Leven met de middeleeuwen 10

De Raaf beeldmerk

Als je met pensioen gaat word je met je neus op de feiten gedrukt: hoe nu verder? Ik was tijdens mijn werk voor het CBG ook thuis al bezig met heraldiek, nu digitaal in plaats van met plakkaatverf en 0- en 1-penselen. Ik had in 2012 namelijk al besloten mijn oude heraldisch atelier De Raaf weer nieuw leven in te blazen, want er waren ook buiten het Wapenregister mensen die een wapen ontworpen wilden hebben. Toen het Wapenregister ook nog eens stopte stond de weg open voor een eigen ontwerppraktijk. Ik bouwde zelf mijn eerste Raaf website (voor tScapreel had ik er al één sinds 2000) en de eerste klanten dienden zich aan. In deze fase werkte ik de aanvragers van het CBG ook nog thuis af, maar Guus wilde niet verder met wapenontwerpen dus ik kon mijn gang gaan. En dat doe ik tot nu toe want mijn pensioen van de gemeente stelt niet veel voor. Sinds eind 2012 heb ik zo’n 260 familiewapens ontworpen en sinds ik in 1975 het eerste deed zijn het er nu zo’n 330. Daarmee ben ik zeker de enige heraldicus in Nederland die er zoveel op zijn naam heeft staan. En allemaal heraldisch kloppend, esthetisch verantwoord en uniek. En tot volle tevredenheid van de klanten.

Medeleden van het organisatorisch comité in Sliedrecht in laat 13e eeuws kostuum en met de door mij ontworpen banner.

Maar waarom lukte het me na de studie niet dat onderwijsrapport effect te laten krijgen? En waarom sloegen mijn nota’s over hoe je 800 jaar stadsrecht viert niet aan bij de gemeente? Ik had sinds 1996 ervaring met dergelijke jubilea en mag me best een deskundige noemen, nu met een titel, maar men reageerde lauw of helemaal niet. Het kon echt wel want al begin 2013 was ik in contact gekomen met het organiserend comité voor Sliedrecht 950 (mijn geboorteplaats) voor wie ik wel historisch adviseur kon worden. We maakten een spetterend feest dat van mei 2014 tot mei 2015 gevierd werd en veel volk trok en zeer veel waardering oogstte. En dat zegt wat in een conservatief dorp als Sliedrecht. Maar hoe zat dat dan met Dordrecht waar ik inmiddels al weer meer dan 40 jaar woonde.

Cursisten Dordtologie 2018-II tijdens de stadswandeling op de Damiatebrug  die de cursus afsloot. In de tussentijd werden de examen nagekeken.
Een groep bijna afgestudeerde Dordtologen op de Damiatebrug.

Ik begon me te beraden op andere wegen die naar Rome zouden kunnen leiden. Toevallig – maar wat is toevallig – stopte een docent van de cursus Dordtologie die het middeleeuwse gedeelte deed en ik werd daarvoor gevraagd. Dat was natuurlijk een nieuwe methode voor me, les geven. Ik ben niet zo iemand die graag voor de klas staat of lezingen geeft, maar als je een groep van maximaal 25-30 gemotiveerde volwassenen tegenover je hebt scheelt dat wel. En dat maar twee keer per jaar. En ik kon mijn eigen les maken: Dordrecht van 1000 tot 1421 (hee! zult u denken…) aan de hand van originele bronnen, zou het worden. En het sloeg nog aan ook, ondanks dat ik erg moest wennen aan het op deze manier over een middeleeuwse stad vertellen. Ik vond ook dat het in het begin niet goed ging, maar in 2016 had ik het zo’n beetje onder de knie. Alleen duurde het even voor ik een microfoon kreeg, want ik heb geen sterke stem en twee uur praten put me nogal uit.

Mooie oude foto van het pittoreske Geertruidenberg.

