De Dordtse Waard (4)

Hier volgen dan nog een stel plaatsnamen die helemaal niet tot het Dordtse gedeelte van de Grote Waard hoorden, maar die lagen in het land van Altena.

 

 

 

Herradesstraat

Het zoveelste voorbeeld van een niet complete naam. Het dorp heette Herradeskerke en dat was, zoals gebruikelijk, de hoofdplaats in de Herradeswaard (ook Harredeswerde genoemd). Beide waren verminkingen van namen van het bezit van Heer Arnout en ze luidden oorspronkelijk Heer Arnoutswaard en Heer Arnoutskerke.  Die op hun beurt weer werden verbasterd tot Heeraartswaard en Heeraartskerke. Die waard lag in de punt tussen de Alm in het noorden en de Maas in het zuiden en behoorde tot het bezit van de heren Van der Dussen. Er moet een heer Arnout van der Dussen geweest zijn die zijn naam aan gebied en kerkdorp heeft gegeven. Wie dat was is echter niet bekend. Wel wordt de naam Herradeskerke al in 1105 genoemd in een bron, zodat die naamgever wel in de 11e eeuw moet hebben geleefd. In ieder geval werd zijn naam al kort na die tijd verbasterd.

 

 

 

Hoekenessestraat

Hoekenesse  was geen dorp of parochie, maar een polder die binnen de Herradeswaard lag. De naam zegt al dat het het uiterste puntje, de nes, van die waard was dat grensde aan waar de Alm in de Maas uitstroomde, vergelijkbaar met Heer Genemanspolre in de Tieselenswaard, de punt van de Nesse aldaar. Ook Hoekenesse hoorde bij de bezittingen van de Van der Dussens.

 

 

 

Vorensaterstraat

Ook de Vorensaterwaard was een polder. Hij grensde in het noorden aan de Alm en een klein riviertje, de Voorn of Voren, stroomde erdoor (of erlangs, dat is niet duidelijk). Het behoorde ook weer tot Dussen en grensde aan het dorp Munsterkerk (of dat lag op de rand van de polder).

Hierna verlaten we het deel van de Grote Waard boven de Maas en zakken af naar de zuidkant. Het is duidelijk dat je hier echt geen bordjes met ‘dorp in de Dordtse Waard’ kunt hebben. Boven de Maas mag het voor de leek niet helemaal duidelijk geweest zijn, maar die zuidkant, ook de Veenrijn  of Veenzijde genoemd, is helemaal onzin. Van West naar Oost:

 

 

 

Weedeweg

Weede was het ambacht dat tegen de westelijke dijk van de Grote Waard lag. Er is geen dorp van die naam bekend. De naam voor het ambacht is bekend uit het tweede deel van de 13e eeuw. Het lag tegen het land van Strijen aan, misschien gescheiden door een water, en er is was correspondentie tussen de heren van beide heerlijkheden bewaard gebleven. De parochie hoorde eind 13e eeuw aan het predikheren- of Dominicanenklooster te Zierikzee. Verder is er niets over bekend.

 

 

 

Twintighoevenweg

Ook Twintighoeven was een ambacht aan de zuidkant van de Maas, gelegen tussen het oorspronkelijk Wieldrecht en Dubbelmonde. Of er een dorp lag met een kerk is niet duidelijk, maar er zullen best wel boerderijen langs de dijk gestaan hebben.  Waarschijnlijk waren dat er oorspronkelijk twintig.

 

 

Dubbelmondestraat

Dubbelmonde was een ambacht, dorp en parochie. De laatste behoorde ook aan het predikheren- of Dominicanenklooster te Zierikzee. In de 13e eeuw komen al heren van Dubbelmonde voor die in de 14e eeuw ook Almonde en Drimmelen in bezit hadden. Er lag ook een tol van de graven van Holland. Oorspronkelijk was die aan de overkant van de Maas in Almsvoet gevestigd, maar ten tijde van graaf Floris V werd hij verplaatst.

De kerk en een paar huizen zijn afgebeeld op het St. Elisabethsaltaar. Er is daarop een romaanse kerk te zien, met een hoger, gotisch koor en een gotische toren die een beetje aan die van Breda doet denken.

