingen weer wat nader tot elkaar konden komen. Ja, natuurlijk: geschiedenissen! Dat is de aard van de wetenschap. Geschiedenis is nooit af: je kunt ineens een andere interpretatie voor je zien, je kunt een nieuwe bron ontdekken die iets opheldert, je kunt twee tegengestelde oplossingen zo combineren dat er een nieuwe, waarschijnlijkere oplossing uit voorkomt. Zulke dingen gebeuren. Dat heb ik het afgelopen jaar bij het schrijven van mijn boek over de graven van Holland tussen 1100 en 1300 regelmatig meegemaakt.
We hebben namelijk helemaal geen geheim. Iedereen die twee of meer historische artikelen of boeken over welk onderwerp dan ook leest kan dat zelf ontdekken. “De historici zijn het er niet over eens…” is dan dikwijls de berustende reactie. Dat duidt op zichzelf al op een weinig kritische houding. Want waarom die historici niet ter verantwoording roepen en hen laten uitleggen hoe ze tot die specifieke conclusies kwamen. Desnoods in een publiek debat in een zaal, op de radio of op tv, dan komt er ook nog eens wat interessants op de buis in plaats van Pleij of Van Rossem die hun grappige riedel af komen draaien.
Katie Digan eindigt haar praatje met de dooddoener:
“geschiedenis is en-en, niet of-of”
Waarmee ze wil zeggen dat er verschillende interpretaties mogelijk zijn, die misschien ook wel naast elkaar kunnen bestaan. Hoe dat eerste kan heb ik hiervoor al uitgelegd, maar als je het tweede wilt kunnen realiseren moet er toch nog heel wat gebeuren met het door didactici en pedagogen zo gewenste historisch besef van de Nederlander. Ons onderwijs is daar niet (meer?) voor ingericht. Je leert tegenwoordig namelijk een stel niet bij elkaar aansluitende of uit elkaar voortkomende feitjes uit je hoofd, wordt daarover overhoord en gaat dan over tot de orde van de dag. De meesten denken er de rest van hun leven niet meer aan. Alleen potentiële re-enacters en (amateur)historici krijgen later de kans zich verder te ontwikkelen in het vak. De rest van de bevolking komt er alleen nog mee in aanraking bij uitjes naar erfgoederen en historische evenementen en weet vervolgens niet waar hij naar kijkt. Of in de bioscoop bij de zoveelste bloederige ridderfilm of op tv bij de zogenaamd leuke historie-met-een-knipoog programma’s. En dat worden er steeds meer en de serieuze concurrentie, zoals Andere Tijden, gaat het steeds meer afleggen tegen het platte vermaak.
Ik geloof best dat Digan het goed heeft bedoeld, maar haar hele verhaal heeft een groot open-deuren-intrappen gehalte en verwacht veel te veel van de door populisten bewerkte, Nederlandse bevolking. Die heeft niet geleerd kritisch over geschiedenis te denken en zal dat in de naaste toekomst ook niet leren als het niet snel anders gaat op school. Tot die tijd blijven ze gevoelig voor het klagen van gekleurde zielepieten die nog steeds zo lijden onder de slavernij of het juk van J.P. Coen.