Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (2)

Ik heb geen zin bij het volgende stukje plaatjes uit te zoeken. De boodschap moet maar zonder afleiding overgebracht worden.

Dat Floris V is verdwenen uit de Canon riep gemengde gevoelens bij me op. Ik heb jarenlang geijverd bij Entoen.nu en later bij de nieuwe Canon-commissie om, als je dan Floris in je Canon hebt, het historisch wel moet kloppen. Dat je daarom tenminste het beschrijven van zijn doen en laten aan moet passen aan de laatste inzichten. Zelfs toen de eerste Canon in 2006 werd geïntroduceerd was er al zoveel over hem gepubliceerd dat je niet makkelijk meer de mist in kon gaan. Des te vreemder was het dat het aantal fouten over Floris’ leven en invloed in het eerste blad van zijn venster al tot boven de 20 opliep. En dan heb ik de fouten in de deelvensters, de vensterplaten en de filmpjes niet eens meegeteld. Ondanks mijn protesten, die ik vanaf 2012 liet horen, is er nooit naar me geluisterd. Er is zeker nooit wat aangepast, terwijl dat helemaal niet moeilijk was om te doen. En nu is hij helemaal weg. Als ik paranoïde was zou ik kunnen vermoeden dat ze geloofden dan tegelijk geen last meer te krijgen met Henk ’t J. te D. en zijn gezeur. Dus aan de ene kant was ik er niet rouwig om dat hij verdween, maar er kwam niks voor terug dan een onbenullige, maar volgens haar tijdgenoten, lieve en aanvallige dame.

Intussen is er dus een gat gevallen tussen Olla Vogala  en de Hanze. Nou vind ik dat Nederlands ‘oudste zinnetje’ (wat het helemaal niet is) niet in een geschiedeniscanon thuishoort, maar bij het vak Nederlands. Was het toeval dat in de eerste commissie voor de Canon twee mannen zaten die gespecialiseerd waren in middelnederlandse literatuur? Als je dat venster dus weglaat, valt er een nog groter gat: ruim 500 jaar. Dus tussen Karel de Grote (748- 814) en de (Duitse) Hanze uit de 14e en 15e eeuw. De Canon dateert die club altijd vanaf de 14e eeuw en laat ze spelen in Kampen en Zwolle, terwijl er hier in de 12e eeuw al koopliedenhanzes (een vroege vorm van een handelsgilde) waren. Trouwens: er waren ook best veel andere Nederlandse en Vlaamse steden, naast de Duitse, Baltische en Scandinavische, bij betrokken. De vraag is natuurlijk of die periode tussen de 9e en de 14e eeuw dan niet de moeite waard was. Scholieren en de meeste studenten hebben geen idee wat voor veranderingen het huidige Nederlandse grondgebied gedurende die 500 jaar heeft ondergaan. Hoe onze huidige omgeving met zijn polders, akkers, handelsroutes, dorpen, steden en provincies, elk met hun eigen karakter, toen onstond. En ze gaan het zo niet meer leren ook.

Ik vind dat de middeleeuwse vensters in de Canon trouwens toch veel te onbetekenend zijn voor de Nederlandse geschiedenis. Engelsman Willibrord heeft, net zomin als zijn leerling, de even Engelse, Bonifatius, als prediker van het Christendom iets blijvends bereikt; dat gebeurde pas toen er lieden uit het land zelf aan de slag gingen, zoals Liudger. Iemand als Karel de Grote heeft behalve in Nijmegen nauwelijks een voet op Nederlandse bodem gezet, en was voornamelijk bezig zijn ver van onze grenzen liggende gebieden te verdedigen of buren te onderwerpen. Zijn erfenis was een verzelfstandiging van zijn gouwen onder eigen heersers omdat zijn opvolgers te druk bezig waren elkaar te bestrijden. Maar daar is klaarblijkelijk helemaal geen belangstelling voor bij geschiedenisleraren. Ik heb het hierboven al gehad over dat ‘Nederlandse’ zinnetje en de Duitse Hanze langs de IJssel. Daarna kwam en komt nog steeds Jeroen Bosch, de schilder uit Brabant-Limburg die in zijn tijd voor de elite zijn ‘vreemde’ (bewaard gebleven) werken maakte en die daar door zijn omgeving niet erg voor gewaardeerd werd, evenmin als Desiderius Erasmus dat ten tijde van zijn leven werd. Hij had als Hollander die voornamelijk in het buitenland vertoefde trouwens een uitgesproken hekel aan zijn landgenoten. Moeten we van die mensen en groepen iets over het verleden van ons land leren?