 

 

 

 

 

Standhasenstraat

Stanthasen (zo schreven de middeleeuwers het) lag ten noorden van Geertruidenberg aan de Maas en was eveneens een ambacht, ontstaan uit een polder. De heren van Dubbelmonde waren ook hier heer. Het is niet duidelijk of er voor 1421 al een (kerk)dorp lag, al zullen er wel mensen gewoond hebben.

Dat zijn bij elkaar 22 plaatsnamen op straatnaamborden,  van welke er maar acht echt in de Dordtse Waard lagen. Dan hebben we nog de naam van een klooster en twee namen die waarschijnlijk helemaal geen plaatsen waren.

 

 

Heisterbachstraat

Het klooster Heisterbach was waarschijnlijk geen echt klooster. Het was meer een uithof, een soort flinke boerderij met een grote tiendschuur waar de belasting in natura, de tienden,  verzameld werd. Dat betekent dat er ook geen monniken woonden, maar alleen enkele lekebroeders en hun personeel voor de bedrijfsvoering. Zij zorgden voor het vervoer van de tienden naar het moederklooster Heisterbach, even ten zuiden van Bonn aan de Rijn in Duitsland. Dordrecht had voor 1200 al handelscontacten met het Rijnland, met name voor wijn.

Alles wat nog rest van de kerk van het klooster Heisterbach (foto Information Königswinter).

Heisterbach was een Cistercienzerklooster (orde gesticht in ca 1100) dat van graaf Dirk VII rond 1200 veel schenkingen kreeg. Het zou zelfs het patronaat (beheersrecht) van de Grote Kerk in Dordrecht en de kerk van Sliedrecht verwerven. Toch zou de uithof nooit uitgroeien tot een echt klooster, want de concurrentie  met de stad op handelsgebied (ze importeerden zelf wijn) was ongunstig. Latere graven hebben wel nog tolvrijdom gegeven, maar doordat er steeds meer schulden gemaakt werden, werd de uithof Heisterbach in de Grote Waard aan het eind van de 14e eeuw opgeheven. Waar het ‘klooster’ lag is niet bekend, al vermoedt men dat het ergens in het huidige Dubbeldam geweest moet zijn. Hoewel de locatie dus wel te lijden had van de ramp, is het ‘klooster’ al eerder ondergegaan.

Dan blijven nog twee namen over.

 

 

Werkenmondestraat

Dubbelmonde en Almonde lagen respectievelijk tegenover de mondingen van de Dubbel en de Alm in de Maas, dus aan de zuidoever van die rivier. Werkenmonde zou dus tegenover de monding van de Werken in de Merwede moeten liggen. In die monding zou ca 1230 een dam gelegd worden, waaraan de plaats Werkendam zijn naam dankt.  Werkenmonde, dat in het falsum van 1064 wordt genoemd, zou dus de voorloper van Werkendam geweest kunnen zijn. Als het echter aan de overkant van de Merwede lag, zoals Dubbelmonde en Almonde dat bij de Maas deden, zou het ergens in Hardingsveld geweest moeten zijn.

 

 

 

Giessenmondestraat

Hetzelfde geldt voor Giessenmonde; dat zou tegenover de monding van de Giessen moeten liggen. Maar daar lag Houweningen al. Of het was de voorloper van Giessendam, dat na het leggen van de dam ergens tussen 1277 en 1281, ontstond? Werkenmonde komt in de vroege bronnen na 1064 niet meer voor, maar Giessenmonde wordt in de 13e eeuw een visserij genoemd en zo ook verpacht. Zo bestond er ook een visserij die Dordtsmonde heette en die voor de monding van de Thuredrecht in de Merwede te vinden was. Het is dus waarschijnlijker dat deze beide –mondes de namen waren van visserijen, nauwkeurige begrensde stukken viswater in de Merwede, en dat ze nooit dorpen of ambachten zijn geweest.


