Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (6)

Ik heb de commissie Kennedy voorgesteld het anders te gaan doen met de vensters over de middeleeuwen (500-1500). Ik heb mijn verlangens voor een nieuw type Canon uitgesproken in vier punten:

  • Ik wil pleiten voor het nadenken over de huidige inhoud van de vensters en methoden over de middeleeuwen en of die eigenlijk wel relevant is voor wat kinderen moeten weten over de invloed van die periode op hun eigen leefomgeving. Hoe de ontginningen het hen bekende landschap vormden (en niet alleen in Holland en Zeeland), de middeleeuwse handel het uiterlijk van hun steden en dorpen bepaalde en de invloed van de buitenlandse vorsten onze kunst en cultuur vorm gaf.
  • Ik wil ook pleiten om de informatie over een stuk maatschappelijke ontwikkeling niet meer af te laten hangen van een aansprekende naam. Ik geloof namelijk niet in het belang van historische ‘helden’ voor het denken van nu en het zijn van een voorbeeld voor een moderne mens: we leven niet meer in de 19e eeuw waarin men om een wij-gevoel te kweken nationale helden meende nodig te hebben.
  • Ik wil ook graag dat wat er over de middeleeuwen verteld wordt klopt met de laatste onderzoeksresultaten en literatuur over deze periode, in plaats van het herhalen van achterhaalde informatie, die alleen maar weer meer voeding geven aan door de media gretig uitgedragen clichés en vooroordelen.
  • Ik zou ook willen dat de archeologie en diverse andere disciplines, die als hulpwetenschappen voor de geschiedenis fungeren, in dit deel van de Canon meer aan bod komen.
Detail uit een gravure van de graaf door Cornelis Visscher, ca 1650.

Ik wilde ook dat er anders gedacht gaat worden over middeleeuwse illustraties. De plaatjes die in de Canonclips werden en worden gebruikt dateren meestal uit veel later eeuwen. Dat is helaas nogal gebruikelijk bij het illustreren van middeleeuwse geschiedenis. Zo werden bij Floris in de tijd dat hij nog in de Canon stond bijvoorbeeld de zeventiende-eeuwse verzonnen gravenportretten en verouderde schoolplaten gebruikt. Natuurlijk zijn er geen echte portretten van die graaf; die maakten ze in die tijd nog niet (behalve misschien in grafbeelden, maar daar zijn er weinig van bewaard gebleven). Het is echter een kleine moeite een andere mooie afbeelding uit zijn tijd te vinden; zijn ruiterzegel bijvoorbeeld, daar staat hij tenminste zelf op afgebeeld. Men gaat er nog teveel van uit dat er weinig materiaal is van voor 1500, dus men gebruikt de al jaren overal voorkomende standaard-plaatjes zonder wat verder te zoeken. Ik heb in mijn boek over de graven van Holland tussen 1100 en 1300 aangetoond dat er illustraties uit de regeringsperiode van elk van die graven te vinden is en dat die een veel beter beeld van de tijd geven dan de meestal anachronistische platen uit later tijd.

Ik vind ook dat moderne illustratoren, als ze reconstructies gaan tekenen van middeleeuwse gebeurtenissen en plaatsen, betere voorlichting moeten krijgen over hoe het er in een bepaalde periode uitzag. Daar is tegenwoordig voldoende kennis over aanwezig, zodat de mixen van anachronismen zoals die nu in hun platen te zien zijn, voorkomen kunnen worden. Het gaat niet aan om 13e eeuwse krijgslieden op een 14e eeuwse kogge te tekenen, bij wie 16e eeuwse rapieren aan hun zijde hangen terwijl het een 15e eeuwse situatie voorstelt (zie de eerste illustratie bij het Hanze venster) als bekend is hoe het er wel uitzag.

Vensterplaat De Hanze – Illustratie Ivan & Ilia.

Ik ga het maar niet over de filmpjes hebben, want die zijn te treurig voor woorden. Alleen de met hulp van tScapreel geacteerde Teleac/Schooltv filmpjes bij Floris V zijn maar historische correct, de rest in het geheel niet. Al is er nog tijdens de opnamen, ondanks mijn tegenwerpingen, wel gesjoemeld met de gang van zaken bij de doodslag van 1296.

Mijn voorstel is om voor de vijf vensters (als het er dan vijf moeten zijn) ter zake doende onderwerpen te kiezen, die én de situatie in de tijd correct beschrijven en weergeven én waarmee je een link kunt leggen naar nu zonder gedwongen te worden allerlei modieuze zijpaden in te gaan. Ik geef hieronder die onderwerpen aan. Wat mij betreft mogen ze ook ook pakkende korte titels krijgen, als het maar geen naam is van een middeleeuwse ‘held’ want die stonden echt niet model voor de betekenis van die onderwerpen.

  • Kerstening

Verspreiding van het Christendom onder Frankisch beheer.

                              Breed: De effecten van een christelijke cultuur. Kerken en kunst.

  • Graven en gouwen

Bedreiging door zeerovers en ontstaan van vorstendommen.

                              Breed: Hoe ontstaat een land. Topografie en geografie.

  • Sloten en schepen

Ontginningen en vorstensteun bij maatschappelijke ontwikkelingen.

                              Breed: Een nieuw landschap en de geboorte van een identiteit. Mentaliteit.

  • Stad en handel

Invloedrijke steden in een internationaal handelsnetwerk.

                              Breed: Ons erfgoed en onze globale invloed. Wetenschap en toerisme.

  • Erfenis en verovering

Opvolgingsproblemen, buitenlanders en partijstrijd.

                              Breed: Het ontstaan van ons politieke systeem. Centralisatie en de gevaren ervan.

Er was, volgens het rapport over de nieuwe Canon, bij de commissie Kennedy ook “een beschouwing over de plaats van de middeleeuwen in de canon” binnengekomen. Was dat mijn voorstel? Slings liet zich er niet over uit. Als dat zo was; leuk dat het even genoemd is, maar er is niets van in de nieuwe Canon terecht gekomen. Helaas. En nu maar 9 jaar wachten en hopen dat ik dan wel aan de beurt kom. Maar ik houd mijn adem niet in. En misschien is dan de Canon al wel helemaal afgeschaft en wordt er geen geschiedensles meer gegeven. Ik heb daar wel eens nachtmerries over als ik zwaar getafeld heb…

Het nieuwe boek. Voor bestellen zie de kolom rechts in het blog.