Ik liep tijdens die lessen natuurlijk op tegen de rare ideeën die mensen over de middeleeuwen hadden; dat was ik gewend. Maar er bleken ook grote misverstanden te bestaan over de middeleeuwse geschiedenis van Dordrecht en met name over het ontstaan van de stad en zijn stadsrechten. De bekende controverse over wie de oudste stad van Holland was, Geertruidenberg of Dordrecht, kende ik al, maar er waren nog veel meer mythen en fabels. Buiten Dordtologie (je bereikt per jaar maxinaal 60 mensen) moest er toch een manier zijn om meer mensen voor te lichten over geschiedenis. Ik had al een vriend die een blog bijhield over de oudheid, dus waarom niet over de middeleeuwen? Te beginnen met Dordrecht. Ik deed al iets dergelijks in Tiecelins gekras, maar dat waren blogs die een breed veld behapten: recensies van boeken en musea, geklaag over het onderwijs en erfgoed en het aan de kaak stellen van wetenschappelijk gesjoemel. Mijn nieuwe blog moest leken uit gaan leggen hoe dat nou echt zat met de vroege geschiedenis van Dordrecht en hoe we dat weten. Ik wilde ook het werk van een historicus uitleggen en de resultaten van onderzoek laten zien en daar was een blog ideaal voor.

dordrecht 1537
Gezicht op Dordrecht uit de kaart van Schilder, 1537. De ‘uitgelichte afbeelding’ van mijn blog.

Zo ontstond na wat verdiepen in WordPress – een voor mij nieuwe website maker – in maart 2016 een nieuw blog: apud thuredrech, waar u nu in zit te lezen. Binnen korte tijd had ik zo’n 400 vaste abonnee’s, kwamen er ook leuke en bemoedigende reacties binnen en had ik zelfs af en toe invloed op het culturele leven in de stad. Ik had bij de cursus al gemerkt dat mijn Powerpoint presentatie met eigen gemaakte kaarten en illustraties, portretten van historici en archivarissen, foto’s van originele oorkonden en historische plaatsen en gebouwen, goed werkte. Het hield de mensen bij de les en was aanleiding tot dieper reikende vragen. In het blog gebruikt ik die plaatjes dus ook. En kreeg daar veel complimenten over.

Kaart van de Grote Waard die ik maakte voor een blog over de straatnamen die daaraan ontleend waren in het Land van Valk, vlak bij mij in de buurt. Ik vind het gewoon leuk om zulke kaarten te maken.

In  de tijd dat ik op het archief tentoonstellingen maakte had ik de kracht van beelden al toegepast, maar dit was een veel intensievere vorm van die techniek, die ook veel meer mensen bereikte. Mijn lievelings studiegebied was altijd al stads- of nederzettingsgeschiedenis – daar ben ik ook op afgestudeerd – en daar horen gewoon plattegronden bij. Voor mij was dat niets bijzonders: ik tekende al stadsplattegronden van Rommeldam en Duckstad toen ik een jaar of tien was en ontwierp niet veel later al steden van de toekomst. Ik heb altijd al iets gehad met kaarten en atlassen (en heb dat blijkbaar ook op mijn oudste zoon en kleinzoon overgebracht) en dat viel tijdens mijn studie dan ook precies op z’n plaats.

Birdseye view van Gravendam, het middeleeuwse stadje in Archeon, en hoe het had moeten worden.

Ik had in Leiden ook geleerd dat niet alleen jaartallen, dynastieën, oorkonden, rekeningen en ridderromans de basis van middeleeuwse geschiedenis zijn, maar ook de realia (voorwerpen, gereedschappen) die uit de grond komen en in musea terechtkomen. Of die uit particuliere verzamelingen stammen zoals meubels, huisraad en verdere huisinrichting. Kledinggeschiedenis zowel van geestelijken als leken, historische bouwkunde (en niet alleen die van kathedralen), kastelenkunde, de ontwikkeling van wapens en wapenrustingen, kookboeken en voedingsgeschiedenis, heraldiek en zegelkunde maken allemaal onderdeel uit van de kennis die, in mijn ogen, een mediëvist nodig heeft. En voeg daar ook maar economische en sociale geschiedenis bij. In ieder geval zoog ik dat allemaal in me op. Dat sloot dus allemaal nauw aan bij wat ik werkend voor het archief en Archeon al had geleerd. En waar ik als heraldicus inmiddels al 40 jaar mee bezig was. En waar ik als levende geschiedenis speler en re-enacter jaren mee bezig was geweest. Inclusief hoe je een zwaard hanteert, in formatie met een piek vecht en op de correcte manier boog schiet. Hoe middeleeuwse kleding en wapenrusting voelt  en wat je tegenkomt als je in een middeleeuws huis leeft.