Dit blog is geschreven om voor de zoveelste keer duidelijk te maken dat de gemeente  Dordrecht nogal slordig omgaat met zijn geschiedenis. Hier lijkt het erop dat de straatnamencommissie, voor zover die al bestond in 1920-30, niet het vereiste onderzoek heeft gedaan naar de in 1421-24 verdronken dorpen, polders en ambachten. Het zou ook kunnen wezen dat dat niet gebeurd is bij het verspreiden van nieuwe bordjes, naar ik meen in de jaren 80 van de vorige eeuw. Gevolg is echter dat twee-derde van de plaatsnamen in het Land van Valk niet in de Dordtse Waard lagen, zoals op de straatnaamborden te lezen staat. Slordig. Ook maar eens een keer aanpassen, gemeente?

De Dordtse Waard (3)

Tot zover de dorpen, ambachten en parochies die in de Dordtse Waard lagen. Dat houdt dus in dat alle andere op de straatnaamborden voorkomende plaatsen daar niet lagen en dat is eigenlijk foute voorlichting van de gemeente aan zowel bezoekers van de buurt als de bewoners. Als historicus vind ik dat nogal triest. Je vraagt je af hoe dat met andere straatnamen zit. Misschien moet ik daar ook maar eens een onderzoekje naar doen.  Nu neem ik eerst de Tieselenswaard, die dus geen onderdeel van de Dordtse Waard uitmaakte, maar eens bij de kop.

 

 

 

Tieselensstraat

Ook dit is een foute naam. Het dorp waar de waard naar genoemd is heette Tieselenskerke of Tiezelinskerke. Het werd al genoemd in 1126 toen de bisschop van Utrecht de kerk aan het kapittel van St. Pieter schonk.  Het was het kerkdorp in het ambacht en de parochie Oudeland (van Tieselenswaard). Het moet aan de noordelijke oever van de Maas gelegen hebben, ongeveer op de plaats van de oprit van de Kiltunnel. Wie Tiecelin was is niet bekend, maar naamonderzoekers denken dat hij een Vlaming was, want in de noordelijke Nederlanden kwam de naam voor 1126 niet voor. De parochie was dus bezit van St. Pieter, maar het ambacht had ook eigen heren. Die zijn echter alleen uit de 14e eeuw bekend, al zal ene Jan Genemans er één van zijn geweest in de 13e eeuw.

 

 

 

Oudelandstraat

Zoals gezegd was dit geen dorp, maar het oudste ambacht in de Tieselenswaard.

 

 

Wolbrandsstraat

Weer een foute naam. Het moet Wolbrandskerkestraat zijn.  Dit was een nederzetting aan de zuidoever van de Dubbel, dus in de Tieselenswaard. Het was het kerkdorp dat dicht bij de grens van het ambacht Nesse lag, dat ten oosten van het Oudeland lag. De grens was een zijdewind, een dwarskade, die moest voorkomen dat bij hoog water de waard onder zou stromen. Het dorp zelf moet in het ambacht Dubbeldam hebben gelegen dat sinds de aanleg van de dam, ergens tussen 1271 en 1280, langs beide oevers van de Dubbel stroomopwaarts lag. Opgravingen hebben aangetoond dat in dit gebied al in de 9e eeuw werd gewoond op die oevers. Na ca 1325 wordt Wolbrandskerke niet meer genoemd en verderop in de 14e eeuw, rond 1380, blijkt hier een dorp te liggen dat Cruyskerke wordt genoemd. Na de Elisabethsvloed wordt door de nakomelingen van bewoners uit die buurt Cruyskerke nog wel genoemd, maar zelfs het kapittel van St. Pieter heeft al in geen eeuwen meer van Wolbrandskerke gehoord. Niemand weet waar het had gelegen. Gezien de opgravingsresultaten van de kerk van Cruyskerke zal dat even ten westen van die locatie geweest zijn. Wolbrandskerke moet dan ca 1330 verlaten zijn en de bevolking is dan waarschijnlijk naar het oosten opgeschoven en heeft daar een nieuw dorp, met kerk gebouwd, rond 1350.

 

 

 

Nessestraat

De Nesse was, zoals u kon lezen, een ambacht. De kanunniken van St. Pieter bezaten de parochie,die het hele ambacht bevatte. Aanvankelijk was de familie Uten Polre hier ambachtsheer (ca 1300), maar op den duur namen de Van der Tolne het over. Latere bezitters waren de heren van Dubbeldam, de Oems. De laatste twee waren Dordtse families en de Oems waren zeker niet van adellijke afkomst (het waren wijnhandelaren) en de eerst bekende burgerlijke ambachtsheren van Holland. De oostgrens van Nesse was een zijdewinde, en misschien de westgrens ook wel.