In ieder geval heeft uitgeverij Omniboek ervoor gezorgd dat belangstellenden – en waarom zouden daar geen scholieren bij zijn? – vanaf dit jaar toch te lezen kunnen krijgen hoe het nou wel zat met graaf Floris V. Ik kreeg namelijk de opdracht een nieuwe biografie van de graaf te schrijven en tegelijk het raadsel op te lossen van het enige grafmonument dat er van Floris nog bestaat. Het boek is verschenen in de serie Tastbaar Verleden van die uitgever want dat monument kan je als het ware nog aanraken. Het staat in de Grote of Sint-Laurenskerk te Alkmaar, iets dat maar weinig mensen weten. Zelfs voor Alkmaarders is het geen bekend gegeven. Ik wil echter in het geheel geen tijdperk, zoals de zogenaamde ‘Riddertijd’, aan hem ophangen. Er waren genoeg andere personen en gebeurtenissen die daar invloed op hadden. Floris was bovendien niet zo’n vechtersbaas en gebruikte waarschijnlijk liever diplomatie om zijn functie uit te oefenen. Al kon hij natuurlijk niet helemaal aan het uitoefenen van geweld ontkomen; hij was nu eenmaal een kind van zijn tijd. Ik hoop dat mijn boek een genuanceerder beeld van graaf Floris V van Holland en Zeeland, heer van Friesland (1254-1296) zal verspreiden en dat nu eindelijk eens al die fouten uit zijn levensbeschrijvingen op internet en in druk worden gehaald. De basis daarvoor ligt op 8 juni in de boekwinkel.

Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (5)

De lezer zal inmiddels wel begrepen hebben dat ik geen hoge pet op heb van de nieuwe Canon van de Nederlandse geschiedenis. Ik vind namelijk dat die, net als de oude, niks toevoegt aan de kennis van onze geschiedenis omdat hij alleen maar de feitjes oplepelt die je moet weten voor de eindtoetsen en daarna weer mag vergeten. Maakt niet uit of er een verband tussen die verhalen bestaat en of je nou eigenlijk wel begrijpt waar het over gaat. En of de feitjes wel kloppen, want de leerlingen hebben geen enkele mogelijkheid om dat te controleren, tenzij ze de boeken en artikelen van historici over het betreffende onderwerp op eigen houtje gaan nalezen. Maar wie doet dat? Of wie weet die boeken te vinden, want het is lang niet zeker dat  de bibliotheken waar moderne leerlingen toegang toe hebben, ze ook op de plank hebben staan. Laat staan dat ze ze vanwege hun pittige prijzen aan kunnen schaffen als ze dat zouden willen. Wie kan verder die recente historische artikelen achter de betaalmuren van de tijdschriften vandaan halen behalve als je geschiedenis studeert of beroepshistoricus bent?

De boekenlijstjes bij de vensters bevatten daarbij voornamelijk populaire lectuur, hoewel ze ook altijd wel een aantal titels hebben van die nogal dure, niet al te oude non-fiction boeken. En dan moet je maar hopen dat de openbare bieb die voor je te pakken kan krijgen. Nationale Canons (dus niet regionale of stedelijke) zijn er daarom alleen maar omdat er te weinig tijd op basisschool en in voortgezette opleidingen over is voor fatsoenlijk geschiedenisonderwijs. En dan mag of moet je er nog een keuze uit doen ook, want er is voor een compleet geschiedenisoverzicht geen tijd. Dus dat leerlingen ooit nog een breed, opeenvolgend stuk geschiedenis gaan leren en leren begrijpen is bijzonder onwaarschijnlijk. In de praktijk komt het er inmiddels op neer dat voornamelijk de geschiedenis sinds 1900 wordt  behandeld. Waarbij moet worden aangetekend dat ook politiek-correcte modes als de VOC  en ‘ons’ aandeel in het slavernij-probleem de nodige aandacht trekken. Zeker als zo’n onderwerp, zoals het slavernijverleden, begeleidt wordt door een nu al controversiële tentoonstelling, met dubieus lesmateriaal, in het Rijksmuseum. De deskundigen van de periode zijn er al voor in de pen geklommen, bevolken de krantencolumns en ‘schuiven aan’ bij de TV-spreekstonden.

Cartoon in Trouw door Pieter Geenen, 5.10.2019

Natuurlijk hield ik het bij mijn contacten met de canoncommissie via Hubert Slings niet alleen bij kritiek. Ik hield een pleidooi om met name nog eens goed naar de middeleeuwen te kijken. Ik wilde me namelijk expres niet buiten mijn vakgebied begeven, want mijn collega’s zijn best zelf in staat hun kennisperiode te verdedigen. Ik wilde een aanzet geven tot een nieuwe denkwijze over de plaats van de middeleeuwen in de Canon. De eerste versie zat vol fouten, was naïef en politiek correct uitgewerkt in de website entoen.nu en liet enkele van de belangrijkste ontwikkelingen die Nederland in die 1000 jaar onderging ongenoemd.

De middeleeuwen worden slechts vertegenwoorigd door vijf van de vijftig vensters. Dat is natuurlijk nogal mager voor zo’n lange periode, te meer omdat de volgende 520 jaar niet minder dan 43 vensters kreeg, maar ik zeur daar verder niet over. Het gaat mij er meer om hoe die vensters vervolgens vorm hebben gekregen en wat voor vragen je eraan had kunnen stellen. Omdat het in dit blog over Floris gaat, zal ik die maar bij de kop te pakken, maar het had net zo goed één van die andere ‘helden’ kunnen zijn.

De vraag luidt: zijn leven en dood van Floris V nou echt zo belangrijk geweest voor het reilen en zeilen van de Nederlandse gewesten? Was hij echt zo invloedrijk dat hij model moest staan voor de ‘Riddertijd’? Enkele van zijn bij het grote publiek volkomen onbekende voorgangers of nakomers hebben veel meer invloed op de bloei van bijvoorbeeld het graafschap Holland en Zeeland gehad dan hij. Hij was niet de enige vorst in de middeleeuwse wereld wiens vader werd gedood en die dus wraak moest nemen. Hij was ook niet de enige of eerste die kastelen bouwde om onrustige onderdanen er onder te houden of die slim genoeg was om wat minder onrustige onderdanen voorrechten te geven. En hij was ook niet de eerste of enige die op onnatuurlijke wijze om het leven werd gebracht. Dat het nog bestaande, maar onherkenbaar gerestaureerde, Muiderslot, met zijn reputatie als Floris’ laatste verblijfplaats, en zijn even rigoureus gerestaureerde  Ridderzaal er nu nog staan is ook niet uniek in Nederland.

