Hoe middeleeuws zijn middeleeuwse jeugdboeken?

“Geef me de ruimte” noemde Thea Beckman het eerste deel van haar trilogie over de Honderdjarige Oorlog in 1976. De heldin, Marije Wartelsdochter, een vijftienjarige koopmansdochter uit Brugge, ontvlucht het ouderlijk huis naar de ‘vrijheid’. Ik las die serie als twintiger, vroeg-dertiger, louter uit belangstelling voor de middeleeuwen en kon hem toen wel waarderen. Voor zover ik me dat nog kan herinneren. Beckman had een aansprekende manier van schrijven en heeft in haar lange carrière wel bewezen dat ze de jeugd kon boeien. En bleef boeien. Dat haar werelden bol stonden van anachronismen en historische fouten zag ik toen nog niet. En de jeugd zal het worst geweest zijn. Die kon zich wel identificeren met de zelfstandige, onafhankelijke types die haar romans als helden bevolkten. Zo zouden zij ook wel willen zijn. En het speelde zich allemaal af in lekker romantische landschappen en gebouwen met aan de ene kant veel ellende (om te overwinnen) maar ook veel eenvoudige en soms niet zo eenvoudige genoegens vooral als beloning na opgelopen en overwonnen tegenslagen. Zo horen romans, films, strips en soaps ook te zijn. En niet alleen historische verhalen lopen zo. Ook de avonturen die zich in het heden afspelen hebben diezelfde eigenschappen.

Dat is klassiek. Het is van alle tijden. Van Enkidu tot Krishna, van Odysseus tot Parceval: allemaal waren het helden die het nodige moesten overwinnen om de beloning van een lang en gelukkig leven, al of niet in een hiernamaals, op te kunnen strijken. En elk verhaal had de boodschap: doe zoals deze en je zult een beter mens worden. Of: wie goed doet, goed ontmoet. Of: zet door tegen alle tegenwerking in en op de duur komt alles goed. Moraal en ethiek streden om de voorrang. Het kwaad strafte zichzelf (met wat hulp van de held(in)), de goedheid overwon. Hollywood en zijn epigonen teren al meer dan een eeuw op deze uitgangspunten. En beïnvloeden op hun beurt weer de (historische) roman.

Ik heb al meer betoogd dat de invloed van het beeld dat Hollywood met name van de middeleeuwen heeft geschapen onuitwisbaar op het netvlies van de hele filmkijkende wereld staat gebrand. Tot in de meest moderne uitingen toe is dat het beeld dat geldt. In computerspelen, Live Role Playing en zelfs Second Life (bestaat dat nog?) staan de architectuur, decoratie, kleding en gebruiken die de Amerikaanse en daarvan afgeleide Europese film ons presenteerden model voor de vormgeving van de digitale middeleeuwen.

Ook de stereotype hoofdpersonen en bijfiguren in de films en series, die eigenlijk oeroude archetypen van menselijke eigenschappen zijn, veranderen niet. De koene mannelijke held (de laatste 25 jaar ook soms vrouwelijke), de ‘love-interest‘, de slechte tegenstander (let op hoe vaak de kleur zwart bij deze figuur typerend is), de wijze edelman/koning/kluizenaar, de alwetende magiër, de ‘comic-relief‘, de opofferende medestander (die dikwijls sterft), van van kwaad tot goed omturnende speler, etc. etc. En dan die hang naar vrijheid van de hoofdfiguur. Het op eigen benen willen staan en niet meer willen gehoorzamen aan autoriteiten, ouders, heren, goden, noem maar op. Eigenlijk zijn de meeste romans en films gewoon ‘coming-of-age‘ verhalen van pubers. Want als het verhaal eindigt trouwen ze meestal en stichten een gezin, dat op zijn beurt wel weer een rebelse tiemer op zal leveren, waarover een sterk verhaal te schrijven is.