 

 

Genemansstraat

Dit is ook weer niet de volledige naam. De straat is genoemd naar Heer Genemanspolre, een ambacht ten oosten van Nesse: het was dus geen dorp en er lag er ook geen. Het lag in de hoek tussen de Maas en de Dubbel en zal een late aanwinst van de Tieselenswaard zijn geweest. Gezien de naamgeving is de Polre, zoals hij meestal voorkomt, oorspronkelijk een buitendijks gebied geweest. Het lag waarschijnlijk buiten de oostelijke zijdewinde van het ambacht Nesse en moet ergens kort voor 1287 ingepolderd zijn en zo zijn naam hebben ontvangen. De Genemans waren in de 13e eeuw heren van het Oudeland van Tieselenswaard en bezaten aanvankelijk ook Nesse en Dubbeldam. Even na 1300 noemden ze zich Uten Polre (of dit is een nieuwe familie) en bezaten ditzelfde gebied. Kort erna verdwijnt die naam en worden de diverse ambachten door de families Oem (Dubbeldam 1318), Van der Tolne (Nesse 1319) en Uten Camp (Polre, voor 1390) overgenomen.

 

 

 

Leerambachtstraat

Zoals de naam al zegt was dit een ambacht en geen dorp. Er is ook geen dorp van die naam bekend, maar wel een dorp met de naam Leindenkirca of Leindenkirka. Dat vormde in 1057-58 een twistpunt tussen de bisschoppen van Utrecht en Luik. De laatste ging over al het land ten zuiden van de Maas, maar hij bezat ook Leindenkirka, dat ten noorden van de Maas in Stichts gebied lag. Hij mocht daar een kerk bouwen, in ruil voor rechten die de bisschop dan in zijn gebied kreeg. Het ambacht en het dorp moeten gelegen hebben in het gebied waar na de inpoldering ’s-Gravendeel werd gesticht. Nog tot 1795 werd die plaats, als ambacht, met Leerambacht gecombineerd en was ze bezit van de stad Dordrecht. Het werd ook Leyderambacht genoemd en komt in ieder geval in Utrechtse registers uit de 14e eeuw voor. Ook bij de lijsten van in 1421 verdronken ambachten komt het voor. Het lag westelijk van het Oudeland.

 

 

Poelwijckstraat

Ook Poelwijck was een ambacht, maar hier zijn geen aanwijzingen voor het bestaan van een (kerk)dorp. Het was het westelijkste ambacht in de Tieselenswaard en lag tegen de dijk tussen Maasdam en Puttershoek aan.  Er is zeer weinig bekend over dit gebied. Enkele Dordtenaren schijnen er een buitenhuis gehad te hebben, maar daar is verder niets van bewaard gebleven.

(Wordt vervolgd)

De Dordtse Waard (2)

Eerst behandel ik de plaatsen die echt in de Dordtse Waard lagen:

 

 

Crayensteynstraat

Crayensteyn was één van de drie ambachten waaruit het oorspronkelijke Sliedrecht aan de zuidoever van de Merwede bestond en wel het meest westelijke. Het grensde in het westen aan het ambacht van de Merwede en in het oosten aan het middelste ambacht van Sliedrecht, Langambacht. Oorspronkelijk waren waarschijnlijk alle ambachten langs de  zuidoever van de Merwede bezit van de heren van Riede. Crayensteyn was in het midden van de 13e eeuw nog van Zeger van Riede, die er msschien het gelijknamige kasteel bouwde. Later, in de 14e eeuw, blijken al die ambachten lenen van Voorne en in handen van de Van de Merwedes, een jongere tak van de Van Riedes. Het lag tegenover wat nu het westelijk einde van Sliedrecht is.