Cartoon in Trouw door Pieter Geenen, 8.6.2019

Dat geldt namelijk ook voor de graven van Vlaanderen, Kleef en Loon, en de hertogen van Brabant en Gelre. Vlak daarbij ook de invloed en het belang van de bisschop van Utrecht in het Sticht, Overijssel, Friesland, Drenthe en Groningen niet uit en, via hem, die van de paus op de politiek en de bezitsvorming op ons grondgebied. Floris V, hoewel op den duur uitgroeiend tot een gewiekst politicus, was niet meer of beter dan zijn vorstelijke tijdgenoten elders op ons grondgebied. Hertogen Hendrik I en Jan I van Brabant en Gelderse graven (later ook hertogen) als de Otto’s en de Reinouds, hebben voor de bloei van hun rijkjes gestreden en gemanipuleerd. Diverse bisschoppen van Utrecht hebben daarbij grote invloed op de noordelijke en oostelijke gewesten gehad, maar niemand die daarover in de klas iets zou kunnen navertellen. Zelfs niet zij die in die gewesten opgroeiden, al proberen groepjes  zoals De Ridders van Gelre , daar op een ludieke manier bij hen in de regio wat aan te doen.  En overal in ons land zijn nog middeleeuwse gebouwen en landschappen te zien.

Moeten we niet kijken naar wat werkelijk de invloed van de middeleeuwen op onze geschiedenis was? Hoe die het uiterlijk van Nederland hebben veranderd, zoals, bijvoorbeeld, door de ontginningen en ontbossingen? Daar kunnen dan vanzelf de aanvankelijk feodale invloeden, maar ook de latere, veel practischer georganiseerde waterschappen of marken aangehangen worden. En om aan te sluiten bij de moderne realiteit: het ontstaan van het beroemde ‘polderen’.  Hoe dat alles onze maatschappij heeft beïnvloed en gevormd, zodat nu de toeristen (en wijzelf) nog genieten van ons uit de middeleeuwen daterende erfgoed.

En moeten we het niet eens hebben over de culturele invloed van de uit het Franse taalgebied afkomstige dynastiën der Henegouwers en de Bourgondiërs en die van de oorspronkelijk Duitstalige Beierse en Gulikse hertogen en hoe die hier terecht gekomen zijn? En hoe de daarna komende Habsburgers tot hun breuk met de Nederlanden in 1581 ons hebben gevormd. En hoe moderne devotiebewegingen hier al in de veertiende eeuw de basis hebben gelegd voor de Hervorming en de daaruit voortkomende Opstand?

Wordt vervolgd.

Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (4)

Dat een Canon nooit volledig kan zijn (punt 1) klopt natuurlijk. Maar hoe komt dat? Met de Tien Tijdperken van De Rooy om de vaderlandse geschiedenis overzichtelijker in te delen, lukte het al niet: de onderwijzers en leraren kwamen lang niet aan alles toe en kozen dan maar hun lievelingsperioden en -onderwerpen. Als mediëvist heb ik in het verleden (2011) eens een studie gedaan naar wat kinderen tussen ca. 7 en 18 jaar oud leren over mijn periode: de middeleeuwen (ca 500 – ca 1500). Daar heb ik de toen verkrijgbare en gebruikte lesmethodes van basisschool en voortgezet onderwijs voor door gevlooid. Die waren alle ingedeeld volgens het na 2003 ingevoerde systeem van de Tien Tijdperken, waarin de middeleeuwen in twee keer 500 jaar de nummers 3 en 4 vulden. Bij elk van die tijdperken hoorde een boek in de serie De kleine geschiedenis van Nederland, op didactisch en pedagogisch verantwoorde wijze geschreven door kenners van de bewuste periode. In het geval van de beide middeleeuwen-delen was dat Ben Speet. Ik heb wel eens aan geschiedenisleraren nagevraagd of ze die boeken in de kast hadden staan. Nee, was het antwoord meestal. Er waren er zelfs die er nog nooit van gehoord hadden.

Over het algemeen kregen onderwijsautoriteiten klachten dat het allemaal te veel was om in de toen al inkrimpende lestijd te proppen. Daarom werd vervolgens door de eerste Canon-commissie de hele bubs ingekort tot 50 vensters die, als je ze na ging lezen, nergens op elkaar aansloten en waardoor je een verknipt beeld van het nationale verleden kreeg. Na de verplichte invoering in 2010 bleek dat men in de praktijk voornamelijk de laatste 100 à 200 jaar deed. Of er werd aandacht aan zo’n stuk politiek correct hobbyisme besteed als er een modieus onderwerp rondzoemde zoals immigratie, kolonisatie of slavernij. Om een beetje volledig beeld te krijgen van de Nederlandse geschiedenis heb je in de klas gewoon meer tijd nodig voor geschiedenisonderwijs. Maar die tijd is er niet meer. Geschiedenisles is op bepaalde scholen of bepaalde delen van opleidingen soms al afgeschaft.

Bovendien krijg ik signalen binnen van leraren die me vertellen dat in het voortgezet onderwijs de Canon in zijn geheel genegeerd wordt. Of dat waar is kan ik niet controleren zonder uitgebreid onderzoek te doen, maar het lijkt me wel tekenend voor de invloed van de Canon. Een onderzoeksrapport uit 2019, De Canon van Nederland – Vervolgonderzoek 2018/19 (in opdracht van de stichting entoen.nu) laat zien dat zowel in het basis- als het voortgezet onderwijs ca 60 % van onderwijzers en leraren van de eerste Canon gebruik maakte. Dat is natuurlijk niet de bedoeling geweest: hij is in 2010 verplicht gesteld op alle (openbare?) scholen. Bij het BO wordt nog vermeld dat de leerkrachten die de Canon gebruiken dat meestal op eigen houtje deden.