Dat moest toch een keer allemaal tezamen komen?

Wordt vervolgd

Corona en het boek

We zijn het er allemaal wel over eens dat het corona-virus de maatschappij flink ontwricht, maar dat dat wel noodzakelijk is. Het jammere is dan natuurlijk wel dat veel dingen niet meer kunnen waar je van tevoren op gerekend had. Zo zou mijn nieuwe boek, De oudste stad van Holland, over het ontstaan, de opkomst en bloei, maar ook het verval van Dordrecht tussen 1000 en 1421, op 28 mei gepresenteerd worden aan de burgemeester van Dordrecht, Wouter Kolff. Dat gaat niet door. Evenmin als de presentatie in de Dordtse boekhandels. Wie weet kunnen we dat na de gehoopte afloop van de crisis nog eens inhalen. In de herfst bijvoorbeeld, maar niets is natuurlijk zeker.

Het boek zou het jubileum van 800 jaar stadsrecht in Dordrecht natuurlijk hebben moeten begeleiden. Ook daarvan gaan veel evenementen niet door. Het is de vraag of men die, indien mogelijk, nog in de herfst van 2020 kan proppen. De connectie is dus een beetje verwaterd, al kan iedereen die het boek koopt natuurlijk wel over de achterliggende redenen van dit jubileum lezen, want die komen uitgebreid aan de orde. Ik hoopte al vanaf het begin van het schrijven dat het een heleboel vragen en misverstanden zou kunnen oplossen. Dat kan altijd nog, maar het was leuk geweest als dat tegelijkertijd met de feestelijkheden had kunnen gebeuren.

De sfeervolle markt en kerk van Geertruidenberg

Het zou ook een einde gemaakt hebben (en doet dat natuurlijk alsnog) aan de ruzie tussen Dordrecht en Geertruidenberg, want iedereen kan nu lezen dat Dordrecht al vóór 1200 een handelsstad was en ook als zodanig bekend stond, terwijl Geertruidenberg niet meer dan een marktplaatsje voor de omgeving op een kruispunt van water- en landwegen was. Het had weliswaar al even voor 1213 schepenen, maar bezat niet bepaald een stedelijke uitstraling. Ik verwacht dat de niet al te chauvinistische Bergers dat nu ook eindelijk eens toe moeten gaan geven.

Wat ik eigenlijk nog veel belangrijjker vind is dat Dordtenaren die dit boek gaan kopen nu eindelijk eens in druk, met inkt op papier, kunnen lezen waarom Dordrecht echt de oudste stad van Holland is. Ondanks de 60.000 mensen die mijn blog hebben gelezen (waaronder natuurlijk de 500 abonnees die elke keer weer mijn nieuwe stukkies lazen) is dat gezien de informatie die over Dordrecht op het internet is te vinden nog steeds niet voldoende doorgedrongen in hun hoofden. De ongeveer 200 mensen die inmiddels via de cursus Dordtologie mijn les over het ontstaan, bloei en verval hebben gehoord en gezien, zijn natuurlijk goed voorgelicht. Maar ook zij zouden nog veel aan het boek hebben, want daarin kon ik veel dieper op de materie ingaan dan die 2 uur op zaterdagmorgen in de winter en aan het eind van de zomer.