Het blijft maar doorgaan. Ook de vorm en de plot. De queeste, de zoektocht met veel afzien en de ontknoping/beloning aan het eind, met meer of minder geweld tussendoor, is de standaard voor dit soort boeken en films. Het kan een redelijk simpele reis van een paar dagen zijn, maar hij kan ook jaren duren, en alles wat er tussen zit. Het kan zich binnen een klein gebied afspelen, maar ook de hele bekende wereld bestrijken. Het kan een dun boekje opleveren of een hele meerdelige serie nodig maken. De cast kan een groepje van minder dan een tiental zijn of wel 100 met name genoemde spelers tellen. De Lord of the Rings trilogie is het klassieke voorbeeld van zo’n queeste – de Ring moet naar de Doemberg – maar eigenlijk bevat bijna elke historische roman er wel één. En soms meer. En dan heb ik het, met de Ring in gedachten, nog niet eens over de vermenging met fantasy. Die de middeleeuwers overigens zelf al begonnen.

Is dat allemaal erg? Niet echt. De uitgevers en filmproducenten weten dat steeds nieuwe generaties lezers en kijkers dit soort verhalen nodig hebben om zichzelf te vergeten in de avonturen van iemand die waarschijnlijk een stuk doortastender is dan zijzelf. Ze hoeven niet zelf de baan op om een queeste te gaan ‘doen’, maar steken er hopelijk wat van op dat nuttig kan zijn voor hun leven. En goed voorbeeld doet goed volgen, zeg maar…

Niettemin zou ik nou eindelijk wel eens een wat realistischer beeld van het verleden voorgeschoteld willen krijgen in een boek of film. De vraag is natuurlijk of dat zo instructief zou zijn, maar dat dacht men van de start van de realistische roman in de 18e eeuw ook. Nu nog worden de (auto)biografische levens, al of niet met verhulde namen, van schrijvers en andere historische personen gevreten. Het gebodene is bepaald geen escapisme. Het is echt, fel, schandalig, smerig, corrupt, komisch, tragisch, absurd, noem maar op. En toch leerzaam. Ik weet dat er ook dergelijke jeugdromans zijn. Ze zijn specifiek opvoedend bedoeld en hebben sterk maatschappelijke kanten. Ze zijn echter altijd (voor zover ik weet) in het nu gesitueerd. Ik ken geen historische, laat staan middeleeuws geörienteerde verhalen met zo’n ingang. Wie dat wel weet mag het me schrijven, mailen of doorbellen, want zo’n boek schaf ik direct aan.

Zelfs die moderne realistische literatuur/lectuur bevat romantische elementen uit de queeste-verhalen en ook stereotype (bij)figuren worden soms niet geschuwd. Voor historische romans lijkt me dat veel moeilijker te vermijden. Ik lees de laatste tijd mijn middeleeuwse (kinder)romans op een andere manier. Ik let minder op de details. Dat is toch verloren moeite, want die zijn meestal fout (zie ook de blogs die ik daar nog wel eens aan wijdde). Meer van: geloof ik bij het lezen dat ik me in een middeleeuwse wereld bevind? Meestal is dat niet het geval. De beschrijvingen van landschappen, steden en kastelen zijn maar al te vaak stuitend cliché-matig. Je komt geen net onderhouden dijk of landweg tegen, maar steeds die bijna onbegaanbare bospaden, geen gewone leefomgeving maar een stinkende modderpoel van een stad, geen comfortabele zaal maar een tochtig, kaal kasteel. En altijd weer die herbergen en taveernes. Maar erger nog zijn de personen die ik tegenkom: het zijn gewoon moderne mensen in een vreemd apepakkie, die antiek ogende dingen doen, maar die verrassend hedendaagse denkbeelden hebben en die zeer eigentijds reageren. Het is voor mij maar al te duidelijk dat de schrijvers zich niet hebben verdiept in de mentaliteit van de middeleeuwers en de praktijk van hun leven.

Ik zit eigenlijk te springen om een gewone middeleeuwse jongen of meid die zich goed voelt in zijn omgeving, met zijn ouders, buren, pastoor en schepenen, maar die vanuit die optiek iets bijzonders meemaakt. En dan mag dat gerust oorlog, een ramp of de belangstelling van een edelman zijn, want het moet natuurlijk wel leesbaar blijven. Wat mij betreft mag het zelfs in de vaderlandse politiek van voor 1500 gezet worden, maar laat de opgevoerde personen in ’s hemelsnaam eens reageren op de manier zoals men dat toen deed. Met echte emoties, geen cliché’s. En zonder de omgeving als iets exotisch te beschrijven, tenzij het voor de verteller of hoofdpersoon echt exotisch is.