“Als er al collega’s op school zijn die er ook mee werken, wordt dat doorgaans niet op elkaar afgestemd. De helft van de leerkrachten werkt structureel met de Canon van Nederland en er is ook een flinke groep leerkrachten die er projectmatig of incidenteel mee werkt.”

Dus 50 % werkte er echt, als eigenheimer, mee en die andere 10 % deden het af en toe. Niemand die ze verplichtte tot toepassing van de Canon. De gebruikers daar vonden het ook geen van allen nodig de Canon te ‘herijken’.

Ook op het VO, en dan voornamelijk de onderbouw (t/m 14 jaar), paste dus 60 % van de leraren eveneens de vensters toe in de lessen. Met dat verschil dat het

“meestal incidenteel gebeurt, als het zo uitkomt, als aanvulling op methode of andere lesmaterialen. De meesten gebruiken de Canon op eigen initiatief, zonder afstemming met collega’s.”

Still uit het Teleac filmpje over de ‘moord’ op Floris V: de graaf richt zich tot zijn lanndlieden; ikke middenvoor en vrienden en familie op de achtergrond.

Dus ook hier geen inbreng van de schoolleiding of als onderdeel van een lesplan geschiedenis. Dat is, meen ik, toch echt niet de bedoeling geweest van de ontwikkelaars. De leraren die de Canon toepasten maakten wel graag gebruik van het illustratiemateriaal op de website, die ze daarvoor regelmatig raadpleegden. Dat gold niet voor de leerlingen, die minder vaak werden aangemoedigd zelf in de les (!) de website te bezoeken. Of ze dat thuis wel deden is niet gevraagd. De helft van de bevraagde leraren in het VO had wel behoefte aan herijking van de vensters en men vond “dat een meer evenredige spreiding van de vensters over de tien tijdvakken een verbetering zou zijn”. Annie MG Schmidt, De Stijl en De gasbel behoorden tot de top drie die er wel uit mochten, alle drie 20ste eeuwse geschiedenisonderwerpen. Zou dit betekenen dat de vroegere geschiedenis daar toch wat geliefder was en dat Floris er voor de geschiedenisleraren eigenlijk niet uit had gehoeven? Dat zou ik wel willen weten, maar ik ga daar, denk ik, niet achter komen.

Het Historisch Nieuwsblad had tegelijkertijd met dit onderzoek in 2018 een enquète gehouden onder volwassenen (leraren?) en leerlingen. Ik heb toen al geklaagd dat er niets bij stond over de representativiteit van die enquète en hoeveel mensen er precies de multiple choice vragenlijst (20 vragen) hebben teruggemaild. En hoe de verdeling over leeftijd en kennisniveau lag. Ik heb hem ook gedaan en kwam op een cijfer van 9,5 uit 10. De volwassen invullers van de wel ingestuurde vragenlijsten scoorden een magere 5.2 en de scholieren maar 4.4. Dat was dus, ondanks de verplichte invoering in 2010, na 8 jaar geen best resultaat. Er was sinds de vorige drie enquètes van het Nieuwsblad eigenlijk niks veranderd.

Was dat omdat toevallig de gebruikers van de Canon niet de vragenlijst hebben ingevuld en opgestuurd? Of was het omdat degenen die het wel deden niks van de Canon hebben geleerd? Het veroorzaakte wel een curieuze reactie van prof. dr. Frits van Oostrom, de voorzitter van de eerste Canon-commissie:

“We moeten niet bang zijn de stekker eruit te trekken als blijkt dat docenten en leerlingen er niets aan hebben”.

Dat gebeurde dus niet; hij is opgewaardeerd door de commissie Kennedy. Er zijn 10 vensters verdwenen en 10 vensters voor in de plaats gekomen, de rest is hetzelfde gebleven. Er zijn zeven hoofdlijnen ontwikkeld waaraan steeds een aantal vensters is verbonden die een soort verband met elkaar zouden moeten hebben. Als je die lijnen trouwens een beetje kritisch bekijkt vraag je je wel af waar die verbanden bij sommige combinaties dan zitten. Maar dat is een ander verhaal… Op de website kan je overigens nog gewoon naar de verdwenen vensters toe zodat we nu eigenlijk met 60 vensters zitten. En de tekst erin is geen steek veranderd. Dus er staat nog steeds dezelfde onzin over graaf Floris in zijn venster, maar gelukkig is ook het filmpje van Teleac over zijn dood, waar tScapreel destijds in 2004 zoveel figuranten, acteurs, kleding en uitrusting aan heeft geleverd, er nog op te zien. Het is het enige videomateriaal van een historische gebeurtenis in de hele Canon dat wat authentieke aankleding betreft dan ook klopt.

De in een sloot gesprongen graaf wordt afgemaakt door, links, Gerard van Velsen (Arne Koets) en nog iemand. Still uit hetzelfde Teleac-filmpje (2004).

Ik ben dus nog steeds niet blij met de nieuwe Canon, net zomin als ik dat was met de oude. En als u nu denkt dat ik de enige ben die kritiek heeft op de nieuwe Canon, verwijs ik u naar een interview met Frits van Oostrom in de Volkskrant van 22.6.2020, dus ter gelegenheid van de lancering. Hij betreurt namelijk ook het verdwijnen van

“Floris V, die model stond voor de riddertijd en het Binnenhof (‘waar nu Mark Rutte loopt’) als icoon had… Je zou kunnen zeggen, dat Floris V voor de tweede keer door de edelen is vermoord”.

Op het gegeven na dat Floris nu niet bepaald een model van ridderschap was (hij vocht waarschijnlijk niet graag) is dit toch wel een pregnante uitspraak van een professor die zijn Canon min of meer zag mislukken. Het klinkt ook alsof hij niet veel vertrouwen heeft in de nieuwe versie.

Wordt vervolgd.

Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (3)

Graaf Floris is verwijderd uit de Canon. Maar waarom? Dat werd me dus niet duidelijk. Maar wie beslisten daar dan over? Het rapport is openbaar dus daarin kan je lezen wie deel uit maakten van de commissie. Dat waren behalve voorzitter prof. dr. James Kennedy, de schrijver Abdelkader Benali, historicus dr. K.J. Fatah-Black, Kayleigh Goudsmit van het NIOD, Marjan de Groot-Reuvekamp, docent vakdidactiek geschiedenis, Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis, dr. Hubert Slings, lid van de wetenschappelijke staf van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem, dr. Hanneke Tuithof, vakdidacticus geschiedenis in Utrecht en Tilburg, en Dennis Smit MA, secretaris van de commissie en zelf taal- en letterkundige in de Italiaanse taal.