Dat is temeer belangrijk omdat ons historische museum in het Hof een make-over zal ondergaan die onder andere de ‘vrijheden of privileges in de middeleeuwen’ zal tentoonstellen in de dormter, de bovenzaal van de zogenaamde ‘Statenzaal’. Ik houd daar al mijn hart voor vast, zeker na het stukje dat het bewuste museum op 1 april jl op zijn Facebook-pagina heeft gezet over het stadsrecht van 1220.  Ik heb nog geaarzeld om er een blog aan te wijden, maar heb het maar zo gelaten, want na 28 mei is toch alles wat daarin staat genuanceerd in mijn boek. Jammer dat dat niet geldt voor wat er nog steeds over de statenvergadering van 1572 wordt beweerd. Gelukkig heeft Herman van Duinen daar, in eigen beheer, sinds kort een definitief boekje over uitgegeven waarin alle argumenten, aan de hand van de originele bronnen, weer eens op een rijtje staan zodat die geschiedvervalsing straks ook officieel niet meer geloofd hoeft te worden. En dat met de synode van 1618-19 de vrijheid van godsdienst in de Nederlanden was gegarandeerd kan honend worden weggelachen. De Remonstranten kunnen u trouwens al eeuwen wel anders vertellen.

Ik zal in de blogs hierna, tot aan eind mei, steeds een onderdeel van het boek bij de kop pakken en er wat meer over vertellen, dus houd dit adres in de gaten. Hiernaast, in de rechterkolom, kunt u al linken naar de uitgever en daar mijn boek vast voor uw boekenkast reserveren.

Dordrecht 800 (3)

Hebt u me gemist? Bijna drie maanden heb ik geen nieuw blog geschreven, maar u weet me in ieder geval nog steeds te vinden. Ik mag namelijk niet klagen over het aantal lezers en bezoekers dat ondanks dat er op apud thuredrech komt. Niet dat er intussen niks gebeurd is. Ook het feest Dordrecht 800, waarvan ik u op de hoogte zou houden, gaat gewoon door. Al zijn er de laatste dagen wel wat evenementen afgelast vanwege de u allen bekende oorzaak. Er zijn tussen de ontwikkelingen door zelfs wat lichtpuntjes te bespeuren, waarover ik u hieronder zal proberen bij te praten.

Maar eerst: wat was de oorzaak van mijn afwezigheid? Simpel, ik heb weer een boek geschreven. Terwijl ik dit schrijf liggen het na drie correctierondes goedgekeurde manuscript en vele mb’s aan beeldmateriaal sinds enkele dagen bij de uitgever en zal de vormgever er binnenkort mee aan de slag gaan. Dat is dezelfde persoon die mijn vorige boek, De dageraad van Holland, heeft ge-layout en daar ben ik zeer blij mee, want dat heeft hij zeer goed gedaan. Ik verklap de titel nog niet, maar wel dat het boek is ontstaan omdat de uitgever me begin augustus vorig jaar mailde dat er in dit eigenste blog misschien wel een boek(je) zat. Toen hij hoorde dat het in 2020 groot feest in Dordrecht zou zijn vanwege 800 jaar stadsrecht, werd hij echt enthousiast. En toen hij ook nog hoorde dat ik bij de cursus Dordtologie al sinds 2015 in de eerste les het ontstaan van Dordrecht sinds ca 1000 tot  de Elisabethsvloed van 1421 behandel wist hij genoeg. U zult begrijpen dat het over Dordrecht gaat. En over de middeleeuwen. Houd deze plaats dus in de gaten als u meer wilt weten over mijn volgende boek.

Hoe staat het ervoor met de Dordtse feestelijkheden? U wist al dat ik niet naar de aftrap op 5 februari ben geweest. Ik had dat al elders ook aangekondigd en zelfs de pers was al van mijn kritiek op de voorbereiding op de hoogte. En ik was niet de enige, kijk hier en hier maar. Al was Jan Janssen niet zozeer met de historie als met de politiek en het geld bezig.