Waar gaat het over de veenontginningen en het rooien van bossen die ons landschap hebben bepaald? Waar over het uitvinden van polders met hun kaden en sluizen en het graven van sloten en kanalen? En de steeds verder oprukkende dijken om steeds grotere waarden langs de brede rivieren? Waar over de rivierhandel, naast de zeehandel, die nederzettingen aan rivieren tot steden deed uitgroeien? Waar over de daaruit voortkomende scheepswerven, wagen, makelaars, schroders, hijskranen? Waar leert men nog hoe straten, havens, stadhuizen en lakenhallen, visbanken en vleeshallen, parochiekerken, stadskloosters en gasthuizen ontstonden waar we door omringd zijn en die de redenen zijn dat er een toeristenindustrie ontstond? Waar hoor je nog over de invloed van de graven en hertogen op de welvaart of de afbraak ervan? Of over hun wankele verhouding met de bisschoppen van Utrecht, die voor veel rumoer en ook diplomatiek overleg zorgde? Waar leert men over de internationale connecties van al die landen en edelen, zowel door diplomatiek als de handel, die welvaart zowel als oorlog brachten, maar die ook invloed hadden op het culturele leven van de hele bevolking? Waar gaat het over de burgeroorlogen die na bevochten dynastieke opvolgingen ontstonden en die soms een eeuw of meer door konden etteren, ten nadele van de samenleving? En waar kan je vinden hoe de individualistische manier van omgaan met het geloof van de nogal pragmatische bevolking van onze streken al in de middeleeuwen de basis legde voor de latere, hier al meermalen genoemde Opstand?

Graaf Floris V, een edelman en vorst met een niet onbelangrijke invloed op zijn graafschap en op de buren, was er maar één. Onder zijn voorgangers en nakomelingen in Holland en Zeeland waren meer sterke persoonlijkheden die nogal wat bereikt hebben. En dat gold ook voor de Hendrikken en Jannen in Brabant en Limburg, de Otto’s en Reinouds in Gelre, en al die verschillende bisschoppen in het Neder- en Oversticht. Plus het overal een beetje buiten vallende Friesland, dat mensen wilde laten geloven dat ze rechtstreeks onder de keizer van het Duitse Rijk stonden en geen graven boven zich duldde. Hun bewijs, een oorkonde van Karel de Grote, volgens de Hollandse kroniekschrijvers, was “bezegeld met boter”. Oftewel vals. Dat soort geruchten en beweringen, als fake news, ging ook toen al rond. Leren kinderen iets over de middeleeuwers? Hun eigen voorouders? Nee. Het zijn figuranten zonder tekst in een ridderfilm met veel geweld zoals we die van Hollywood kennen.

Wordt vervolgd.

Historische romannetjes

Ik heb al eerder aandacht besteed aan de beide boekjes die uitgeverij Zwijsen in 2003 publiceerde als extra bij het middeleeuws gedeelte van de geschiedenismethode Een zee van tijd. Deze methode is inmiddels vervangen door een nieuwe: Tijdzaken. De oude is vanaf dit jaar niet meer verkrijgbaar en zo te zien is dat ook het geval met de boekjes. En dat is maar goed ook, want veel geschiedenis leerde je er niet uit: er stonden meer fouten in dan feiten. Ik heb ze in Tiecelins gekras en mijn rapport beide afgekraakt.

Toen ik me na het schrijven van mijn boek weer met de gewone wereld ging bemoeien kwam ik tijdens mijn onderzoek naar wat er met de Canon aan de hand is een nieuwe serie historische romannetjes voor de jeugd tegen. Nu niet opgehangen aan de tien tijdperken maar aan de vijftig vensters; voor elk venster één. Ze zijn sinds 2009 uitgegeven bij de Brabantse uitgever Delubas. Ik heb nu weer voldoende tijd om eens te kijken of er iets verbeterd is in de middeleeuwse geschiedschrijving voor Nederlandse kinderen sinds 2003. Vandaar dat ik de drie deeltjes die de vensters Hebban olla vogala, Floris V en de Hanze (vensters 5-7)  maar eens heb aangeschaft om me te laten verrassen.

Ik moet echter concluderen dat ze dat niet deden en dat ik nogal teleurgesteld was. Ik behoor natuurlijk niet tot de doelgroep (groep 4-8 van de basisschool) maar het zijn wel erg voorspelbare verhaaltjes. Ze zijn ook maar kort, rond de 80 pagina’s inclusief 10-15 illustraties (waarvan een aantal paginavullend) in een tamelijk groot corps (12?) en met veel wit. Deze drie gaan allemaal over een jongen van rond 12 jaar en ze hebben allemaal wat met een doortastend meisje dat net zo oud of iets jonger is. De love interest dus, want er is veel vroeg puberaal gestuntel met gevoelens. Misschien nog spannend voor de 8-jarige, maar ik vermoed dat de 12-jarigen ze nogal kinderachtig zullen vinden. U zult begrijpen dat ze ook allemaal goed aflopen: het zieke zusje geneest dankzij een charmant en hip kruidenmeisje, de hondenknecht verliest dan wel zijn baan maar kan bij zijn vriendinnetje in de herberg gaan werken en de boerenjongen mag in de leer bij de Hanzekoopman, dicht bij diens aantrekkelijk dochter. Eind goed al goed.