De Amerikaan Kennedy, die een Nederlandse moeder heeft, werd in het orthodoxe Iowa opgevoed, studeerde in Georgetown, Grand Rapids en Iowa City en specialiseerde zich in 20e eeuwse geschiedenis, o.a. van Nederland. Abdelkader Benali is schrijver van Marokkaanse afkomst, hardloper en heeft een blauwe maandag geschiedenis gestudeerd in Leiden tot hij erachter kwam dat hij autodidact was. K.J. Fatah-Black is historicus (UvA, Leiden) van Koerdische afkomst, met een Nederlandse moeder, en doceert in Leiden; hij is gespecialiseerd in Nederlandse koloniale geschiedenis. Kayleigh Goudsmit is historicus van de moderne tijd (VU) en boekwetenschapper die de communicatie doet bij het NIOD en eerder bij het KNHG en het Huygens Instituut.  Marjan de Groot-Reuvekamp is onderwijsdeskundige, promoveerde aan de UvA en doceert in Den Bosch. Lotte Jensen, van Deense afkomst, is neerlandica en filosoof en ze werkt als hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis bij de afdeling Nederlandse taal en cultuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hubert Slings studeerde in Leiden en promoveerde daar op middeleeuwse literatuurgeschiedenis, hield zich bezig met (onderwijs)beleidsadvies, literatuurdidactiek en cultuureducatie, tot hij secretaris werd van de eerste Canoncommissie en de website Entoen.nu opzette, waarvan hij ook directeur is. Hanneke Tuithof is historica en opgeleid in Utrecht en was geschiedenisdocent. Zij is gepromoveerd op de vakdidactische kennisontwikkeling van geschiedenisdocenten en doet nu onderzoek naar de didactiek van de gammavakken. Ze was voorzitter van de commissie die de omschrijving voor het geschiedenisexamen havo/vwo vanaf 2021 heeft opgesteld. Dennis Smit studeerde dus Italiaanse taal- en letterkunde en is vertaler en docent in het volwassenenonderwijs.

Valt u wat op? Juist; er was geen mediëvist lid van de commissie, behalve dan op literatuurgebied: Slings heeft namelijk geschreven over Karel ende Elegast en de Vos Reynaerde. Er zat trouwens ook niemand bij die verstand had van de prehistorie of de antieke wereld, van de Opstand en de Gouden Eeuw, behalve als je het slavernijverleden daar als onderdeel van ziet, en ook de 18e en 19e eeuw waren slecht vertegenwoordigd binnen het gezelschap. Het kennisplatform bevond zich voor ruim 75 % na 1900. Je mag hopen dat er wel advies is gevraagd aan deskundigen als het over hun blinde vlekken ging, maar waar het over middeleeuwen gaat hebben ze dan toch niet erg goed geluisterd. In hun vak zijn de leden van de commissie natuurlijk uitstekend thuis (hoewel ik mijn twijfels heb over Benali), maar ik merk gewoon weinig deskundige inbreng in ‘mijn’ periode. De keuze voor Maria de Rijke als vertegenwoordigend venster alleen al. Wie verzint zoiets?

De Canon-presentatie in het Nederlands Openluchtmuseum

Ik heb het Hubert Slings gevraagd. Die stuurde me een lijstje met punten die volgens hem mij een antwoord moesten bieden. Hier is het, enigszins ingekort:

  1. Canons zijn onvolledig en vertellen dus nooit het hele verhaal.
  2. De vensters open zetten helpt, maar ook daar zit een grens aan. 
  3. De canon is vakoverstijgend en Hebban olla vogala mag dus.
  4. Het venster Floris V is “prachtig en waardevol” maar niet onmisbaar.
  5. We hoeven geen rijtjes met heersers meer te leren.
  6. De commissie zag gegronde aanleiding om via Maria van Bourgondië de overgang van Bourgondië naar Habsburg in de schijnwerpers te zetten, aan de hand van het bijzondere levensverhaal van een vrouw. Daarmee gaan één venster dicht, een ander venster open. 

Ik heb Hubert op 24 februari jl al mijn reactie gestuurd, maar tot op heden niets van hem terug ontvangen. Mijn weerwoord kwam erop neer dat ik punt 2 niet begreep en dat 1, 4 en 5 open deuren zijn. Punt 3 heeft het erover dat binnen de geschiedenisles ook andere zaken aan bod mogen komen, zoals het ontstaan van onze taal in de vroege middeleeuwen, maar dat is min of meer logisch. Bij geschiedenis komen altijd andere zaken aan de orde: geografie, toponomie, cultuur, economie, religie, krijgskunde, etc., maar daarom hoeven ze nog geen eigen venster te krijgen.

Over punt 6 heb ik het al gehad en daaruit blijkt dat de korte regeringsperiode van Maria helemaal geen bijzonder levensverhaal opleverde en het zeker niet waard is om er aandacht aan te besteden. En dat hebben ze vervolgens in het venster dan ook niet gedaan, want waar het over het Groot Privilege en de gevolgen die dat had gaat, doet men het af in de volgende paar zinnetjes:

Om zich van de steun van de Bourgondische gewesten te verzekeren, ondertekent zij het Groot Privilege. Met deze akte geeft zij de rechten van de verschillende gewesten die door haar vader zijn afgenomen, weer terug (mijn onderstrepingen, HtJ). In ruil voor deze voorrechten moeten de Staten-Generaal haar trouw beloven en instemmen met nieuwe belastingen voor de oorlog. Het Groot Privilege, waarmee de Staten-Generaal rechten krijgen die de vorst hun niet mag afnemen, wordt voor toekomstige generaties een voorbeeld voor verdragen tussen een vorst en de volksvertegenwoordiging.