Ad van den Herik voor schouwburg Kunstmin terwijl hij vertelt dat hij er niet in mag.

Ook de feestelijke ‘aftrap’ ontkwam niet aan kritiek. Weer alleen voor genodigden, dus een elite-feestje wat weer de nodige opmerkingen als ‘wat heeft dat weer gekost’ opleverde. Je kon erop wachten. Op de avond zelf was de lokale pers in de vorm van RTV Dordrecht niet welkom, maar Ad van den Herik ging gewoon toch naar binnen om mensen (tot aan de burgemeester toe) te interviewen en Fokko van der Straaten filmde het.

800 schapen besteedde aandacht aan carnaval.

Inmiddels stroomde de agenda vol, tot hij wel 35 internetpagina’s met elk 9 items telde. Meer dan 300 activiteiten over de rest van het jaar dus. Nou ja, daar viel wel wat op af te dingen. 52 ervan betroffen het wekelijkse vlog 800 schapen, een soort jaren-vijftig-achtig praatje met ‘komisch’ doende presentatoren met handpoppen, waar ze mee communiceerden en die dan terugpraatten in de nauwelijks verborgen stemmen van diezelfde dame en heer. En dat omlijst door kleurige, wat amateuristisch aandoende tekeningen. Zo had televisie er toen dus in kleur uit kunnen zien.

Gezicht op Dordrecht door Cuyp.

Nadat de expo van en over Aelbert Cuyp was aangekondigd – op 27 september zal hij worden geopend –  werden er ruim 90 dagen gevuld met het plaatje van één van zijn schilderijen. En dat op een bijzonder stroperige website waarin je minuten op het wisselen van een pagina moest wachten. Gelukkig werd ergens eind februari de agenda tot 16 pagina’s teruggebracht en kwamen de diverse evenementen alleen maar op de  dag van de (eerste) uitvoering voorbij. Behalve 800 schapen, de VVV wandelingen, de bezoeken aan de molen Kyck over den Dyck en diverse andere wekelijks terugkerende activiteiten. Bovendien is de website een stuk sneller geworden, wat de bruikbaarheid ervan flink ten goede komt. Alle subsidieaanvragen moesten op 1 maart binnen zijn en dus zijn al die pagina’s die daarover gingen geschrapt. Wat ook weer scheelde.

De prins op de (uit Limburg geleende) wagen.

Inmiddels zijn er al enkele evenementen in het kader van Dordrecht 800 gepasseerd. Zoals carnaval. Er was door de gezamenlijke prinsen (we hebben hier drie verenigingen die elk hun eigen prins en gevolg hebben, maar ook een overkoepelende, een soort carnavals PKN) groots aangekondigd dat het jubileum het thema van de jaarlijkse optocht zou vormen. “Het motto van het Dordtse carnaval is dit jaar ‘In Ooi- en Ramsgat gaan we tot 800 jaar terug in de tijd’. Dat woordje ‘tot’ is heel bewust gedaan. De deelnemers mogen zelf bepalen hoe ver ze precies terug gaan in de tijd. Achthonderd jaar, driehonderd jaar, of zelfs één jaar.’’ Het was er niet aan af te zien al waren er een wagen en een groep die wat historische gebeurtenissen en personen lieten zien, Willem en Maria heb ik er niet in kunnen ontdekken.

Helaas kwam er ook een pagina bij: de historische tijdlijn. Die liet weer eens duidelijk blijken dat de vroege geschiedenis van Dordrecht niet echt leeft of zelfs maar bekend is bij, in ieder geval, de de makers van de website. Ik had geen zin, tijd of puf weer een middag aan het verbeteren te gaan en de samenstellers op hun vingers te tikken. Dat komt nog wel als mijn boek uit is. Dan kan iedereen eindelijk, voor een zacht prijsje, te weten komen hoe het hier nou eigenlijk echt in elkaar zat tussen 1000 en 1421. Nog een paar maanden wachten…

Huwelijk keizer Otto IV en Maria van Leuven in 1214 en hoe de midden 15e eeuwer dat zag.