PS: de basis van dit blog is al in 2007 geschreven. In 2018 heb ik die versie gereviseerd. Inmiddels heb ik de laatste maanden wat in de middeleeuwen spelende (jeugd)romans gelezen, zowel voor de lol als in mijn rol van historisch adviseur (ik noem geen titels) en vind mijn oproep nog steeds urgent. Misschien wel urgenter.

Historische romannetjes

Ik heb al eerder aandacht besteed aan de beide boekjes die uitgeverij Zwijsen in 2003 publiceerde als extra bij het middeleeuws gedeelte van de geschiedenismethode Een zee van tijd. Deze methode is inmiddels vervangen door een nieuwe: Tijdzaken. De oude is vanaf dit jaar niet meer verkrijgbaar en zo te zien is dat ook het geval met de boekjes. En dat is maar goed ook, want veel geschiedenis leerde je er niet uit: er stonden meer fouten in dan feiten. Ik heb ze in Tiecelins gekras en mijn rapport beide afgekraakt.

Toen ik me na het schrijven van mijn boek weer met de gewone wereld ging bemoeien kwam ik tijdens mijn onderzoek naar wat er met de Canon aan de hand is een nieuwe serie historische romannetjes voor de jeugd tegen. Nu niet opgehangen aan de tien tijdperken maar aan de vijftig vensters; voor elk venster één. Ze zijn sinds 2009 uitgegeven bij de Brabantse uitgever Delubas. Ik heb nu weer voldoende tijd om eens te kijken of er iets verbeterd is in de middeleeuwse geschiedschrijving voor Nederlandse kinderen sinds 2003. Vandaar dat ik de drie deeltjes die de vensters Hebban olla vogala, Floris V en de Hanze (vensters 5-7)  maar eens heb aangeschaft om me te laten verrassen.

Ik moet echter concluderen dat ze dat niet deden en dat ik nogal teleurgesteld was. Ik behoor natuurlijk niet tot de doelgroep (groep 4-8 van de basisschool) maar het zijn wel erg voorspelbare verhaaltjes. Ze zijn ook maar kort, rond de 80 pagina’s inclusief 10-15 illustraties (waarvan een aantal paginavullend) in een tamelijk groot corps (12?) en met veel wit. Deze drie gaan allemaal over een jongen van rond 12 jaar en ze hebben allemaal wat met een doortastend meisje dat net zo oud of iets jonger is. De love interest dus, want er is veel vroeg puberaal gestuntel met gevoelens. Misschien nog spannend voor de 8-jarige, maar ik vermoed dat de 12-jarigen ze nogal kinderachtig zullen vinden. U zult begrijpen dat ze ook allemaal goed aflopen: het zieke zusje geneest dankzij een charmant en hip kruidenmeisje, de hondenknecht verliest dan wel zijn baan maar kan bij zijn vriendinnetje in de herberg gaan werken en de boerenjongen mag in de leer bij de Hanzekoopman, dicht bij diens aantrekkelijk dochter. Eind goed al goed.

En het historisch gehalte dan, zult u vragen. De schrijvers hebben duidelijk hun best gedaan hun verhaaltjes in een historische context te plaatsen. Duivels en demonen speelt in Rochester (Kent, Engeland) rond 1085 en gaat over een  telg van Vlaamse adel wiens grootvader met Willem de Veroveraar het land is binnengevallen en daarop land en een kasteel bij die stad heeft gekregen. Hij heet Boudewijn en krijgt de kans in het lokale klooster, nu bevolkt door ‘Franse’ monniken, te leren lezen en schrijven. Zijn zusje wordt echter ziek en moet allerlei middeleeuwse geneeskundige praktijken ondergaan die niet helpen (inclusief twee duiveluitdrijvingen). Daar tegenover staan de pogingen van het kruidenmeisje om haar te genezen, maar die worden als demonisch gezien, want zij en haar vader de perkamentmaker zijn heidenen. De jongen wordt beschuldigd van duivelse praktijken omdat hij zich hiermee inlaat. Achteraf blijkt dat de verdreven Engelse monniken de Vlaamse edelen en met hen alle Normandiërs via occulte trucs probeerden te verdrijven. Een vergezocht complot, dat ook nogal knullig wordt uitgewerkt. Bovendien hangt het ‘oudste’ Nederlandse zinnetje er een beetje bij. Slechts de Vlaamse prior zingt het liedje een keer en heeft het dan over het uitproberen van de pen op een kladblad. Dat is alles.