Verdere uitleg: geen. Ook niet dat geen van de Laaglandse vorsten uit het Habsburgse huis er zich aan hield en die rechten naar willekeur afnam, aanpaste of ze gewoon negeerde. Uit het laatste zinnetje blijkt ook dat men geen kennis heeft van soortgelijke verdragen die in de middeleeuwen zeker niet ongewoon waren. Ik noem maar het Engelse Magna Carta van 1215, maar ook de Brabantse Keur van Kortenberg uit 1317 en de Blijde Incomste van 1356 die de macht van vorsten aan banden legden. Dus nieuw was het ook al niet. Je had van die voorgangers trouwens kunnen leren dat die vorsten daar zo goed al altijd anders over dachten. Is het belang van dit Privilege dan verkeerd begrepen door de commissie of vonden ze het niet van voldoende belang? Ik hoop dat ik het nog eens te horen krijg.

Wordt vervolgd.

Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (2)

Ik heb geen zin bij het volgende stukje plaatjes uit te zoeken. De boodschap moet maar zonder afleiding overgebracht worden.

Dat Floris V is verdwenen uit de Canon riep gemengde gevoelens bij me op. Ik heb jarenlang geijverd bij Entoen.nu en later bij de nieuwe Canon-commissie om, als je dan Floris in je Canon hebt, het historisch wel moet kloppen. Dat je daarom tenminste het beschrijven van zijn doen en laten aan moet passen aan de laatste inzichten. Zelfs toen de eerste Canon in 2006 werd geïntroduceerd was er al zoveel over hem gepubliceerd dat je niet makkelijk meer de mist in kon gaan. Des te vreemder was het dat het aantal fouten over Floris’ leven en invloed in het eerste blad van zijn venster al tot boven de 20 opliep. En dan heb ik de fouten in de deelvensters, de vensterplaten en de filmpjes niet eens meegeteld. Ondanks mijn protesten, die ik vanaf 2012 liet horen, is er nooit naar me geluisterd. Er is zeker nooit wat aangepast, terwijl dat helemaal niet moeilijk was om te doen. En nu is hij helemaal weg. Als ik paranoïde was zou ik kunnen vermoeden dat ze geloofden dan tegelijk geen last meer te krijgen met Henk ’t J. te D. en zijn gezeur. Dus aan de ene kant was ik er niet rouwig om dat hij verdween, maar er kwam niks voor terug dan een onbenullige, maar volgens haar tijdgenoten, lieve en aanvallige dame.

Intussen is er dus een gat gevallen tussen Olla Vogala  en de Hanze. Nou vind ik dat Nederlands ‘oudste zinnetje’ (wat het helemaal niet is) niet in een geschiedeniscanon thuishoort, maar bij het vak Nederlands. Was het toeval dat in de eerste commissie voor de Canon twee mannen zaten die gespecialiseerd waren in middelnederlandse literatuur? Als je dat venster dus weglaat, valt er een nog groter gat: ruim 500 jaar. Dus tussen Karel de Grote (748- 814) en de (Duitse) Hanze uit de 14e en 15e eeuw. De Canon dateert die club altijd vanaf de 14e eeuw en laat ze spelen in Kampen en Zwolle, terwijl er hier in de 12e eeuw al koopliedenhanzes (een vroege vorm van een handelsgilde) waren. Trouwens: er waren ook best veel andere Nederlandse en Vlaamse steden, naast de Duitse, Baltische en Scandinavische, bij betrokken. De vraag is natuurlijk of die periode tussen de 9e en de 14e eeuw dan niet de moeite waard was. Scholieren en de meeste studenten hebben geen idee wat voor veranderingen het huidige Nederlandse grondgebied gedurende die 500 jaar heeft ondergaan. Hoe onze huidige omgeving met zijn polders, akkers, handelsroutes, dorpen, steden en provincies, elk met hun eigen karakter, toen onstond. En ze gaan het zo niet meer leren ook.

Ik vind dat de middeleeuwse vensters in de Canon trouwens toch veel te onbetekenend zijn voor de Nederlandse geschiedenis. Engelsman Willibrord heeft, net zomin als zijn leerling, de even Engelse, Bonifatius, als prediker van het Christendom iets blijvends bereikt; dat gebeurde pas toen er lieden uit het land zelf aan de slag gingen, zoals Liudger. Iemand als Karel de Grote heeft behalve in Nijmegen nauwelijks een voet op Nederlandse bodem gezet, en was voornamelijk bezig zijn ver van onze grenzen liggende gebieden te verdedigen of buren te onderwerpen. Zijn erfenis was een verzelfstandiging van zijn gouwen onder eigen heersers omdat zijn opvolgers te druk bezig waren elkaar te bestrijden. Maar daar is klaarblijkelijk helemaal geen belangstelling voor bij geschiedenisleraren. Ik heb het hierboven al gehad over dat ‘Nederlandse’ zinnetje en de Duitse Hanze langs de IJssel. Daarna kwam en komt nog steeds Jeroen Bosch, de schilder uit Brabant-Limburg die in zijn tijd voor de elite zijn ‘vreemde’ (bewaard gebleven) werken maakte en die daar door zijn omgeving niet erg voor gewaardeerd werd, evenmin als Desiderius Erasmus dat ten tijde van zijn leven werd. Hij had als Hollander die voornamelijk in het buitenland vertoefde trouwens een uitgesproken hekel aan zijn landgenoten. Moeten we van die mensen en groepen iets over het verleden van ons land leren?

Waar gaat het over de veenontginningen en het rooien van bossen die ons landschap hebben bepaald? Waar over het uitvinden van polders met hun kaden en sluizen en het graven van sloten en kanalen? En de steeds verder oprukkende dijken om steeds grotere waarden langs de brede rivieren? Waar over de rivierhandel, naast de zeehandel, die nederzettingen aan rivieren tot steden deed uitgroeien? Waar over de daaruit voortkomende scheepswerven, wagen, makelaars, schroders, hijskranen? Waar leert men nog hoe straten, havens, stadhuizen en lakenhallen, visbanken en vleeshallen, parochiekerken, stadskloosters en gasthuizen ontstonden waar we door omringd zijn en die de redenen zijn dat er een toeristenindustrie ontstond? Waar hoor je nog over de invloed van de graven en hertogen op de welvaart of de afbraak ervan? Of over hun wankele verhouding met de bisschoppen van Utrecht, die voor veel rumoer en ook diplomatiek overleg zorgde? Waar leert men over de internationale connecties van al die landen en edelen, zowel door diplomatiek als de handel, die welvaart zowel als oorlog brachten, maar die ook invloed hadden op het culturele leven van de hele bevolking? Waar gaat het over de burgeroorlogen die na bevochten dynastieke opvolgingen ontstonden en die soms een eeuw of meer door konden etteren, ten nadele van de samenleving? En waar kan je vinden hoe de individualistische manier van omgaan met het geloof van de nogal pragmatische bevolking van onze streken al in de middeleeuwen de basis legde voor de latere, hier al meermalen genoemde Opstand?