Hoe het zit met de historische invulling van de feest gedurende de rest van het jaar is de vraag. Ik zie bij de talentenjacht voor 60-plussers, muziekvoorstellingen, kunstuitingen, kinderparties en calisthenics in de wijken, rondleidingen en -vaarten en crossings, theaterstukken over de bevrijding (75 jaar geleden) en slavernij, sportdagen en aandacht voor de ouderen geen enkel verband met de aanleiding van Dordrecht 800. Alleen vindt er op 1 april op het Statenplein middenin de binnenstad “een drietal activiteiten plaats die passen in de tijd van Maria van Leuven”. Een actrice “in de kleding van die tijd in een prachtige middeleeuwse tent” vertelt over het ontstaan van Dordrecht, ridder Wilg laat in een “nagebouwd riddertoernooi” jongeren voor zo’n toernooi trainen en je krijgt ook nog de mogelijkheid om onder leiding van een illustrator middeleeuws te schrijven en letters te versieren. Het wordt georganiseerd door MiEB (Middeleeuwse Educatie door Beleving) een nog geheel onbekende club die (nog) geen sporen op internet heeft achtergelaten, maar die waarschijnlijk niet uit Dordrecht komt. In de agenda wordt dit project geïllustreerd met een plaat uit de Brabantsche Yeesten (gebeurtenissen) uit ca 1440-50 (zie hierboven), die het sluiten van het eerste huwelijk van Maria van Leuven met keizer Otto IV in 1214 laat zien en niet dat met Willem I in 1220. Meer dan 200 jaar later geschilderd dus: zo zag het er in de vroege 13e eeuw natuurlijk niet uit. Dat is een wel een foutje dat voorkomen had kunnen worden. De man heeft notabene zijn keizerskroon op.

Intussen heb ik het idee dat dit voor kinderen bedoelde evenement niet echt op een hoog educatief niveau ligt, al kan het eraan meedoen natuurlijk best leuk zijn en aanslaan bij de jeugd. Als het coronavirus dan tenminste is uitgewoed. Er gaat al genoeg niet door deze weken. Ik moet het dus allemaal nog zien…

Waarom ik blog

Waarin ik uitleg waarom ik dit blog begonnen ben en wat ik ermee wil bereiken. Voor Dordtenaren, maar ook voor alle andere belangstellenden die wel eens de opvattingen die een mediëvist over de geschiedenis van zijn stad en omgeving heeft willen lezen.

Toen ik in 2009 afstudeerde was ik ervan doordrongen dat je als historicus een maatschappelijke taak hebt. Natuurlijk zijn en waren er veel mensen die na zo’n studie leraar worden en dat is, denk ik, wel de ultieme baan die je kunt vervullen om je nuttig te maken in de maatschappij. Het is echter niets voor mij, al heb ik best wat van de schoolmeester in me. Ik was al jaren voor ik ging studeren adviseur op het gebied van vele aspecten van het verleden en had daar ook mijn beroep van gemaakt.

De landingspagina van de Scapreel website sinds 2016.

Daarom ging ik toen anders te werk dan de meeste historici, die, als je de carriéres van diverse mensen volgt, in allerlei beroepen terecht komen die je niet verwacht.  Ik heb, geïnspireerd door Archeon, al die jaren via ons bedrijf gezocht naar manieren om mensen voor te lichten over, met name, de middeleeuwen. Ik had namelijk al heel lang geleden gemerkt dat veel mensen daar rare ideeën over hadden. Door levende geschiedenis, voorlichting over het dagelijks leven in die tijd en het tonen van echte middeleeuwse voorwerpen of de replica’s daarvan aan mensen die dat nooit gezien hadden, heb ik heel wat AH-Erlebnissen veroorzaakt. Oh, zat dat zo… was meestal de reactie.

beeldmerk uni leiden
Beeldmerk van mijn Alma Mater: de universiteit van Leiden.