En het historisch gehalte dan, zult u vragen. De schrijvers hebben duidelijk hun best gedaan hun verhaaltjes in een historische context te plaatsen. Duivels en demonen speelt in Rochester (Kent, Engeland) rond 1085 en gaat over een  telg van Vlaamse adel wiens grootvader met Willem de Veroveraar het land is binnengevallen en daarop land en een kasteel bij die stad heeft gekregen. Hij heet Boudewijn en krijgt de kans in het lokale klooster, nu bevolkt door ‘Franse’ monniken, te leren lezen en schrijven. Zijn zusje wordt echter ziek en moet allerlei middeleeuwse geneeskundige praktijken ondergaan die niet helpen (inclusief twee duiveluitdrijvingen). Daar tegenover staan de pogingen van het kruidenmeisje om haar te genezen, maar die worden als demonisch gezien, want zij en haar vader de perkamentmaker zijn heidenen. De jongen wordt beschuldigd van duivelse praktijken omdat hij zich hiermee inlaat. Achteraf blijkt dat de verdreven Engelse monniken de Vlaamse edelen en met hen alle Normandiërs via occulte trucs probeerden te verdrijven. Een vergezocht complot, dat ook nogal knullig wordt uitgewerkt. Bovendien hangt het ‘oudste’ Nederlandse zinnetje er een beetje bij. Slechts de Vlaamse prior zingt het liedje een keer en heeft het dan over het uitproberen van de pen op een kladblad. Dat is alles.

De titel van het volgende boekje is De honden van graaf Floris zegt al waar het over gaat. Het is 1296 en Bastiaan is een bastaardkind. Van wie is niet bekend, maar de suggestie is dat de graaf er wat mee te maken had. Die had hem na de dood van zijn moeder, hofdame van gravin Beatrijs, de baan als hondenoppasser bezorgd en de uit de Rijmkroniek bekende windhonden zijn zijn verantwoordelijkheid. Men zal niet verbaasd zijn te lezen dat de held allerlei gekonkel van de welbekende rebellerende edelen opvangt en vanaf de zijlijn getuige is van de ontvoering en dood van de graaf. De plot is nogal gedwongen en omvat ook de dochter van de herbergier bij wie de graaf en zijn edelen logeren die zo graag wil leren paardrijden.

De valse koopman, tenslotte, speelt in 1395 en gaat over boerenzoon Maarten die goed kan afdingen en dolgraag de handel in wil. Dat mag hij dus niet, maar hij komt in aanraking met een Duitse koopman die op weg is naar de aanstaande jaarmarkt in Deventer. De man wordt overvallen en gered door Maarten. Die gaat achter de rover aan, die zich in Deventer voor de Duitser blijkt uit te geven en aan het aanpappen is met een rijke Bergenvaarder, Cornelis Bruyns. Maarten verstopt zich als verstekeling op diens kogge en ontsnapt nauwelijks aan de brand op het schip. Na veel gedoe (gevangenis, vrijlating, leerlingschap, vlucht, overnachting tussen daklozen, achtervolging met hulp van het hondje van de koopmansdochter wiens vader door de rover uit wraak blijkt te zijn ontvoerd), komt alles goed en krijgt die jongen de kans echt koopmansleerling te worden.

Het klopt echter allemaal niet, die context. Geleerden zijn het er al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw over eens dat ten tijde van de Normandische verovering Engeland een christelijk land was met een gedegen kerkelijke traditie en hierarchie. En dat waren ze al sinds de 9e eeuw. Practiserende heidenen waren er niet meer, al zullen er best nog mensen geweest zijn die zich met kruidengeneeskunde bezig hielden. Offeren aan oude eiken was er al lang niet meer bij en de Keltische druïden waren er sinds de Romeinse tijd niet meer. Als ze ooit al bestaan hebben. Het is ook  volkomen onzinnig dat Engelse monniken door het zuur maken van de melk, beschimmelen van graan, brand stichten, kippen doden en een pentagram (met de verkeerde kant naar boven) op een venster schilderen hun Normandische opvolgers uit het klooster proberen te krijgen.