Graaf Floris V, een edelman en vorst met een niet onbelangrijke invloed op zijn graafschap en op de buren, was er maar één. Onder zijn voorgangers en nakomelingen in Holland en Zeeland waren meer sterke persoonlijkheden die nogal wat bereikt hebben. En dat gold ook voor de Hendrikken en Jannen in Brabant en Limburg, de Otto’s en Reinouds in Gelre, en al die verschillende bisschoppen in het Neder- en Oversticht. Plus het overal een beetje buiten vallende Friesland, dat mensen wilde laten geloven dat ze rechtstreeks onder de keizer van het Duitse Rijk stonden en geen graven boven zich duldde. Hun bewijs, een oorkonde van Karel de Grote, volgens de Hollandse kroniekschrijvers, was “bezegeld met boter”. Oftewel vals. Dat soort geruchten en beweringen, als fake news, ging ook toen al rond. Leren kinderen iets over de middeleeuwers? Hun eigen voorouders? Nee. Het zijn figuranten zonder tekst in een ridderfilm met veel geweld zoals we die van Hollywood kennen.

Wordt vervolgd.

Floris uit de Canon: oorzaak en gevolgen (1)

In juni 2020 werd in het openluchtmuseum te Arnhem door de voorzitter van de Canon-commissie, prof. dr. James Kennedy, de nieuwe Canon van Nederland gelanceerd. Tegelijk werd de nieuwe website onthuld. Het eerste dat ik zag was dat graaf Floris V ontbrak. Daar keek ik toch wel even van op.

Vreemd was dat nergens te lezen of te horen was waarom dat was gebeurd. Alleen verzekert de commissie ons dat de verdwenen vensters “niet [zijn] komen te vervallen omdat we van mening zijn dat ze hun canonieke waarde verloren zouden hebben, en beslist ook niet omdat we vinden dat de commissie-Van Oostrom misgegrepen heeft. Een canon impliceert nu eenmaal keuzes, en die hebben wij opnieuw gemaakt. Onze commissie wil een vernieuwd verhaal vertellen met deels andere accenten dan de vorige commissie, en daarvoor hebben we tien nieuwe vensters nodig.”

Gezien de dame die zijn vervangster was geworden vermoedde ik dat er gezocht werd naar meer vrouwen in de Canon, omdat die in het middeleeuwse gedeelte geheel schitterden door afwezigheid.. Willibrord was er voor de kerstening, Karel de Grote voor het Europa-idee, de monnik, en geen non, die een liefdesliedje pende, Floris V en zijn moordende edelen, de mannelijke kooplui van de Hanze en dan zat men al weer in de Renaissance met Jeroen Bosch. Men zocht inderdaad naar “meer balans” tussen mannen en vrouwen, dus: hup, een dame erbij. Dat werd dus Maria van Bourgondië (1457-1482). Wie? Nou, mijn generatie weet nog dat ze de dochter van Karel de Stoute was, ook de Rijke werd genoemd en dat ze dood ging na een val van haar paard.

Maria van Bourgondië. Portret door Michael Pacher (ca 1435-1498), waarschijnlijk om aan haar latere echtgenoot te late zien wat voor vlees hij in de kuip kreeg.

Wat ze deed in de Canon wordt als je goed leest verdedigd door het feit dat bij haar verschijnen een “cruciale kentering” optrad in onze geschiedenis omdat ze de Nederlanden via haar huwelijk overleverde aan de Habsburgers. Dat was een van oorsprong Oostenrijkse adellijke familie die op den duur ook in Spanje, Portugal en de Nieuwe Wereld de lakens uitdeelde. En met wie we dankzij onze Opstand veel te stellen kregen. Wat niet zo bekend was is dat ze een maand nadat ze haar gesneuvelde vader in 1477 was opgevolgd het door haar staten afgedwongen Groot Privilege heeft bezegeld.

Het Groot Privilege in opgerolde staat, zoals dat in het Regionaal Archief te Dorddrecht, in zijn eigen kist, bewaard wordt.

Dat was enorme lap perkament waarop een aanzet tot een soort grondwet voor de Lage Landen werd gegeven. Nou ja: de steden en de provincies werden de baas, zonder hun toestemming kregen de vorsten geen geld en buitenlanders zouden uitgesloten worden van regeringsposities. Een ‘grondwet’ dus waar haar mans familie zich op den duur bijzonder weinig van aan ging trekken. Wat weer één van de redenen van die Opstand was. Die echtgenoot was Maximiliaan van Habsburg, aartshertog van Oostenrijk en zoon van de min of meer mislukte keizer van het Duitse Rijk, Frederik III. Hij was bij hun trouwen in augustus 1477 een paar jaar jonger dan zij (18), maar hij wist dat jaar de aanvallen van de Franse koning aardig af te slaan toen die de Bourgondische landen in probeerde te pikken. Hij was ondanks die voor ons prille leeftijd (toen en in zijn kringen was dat echter tamelijk normaal) een in oorlogsvoering gepokte en gemazelde edelman, maar hij bereikte geen langdurig resultaat.

Maximiliaan van Habsburg, aartshertog van Oostenrijk. anoniem portret in een Statutenboek van de Orde van het Gulden Vlies, Vlaams na 1519. Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, Cod. 2606, fol. 76v.

Maximiliaan en Maria kregen in korte tijd drie kinderen, van wie het derde na een paar maanden overleed. Zijzelf stierf  drie maanden na de dood van haar laatste kind op 27 maart 1482. Ze had net 5 jaar in naam, maar in de schaduw van haar jonge echtgenoot, over het Bourgondische Rijk geregeerd. Ze had in genoemd Privilege wel een flink stuk van haar macht moeten afstaan aan haar landen, steden en ambtenaren en verder alleen een paar kinderen gebaard. Niet echt een indrukwekkende cv. Maar ze was wel een vrouw en zelfs haar kleinzoon Karel V moest voor haar wijken, want die werd ook uit de Canon geknikkerd. Ik zag echt niet waarom ze werd gekozen, want een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen heeft niet bepaald een evenwichtig beeld van de geschiedenis tot gevolg. Op een enkele uitzondering na hebben vrouwen tot in de 20ste eeuw altijd veel minder bijgedragen aan het plaatje dan mannen. Daarnaast moet je natuurlijk ook niet willen dat een dergelijke schreefgroei gaat voortwoekeren. Bij het bestuderen van geschiedenis bereik je niks met een feministische agenda.