Al in het eerste jaar van de universiteit werden wij, in ons kleine groepje deeltijders, ervan doordrongen dat een historicus onderzoek doet, de resultaten daarvan bekend maakt aan zijn collega’s en die daarna doorgeeft aan de buitenwacht; de gewone mensen, het volk, de Nederlandse burger. De universiteit is een nationaal instituut dat gedeeltelijk met belastinggeld onderhouden wordt. Je mag daarom verwachten dat de informatie die de daar opgeleide, al of niet van beurzen afhankelijke, geleerden door onderzoek gevonden hebben op den duur hun weg vindt naar de belastingbetaler: u en ik. Ik denk dat het aan dat laatste een beetje schort.

Mijn onderzoek naar de informatie over de middeleeuwen in Nederlandse lesmethoden geschiedenis bewees dat die voornamelijk veel verouderde gegevens en  fouten bevatten. Dat er erg slordig met ‘wat was wanneer’ omgegaan werd en wordt en dat de tekst eigenlijk heel kinderachtig en onvolledig is. Door het steeds kleiner worden van de lesperiodes die op school nog aan geschiedenis besteed worden, zijn die teksten dus steeds korter geworden, de plaatjes eromheen steeds groter (en niet erg passend) en raakt het verband tussen de onderwerpen op den duur zoek.

canon kaart
De 50 vensters van de canon op één kaart.

De canon met zijn 50 vensters is daar een goed voorbeeld van. De periode van 3000 vC tot 1500 nC wordt in zeven vensters afgehandeld. Dat kan nooit goed zijn voor het historisch besef van de leerling, want die ziet het verband niet tussen Karel de Grote en Floris V. Laat staan dat dat uitgelegd wordt. En toch is dat historisch besef het begrip waarvoor pedagogen en didactici in hun handboeken geschiedenisonderwijs pleiten. En dat in de Kerndoelen benoemd wordt, wat hier nog even wat verder uitgewerkt wordt. Vergeet het maar.

De plannen voor datzelfde geschiedenisonderwijs  tot 2032 toe, die onlangs bekend zijn gemaakt, laten een nog kaler beeld zien. Je kunt eigenlijk wel zeggen dat het vak geschiedenis het wel zo’n beetje gehad heeft. Daar waar het voor maatschappijstudies nog nodig gevonden wordt  – en dan hebben we het voornamelijk over de geschiedenis van de laatste 100 jaar – wordt er nog enige aandacht aan besteed, maar voor de rest wordt het hobby. Zowel van een leraar die nog wat dieper wil duiken in het verleden, als van de leerling die zelf dan maar wat boeken opzoekt of het internet afstruint. Dat doet mij pijn. En ik ben niet de enige, mijn goede vriend Jona Lendering denkt er ook zo over.

geerruidenberg 2013
In 2013 vierde Geertruidenberg 800 jaar stadsrechten. Ik had daar niks mee te maken, maar dat ze zich als oudste stad van Holland profileerden klopte niet.

Ik heb de laatste 20 jaar minstens met 30 historische jubilea van dorpen of steden te maken gehad die hun 600, 700, 800 of zelfs 900 jarige bestaan vierden. De kennis die bij de organiserende comité’s aanwezig was over het begin van hun gemeente was meestal zo goed als afwezig of anders vermengd met fabels en legenden. Men keek altijd verrast op als ik vertelde hoe het werkelijk bij het ontstaan, groeien en officieel stichten van hun nederzetting toe was gegaan. Ook kon men zich nauwelijks voorstellen hoe hun voorouders geleefd hadden, eruit hadden gezien en wat ze dachten en deden. De meeste ‘kennis’ was trouwens gebaseerd op het onderwijs dat die mensen zelf in hun jeugd gehad hadden, en dat was dus al niet best. Je houdt je hart vast voor hoe het over een jaar of tien zal zijn. Of in 2032.