 

 

Houweningestraat

In 1105 heette dit dorp Hougninke, in 1168 Houninge en in 1189 Howeninge om in 1266 als Houninghen bekend te staan. Tegenwoordig wordt het als Houweningen, met een eind-n,  geschreven. Het was in 1100 een aan Sliedrecht onderhorig ambacht waarin een dorp lag dat Boiteskerke heette. Boite was waarschijnlijk de heer die zijn naam had gegeven aan de door hem gestichtte kapel, die een dochterkerk van de Sliedrechtse kerk was. Het lag ten oosten van het Kortambacht van Sliedrecht en grensde aan de andere kant aan Werkendam. Het lag tegenover Giessendam.

 

 

Erkentrudenstraat

Dit is een foute naam. Het dorp heette Erkentrudenkerke, dus de straat had Erkentrudenkerkestraat moeten heten. Misschien vond men dat een beetje te lang. Het was het kerkdorp in het ambacht Tolloysen en dat was een ambacht dat ik handen was van een jongere tak van de Van de Merwedes. Erkentrudenkerke lag ongeveer op de plaats van het huidige centrum van Dubbeldam en grensde aan de Dubbel. Het werd in 1240 voor het eerst genoemd.

 

 

Toloysenstraat

Tolloysen of Tolloysen (met 2 l’s) wordt in de jaren ’80 van de 13e eeuw voor het eerst genoemd als achternaam van Jan van Tolloysen, de heer van het ambacht uit het huis van de Merwede. Tolloysen was dus geen dorp, maar een ambacht. Het was een parochie van het kapittel van St. Jan, ook in Utrecht. De tienden werden in de late 13e eeuw gepacht door een paar rijke broers uit Dordrecht, Giso en Willem Dukinc.

 

 

Almsvoetstraat

Almsvoet was een dorp aan de Alm, een smallere veenrivier,  waar die uitkwam in de Maas. De Alm vormde de grens tussen de Dordtse Waard en de Herrades- of Heer Aarnoutswaard. Het is niet duidelijk of het ook de naam van de heerlijkheid was. De naam, Almesfote, komt al in 1215 voor en in 1227 heet het Almesfute. Weer wat later, in de jaren 40, was het Almesvote of Almesvute. In deze periode was er ook een tol gevestigd, die de scheepvaart in de Maas in de gaten hield. Of die na het afdammen van de Maas bij Maasdam rond 1280 nog belangrijk was is de vraag. De parochie was in handen van het kapittel van St. Pieter in Utrecht en de tienden daar werden gepacht door de heren van Putten. In 1297 is er een riddermatig persoon die zich Jan van Almsvoet noemt, maar het is niet duidelijk of hij heer van een ambacht was.

 

 

 

Eemkerkstraat

Eemkerk was een dorp, ambacht en parochie in het uiterste zuidwesten van de Dordtse Waard. Het lag aan het riviertje de Eem, die in de Alm uitkwam. Het dorp lag waarschijnlijk op die plaats. Het komt in 1259 voor  als Emekerke. De ambachtsheer in 1275 is Gijsbert, gezegd Bot, van der Eme. De familie Bot van der Eem was in de 13e en 14e eeuw niet onbelangrijk in de Grote Waard, maar stierf tegen 1370 in mannelijke lijn uit. In deze parochie lag het klooster Eemsteyn.

 

 

 

Eemsteynplein en Eemsteynstraat

Het klooster Eemsteyn was een stichting uit ongeveer 1380 van de Broeders des Gemenen Levens, de door Geert Grote van Deventer gestichte hervormingsbeweging, die ook wel de Moderne Devotie genoemd wordt. Het was met het klooster Windesheim bij Zwolle en kloosters bij Hoorn en Arnhem één van de eerste vier kloosters van die orde. De stichter was een Dordtse burger, Reinout Minnebode, een bekende van Geert Grote. In 1395 werd het door de paus bevestigd als horende bij de Orde van Windesheim. Het verdronk in de St. Elisabethsvloed, maar werd weer opgebouwd in de Zwijndrechtse Waard. Ook daar heette het Eemsteyn. In juni 1572, even voor de bekende Statenvergadering van 19-23 juli in Dordrecht, werd het klooster door Watergeuzen op hun bekende verdraagzame manier in brand gestoken. Het werd niet meer opgebouwd.

 

 

 

(Wordt vervolgd)