Hetzelfde geldt voor de hondenjongen die steeds maar weer net niet hoort wat de samenzweerders onder elkaar smiespelen, alsof ze hun plannen in het nabijzijn van zo’n bediende zouden bespreken. Ook de setting van de herberg, waar zijn love interest woont en werkt, klopt niet. In het echt was de graaf bijna een maand lang aan het bemiddelen tussen de heren van Amstel en Zuilen en was het grafelijke gezelschap ingekwartierd in het Utrechtse complex van de Hospitaalridders waar nu het muziekcentrum Vredenburg staat. Dat was eerder een klooster, met louter mannelijke bediening, dan een gewone herberg. De honden waren natuurlijk steeds dichtbij de graaf en ze zullen bij de jacht best aanwezig geweest zijn, maar dat ze naar de moord-locatie meegenomen werden is bijzonder onwaarschijnlijk. Pas na de moord, nadat de graaf in Naarden (?) was afgelegd en naar Alkmaar was vervoerd horen we over de honden. Overigens is het ook de vraag of de leden van Floris hofhouding wisten dat de Engelse koning achter de ontvoering zat, dat is allemaal pas veel later bekend geworden.

Het derde boekje over de boerenzoon die graag koopman  wil worden blijkt te draaien om de zoon van een eerdere compagnon van de Bergenvaarder die wraak wil nemen omdat die zijn vader na fraude uit de zaak had gezet. Het hele plot is bijzonder onwaarschijnlijk en hangt van toevalligheden aan elkaar. Het feit dat het in de Deventer speelt en dat Cornelis Bruyns een koopman op Bergen in Noorwegen is zijn de enige tekenen dat het hier om het venster over de Duitse Hanze gaat. Het had net zo goed in Dordrecht, Medemblik of Zierikzee kunnen spelen.

En dan zijn er van die kleine practische fouten. De veren pen in het klooster in 1085 werd niet gebruikt om lijnen op perkament te ritsen, dat deed je met de achterkant van je pennenmes. Monniken droegen geen houten kruizen op hun borst (dat hebben ze trouwens nooit gedaan) en heetten geen Franciscus. Dat was pas een naam die voor geestelijken opkwam na de dood van Franciscus van Assisi in 1226. Het betekent eigenlijk gewoon Fransmannetje, omdat zijn vader op Frankrijk handelde.  In 1296 wordt onderling geroddeld over de jaloezie van Gerard van Velsen omdat de graaf een oogje op zijn vrouw zou hebben, terwijl dat een verhaal is dat na diens dood over de motieven van Velsen werd verspreid. Water werd in de middeleeuwen niet opgepompt, dat is een techniek die pas sinds de 17e eeuw bestaat. In 1085 en 1296 droegen meisjes geen (strakke) kapjes, maar hoofddoeken. Of ze hadden helemaal niks op hun hoofd en droegen dan hun haar in vlechten, zoals Liesbeth Bruyns in 1395 doet. Maar dat was wel een meisje uit de elite, dat niet boven het vuur hoefde te werken. Uit de beschrijving van de kleding van haar vader in De valse koopman blijkt trouwens dat de schrijfster totaal geen verstand van kleding in 1395 heeft.

Daar hebben de illustratoren van alle drie de boekjes trouwens ook last van. In geen van de afbeeldingen klopt de kleding met de periode. De monniken in 1085 hebben losse kappen met schoudermanteltjes om, zogenaamde caproenen, die pas na 1400 voor de kloosterorden opkwamen. Ze hebben ook koorden om hun middel en dat is iets dat Benedictijnen (de enige orde in 1085) niet droegen, maar wel de broeders van de Franciscaner orde van na 1226. En dan zit er ook nog een kruisje aan het eind van zo’n koord… NOT! De tekenaar van Duivels en demonen heeft daarbij het klooster in Rochester gotische ramen gegeven; een kunst- en bouwstijl die pas een halve eeuw daarna in Frankrijk opkwam en in Engeland nog later; het klooster van 1085 was een romaans bouwwerk met ronde boogramen en -poorten. Ook de kleding van de personen in De honden van graaf Floris heeft niks met 1296 te maken en dat geldt ook voor de decors, meubels en wapens.

Ik heb nog veel meer zitten schrappen en strepen in de boekjes, maar ik bespaar u de andere kritiek. Het komt erop neer dat de lezers en verkeerd beeld van de tijd krijgen en een verwrongen idee van de politieke en maatschappelijke achtergrond. De plots van de verhaaltjes zijn onwaarschijnlijk en gedeeltelijk onzinnig. De hoofdrolspelers zijn onderling inwisselbaar: het gaat steeds om onzekere, maar eigenwijze jongens die tegen de bevelen van hun ouders of meerderen ingaan en door de ontluikende gevoelens voor een meisje desondanks kleine heldendaadjes verrichten. U zult zeggen:  ja maar,  daar gaat het altijd over. Dat is natuurlijk wel zo, maar als er verder nog allerlei onhistorische en anachronistische zaken gebeuren, dan is de vraag wat een lezer dan nog opsteekt over deze periode in onze geschiedenis. Meer misverstanden en verkeerde beelden over de middeleeuwen? Is dat de bedoeling? Ik dacht het niet.