EVS 1972
Koningin Juliana bezocht in 1972 de officiële viering van 400 jaar Eerste Vrije Statenvergadering. Typerend voorbeeld van het elitaire gedeelte van zo’n jubileum.

Ik heb er persoonlijk ook mee te maken in mijn woonplaats. Dordrecht is heel oud. De meeste, een beetje bewust levende Dordtenaren weten dat ook wel, maar hoe dat precies zat… geen idee. In het verleden heeft de stad zijn jubilea best gevierd. In de negentiende eeuw ging dat nog behoorlijk spectaculair met veel verklede mensen en erepoorten. Later werd het soberder en ging het meer om bepaalde historische gebeurtenissen waardoor Dordrecht op de historische kaart was gezet: de eerste vrije statenvergadering in 1572 en de synode van 1618-19.

Dat werden feesten voor iedereen, met altijd wel een historisch element, maar nooit te opzichtig meer. Uitvoeringen van muziekgroepen, sportverenigingen, kermis voor de burgerij en dan voor de elite een tentoonstelling, een congres en een, duur, boek, dat was het wel.

balen 1677
Titelpagina van Mathijs Balens, Beschrijvinge van Dordrecht uit 1677 in twee dikke delen.

Stadshistoriën waren ook van die elite-uitgaven. Vanaf de zeventiende eeuw verschenen die met enige regelmaat en soms in meerdere delen. Die boeken waren voor de gewone man niet te betalen, als ze ze al wilden lezen. Daar werden ze dus ook niet wijzer van. En dat had dan weer zijn invloed op het begrip van hun eigen verleden. Of eigenlijk het onbegrip.

Nog steeds is de vroege geschiedenis van Dordrecht een zorgenkindje.  Ik heb hier al geschreven dat de basiskennis bij cursisten Dordtologie, toch gemotiveerde mensen die op hun vrije zaterdagochtenden in een seizoen toch tien pittige lessen willen volgen, mij zwaar tegenviel.

vitrine hof
Bezoekers in de kelder van het Hof waar de vitrines een keuze uit vele middeleeuwse stukken tonen.

Het nieuwe historische museum in het Hof laat in zijn ‘middeleeuwse’ afdeling een esthetisch mooie presentatie zien van wat er nog aan middeleeuwse spullen in de archieven, depots en musea te vinden was, maar de informatie die erover geboden wordt is miniem. Bovendien worden hele stukken van die vroege geschiedenis overgeslagen of maar zeer schetsmatig behandeld. De tentoonstelling, die duidelijk voor toeristen is bedoeld, graaft niet diep en hoeft dat misschien ook niet. Schoolklassen kunnen er spannende speurtochten doen, maar ook daarbij is de informatie oppervlakkig en gaan leerlingen eerder weg met mooie plaatjes in hun hoofd (en dat is niet verkeerd) dan met begrip van de samenhang tussen al die beelden. En zo gaat het eigenlijk altijd. En overal.

Ik ga van het standpunt uit dat de mens belangstelling heeft voor de historie van de plaats of het gebied waar hij/zij is opgegroeid. De officiële geschiedenis daarvan moet men echter uit dikke en dure boeken halen en dat trekken de meeste mensen niet. Als ze al het geld ervoor over hebben. Bovendien is de dieper gravende informatie verborgen in speciale studies en artikelen waar de leek helemaal niet bij weet te komen. Mijn missie is om iedereen in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van wat historici en archeologen over het vroege Dordrecht en zijn omgeving  te weten zijn gekomen zonder diep in hun buidel te moeten tasten. Ik heb, sinds de voorbereidingen voor de viering van 800 jaar stadsrecht in 2020 op een laag pitje werden gezet, enkele maanden nagedacht over dit probleem en eind februari bedacht dat een blog een ideale vorm voor deze informatie zou kunnen zijn. Iedereen die op internet zit, en daar zijn veel Dordtenaren bij (en mensen uit de omgeving), kan erop en kennis nemen van dat wat in de blog gezet wordt. Vandaar…