De titel van het volgende boekje is De honden van graaf Floris zegt al waar het over gaat. Het is 1296 en Bastiaan is een bastaardkind. Van wie is niet bekend, maar de suggestie is dat de graaf er wat mee te maken had. Die had hem na de dood van zijn moeder, hofdame van gravin Beatrijs, de baan als hondenoppasser bezorgd en de uit de Rijmkroniek bekende windhonden zijn zijn verantwoordelijkheid. Men zal niet verbaasd zijn te lezen dat de held allerlei gekonkel van de welbekende rebellerende edelen opvangt en vanaf de zijlijn getuige is van de ontvoering en dood van de graaf. De plot is nogal gedwongen en omvat ook de dochter van de herbergier bij wie de graaf en zijn edelen logeren die zo graag wil leren paardrijden.

De valse koopman, tenslotte, speelt in 1395 en gaat over boerenzoon Maarten die goed kan afdingen en dolgraag de handel in wil. Dat mag hij dus niet, maar hij komt in aanraking met een Duitse koopman die op weg is naar de aanstaande jaarmarkt in Deventer. De man wordt overvallen en gered door Maarten. Die gaat achter de rover aan, die zich in Deventer voor de Duitser blijkt uit te geven en aan het aanpappen is met een rijke Bergenvaarder, Cornelis Bruyns. Maarten verstopt zich als verstekeling op diens kogge en ontsnapt nauwelijks aan de brand op het schip. Na veel gedoe (gevangenis, vrijlating, leerlingschap, vlucht, overnachting tussen daklozen, achtervolging met hulp van het hondje van de koopmansdochter wiens vader door de rover uit wraak blijkt te zijn ontvoerd), komt alles goed en krijgt die jongen de kans echt koopmansleerling te worden.

Het klopt echter allemaal niet, die context. Geleerden zijn het er al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw over eens dat ten tijde van de Normandische verovering Engeland een christelijk land was met een gedegen kerkelijke traditie en hierarchie. En dat waren ze al sinds de 9e eeuw. Practiserende heidenen waren er niet meer, al zullen er best nog mensen geweest zijn die zich met kruidengeneeskunde bezig hielden. Offeren aan oude eiken was er al lang niet meer bij en de Keltische druïden waren er sinds de Romeinse tijd niet meer. Als ze ooit al bestaan hebben. Het is ook  volkomen onzinnig dat Engelse monniken door het zuur maken van de melk, beschimmelen van graan, brand stichten, kippen doden en een pentagram (met de verkeerde kant naar boven) op een venster schilderen hun Normandische opvolgers uit het klooster proberen te krijgen.

Hetzelfde geldt voor de hondenjongen die steeds maar weer net niet hoort wat de samenzweerders onder elkaar smiespelen, alsof ze hun plannen in het nabijzijn van zo’n bediende zouden bespreken. Ook de setting van de herberg, waar zijn love interest woont en werkt, klopt niet. In het echt was de graaf bijna een maand lang aan het bemiddelen tussen de heren van Amstel en Zuilen en was het grafelijke gezelschap ingekwartierd in het Utrechtse complex van de Hospitaalridders waar nu het muziekcentrum Vredenburg staat. Dat was eerder een klooster, met louter mannelijke bediening, dan een gewone herberg. De honden waren natuurlijk steeds dichtbij de graaf en ze zullen bij de jacht best aanwezig geweest zijn, maar dat ze naar de moord-locatie meegenomen werden is bijzonder onwaarschijnlijk. Pas na de moord, nadat de graaf in Naarden (?) was afgelegd en naar Alkmaar was vervoerd horen we over de honden. Overigens is het ook de vraag of de leden van Floris hofhouding wisten dat de Engelse koning achter de ontvoering zat, dat is allemaal pas veel later bekend geworden.

Het derde boekje over de boerenzoon die graag koopman  wil worden blijkt te draaien om de zoon van een eerdere compagnon van de Bergenvaarder die wraak wil nemen omdat die zijn vader na fraude uit de zaak had gezet. Het hele plot is bijzonder onwaarschijnlijk en hangt van toevalligheden aan elkaar. Het feit dat het in de Deventer speelt en dat Cornelis Bruyns een koopman op Bergen in Noorwegen is zijn de enige tekenen dat het hier om het venster over de Duitse Hanze gaat. Het had net zo goed in Dordrecht, Medemblik of Zierikzee kunnen spelen.

En dan zijn er van die kleine practische fouten. De veren pen in het klooster in 1085 werd niet gebruikt om lijnen op perkament te ritsen, dat deed je met de achterkant van je pennenmes. Monniken droegen geen houten kruizen op hun borst (dat hebben ze trouwens nooit gedaan) en heetten geen Franciscus. Dat was pas een naam die voor geestelijken opkwam na de dood van Franciscus van Assisi in 1226. Het betekent eigenlijk gewoon Fransmannetje, omdat zijn vader op Frankrijk handelde.  In 1296 wordt onderling geroddeld over de jaloezie van Gerard van Velsen omdat de graaf een oogje op zijn vrouw zou hebben, terwijl dat een verhaal is dat na diens dood over de motieven van Velsen werd verspreid. Water werd in de middeleeuwen niet opgepompt, dat is een techniek die pas sinds de 17e eeuw bestaat. In 1085 en 1296 droegen meisjes geen (strakke) kapjes, maar hoofddoeken. Of ze hadden helemaal niks op hun hoofd en droegen dan hun haar in vlechten, zoals Liesbeth Bruyns in 1395 doet. Maar dat was wel een meisje uit de elite, dat niet boven het vuur hoefde te werken. Uit de beschrijving van de kleding van haar vader in De valse koopman blijkt trouwens dat de schrijfster totaal geen verstand van kleding in 1395 heeft.

Daar hebben de illustratoren van alle drie de boekjes trouwens ook last van. In geen van de afbeeldingen klopt de kleding met de periode. De monniken in 1085 hebben losse kappen met schoudermanteltjes om, zogenaamde caproenen, die pas na 1400 voor de kloosterorden opkwamen. Ze hebben ook koorden om hun middel en dat is iets dat Benedictijnen (de enige orde in 1085) niet droegen, maar wel de broeders van de Franciscaner orde van na 1226. En dan zit er ook nog een kruisje aan het eind van zo’n koord… NOT! De tekenaar van Duivels en demonen heeft daarbij het klooster in Rochester gotische ramen gegeven; een kunst- en bouwstijl die pas een halve eeuw daarna in Frankrijk opkwam en in Engeland nog later; het klooster van 1085 was een romaans bouwwerk met ronde boogramen en -poorten. Ook de kleding van de personen in De honden van graaf Floris heeft niks met 1296 te maken en dat geldt ook voor de decors, meubels en wapens.

Ik heb nog veel meer zitten schrappen en strepen in de boekjes, maar ik bespaar u de andere kritiek. Het komt erop neer dat de lezers en verkeerd beeld van de tijd krijgen en een verwrongen idee van de politieke en maatschappelijke achtergrond. De plots van de verhaaltjes zijn onwaarschijnlijk en gedeeltelijk onzinnig. De hoofdrolspelers zijn onderling inwisselbaar: het gaat steeds om onzekere, maar eigenwijze jongens die tegen de bevelen van hun ouders of meerderen ingaan en door de ontluikende gevoelens voor een meisje desondanks kleine heldendaadjes verrichten. U zult zeggen:  ja maar,  daar gaat het altijd over. Dat is natuurlijk wel zo, maar als er verder nog allerlei onhistorische en anachronistische zaken gebeuren, dan is de vraag wat een lezer dan nog opsteekt over deze periode in onze geschiedenis. Meer misverstanden en verkeerde beelden over de middeleeuwen? Is dat de bedoeling? Ik dacht het niet.