Het rapport zegt wel dat er “een aantal personen of personages gekozen [zijn] die de rol van de vrouw door de eeuwen heen duidelijk typeren. Met Maria van Bourgondië wordt een cruciale kentering in de geschiedenis van de Lage Landen (1477) besproken”, maar is dat wel zo? Het Groot Privilege was een kortdurende paukenslag die snel gedempt werd en, als je met hindsight terugkijkt kan je besluiten dat het misbruik van die grote lap perkament één van de oorzaken van het ontstaan van onze Republiek was. Maar Maria was just another pretty face dat letterlijk nog geen acht maanden zelfstandig heeft gereageerd, haar raadslieden onthoofd zag worden, door haar landen en steden werd vernederd en vervolgens overheerst werd door haar man. Geen krachtig beeld. En dat wordt notabene bevestigd in het venster zelf:

Het huwelijk betekent het einde van Maria’s politieke carrière. Zoals gebruikelijk in die tijd moet ze voortaan de politieke beslissingen overlaten aan haar echtgenoot. Het baren van kinderen voor de dynastieke opvolging is nu haar voornaamste taak, en ze krijgt in korte tijd drie kinderen.

Grafbeeld van Maria in de Onze Lieve Vrouwekerk te Brugge. Verguld koper over een houten beeld door Jan Borremans, ca 1490. Aan het neusje te zien hebben Pacher en Borremans een behoorlijk realistisch portret van de hertogin gemaakt. Dat en het bollende voorhoofd komen exact met elkaar overeen.

Dus hoezo had ze invloed op een cruciaal moment in onze geschiedenis? En dat is eigenlijk steeds het geval bij de Canon-vensters die een persoon als naamgever kregen. Het waren ‘helden’ waaraan je wat op kon hangen, een gezicht, een tronie die je een uitgangsbeeld van of voor een tijd gaf. Behalve Floris natuurlijk; van hem zijn geen portretten bekend. Maar waarom moet een tijdperk verbeeld worden door één enkel mens; een held? Ik geloof niet in helden. Hun betekenis wordt in zo goed als alle gevallen overdreven. Hun invloed bijna altijd eveneens. Zeer dikwijls was die ook niet blijvend en ging hij, indien wel aanwezig, bij hun dood teloor. Ze staan voor een vonkje licht op een bepaalde periode, die daardoor kort lokaal verheldert en ontzettend veel aspecten buiten beeld laat. Helden staan niet voor beter begrip van zo’n stuk geschiedenis, want hun levens zijn uniek en hebben weinig met de algemene historie van hun tijd in het groot te maken. Het zijn symbolen, iconen, portretten, biografieën, die interessant kunnen zijn als je ze leest, en ook begrip kunnen wekken voor de tijd waarin ze leefden, maar die weinig zeggen over geschiedenis. Tenzij je directe verbanden kunt leggen tussen wat die helden waren en wat ze in het groot bereikt hebben. En dat is zelden het geval. En zeker niet bij Maria de Rijke in haar tijd.

Wordt vervolgd

Historische romannetjes

Ik heb al eerder aandacht besteed aan de beide boekjes die uitgeverij Zwijsen in 2003 publiceerde als extra bij het middeleeuws gedeelte van de geschiedenismethode Een zee van tijd. Deze methode is inmiddels vervangen door een nieuwe: Tijdzaken. De oude is vanaf dit jaar niet meer verkrijgbaar en zo te zien is dat ook het geval met de boekjes. En dat is maar goed ook, want veel geschiedenis leerde je er niet uit: er stonden meer fouten in dan feiten. Ik heb ze in Tiecelins gekras en mijn rapport beide afgekraakt.

Toen ik me na het schrijven van mijn boek weer met de gewone wereld ging bemoeien kwam ik tijdens mijn onderzoek naar wat er met de Canon aan de hand is een nieuwe serie historische romannetjes voor de jeugd tegen. Nu niet opgehangen aan de tien tijdperken maar aan de vijftig vensters; voor elk venster één. Ze zijn sinds 2009 uitgegeven bij de Brabantse uitgever Delubas. Ik heb nu weer voldoende tijd om eens te kijken of er iets verbeterd is in de middeleeuwse geschiedschrijving voor Nederlandse kinderen sinds 2003. Vandaar dat ik de drie deeltjes die de vensters Hebban olla vogala, Floris V en de Hanze (vensters 5-7)  maar eens heb aangeschaft om me te laten verrassen.

Ik moet echter concluderen dat ze dat niet deden en dat ik nogal teleurgesteld was. Ik behoor natuurlijk niet tot de doelgroep (groep 4-8 van de basisschool) maar het zijn wel erg voorspelbare verhaaltjes. Ze zijn ook maar kort, rond de 80 pagina’s inclusief 10-15 illustraties (waarvan een aantal paginavullend) in een tamelijk groot corps (12?) en met veel wit. Deze drie gaan allemaal over een jongen van rond 12 jaar en ze hebben allemaal wat met een doortastend meisje dat net zo oud of iets jonger is. De love interest dus, want er is veel vroeg puberaal gestuntel met gevoelens. Misschien nog spannend voor de 8-jarige, maar ik vermoed dat de 12-jarigen ze nogal kinderachtig zullen vinden. U zult begrijpen dat ze ook allemaal goed aflopen: het zieke zusje geneest dankzij een charmant en hip kruidenmeisje, de hondenknecht verliest dan wel zijn baan maar kan bij zijn vriendinnetje in de herberg gaan werken en de boerenjongen mag in de leer bij de Hanzekoopman, dicht bij diens aantrekkelijk dochter. Eind goed al goed.

En het historisch gehalte dan, zult u vragen. De schrijvers hebben duidelijk hun best gedaan hun verhaaltjes in een historische context te plaatsen. Duivels en demonen speelt in Rochester (Kent, Engeland) rond 1085 en gaat over een  telg van Vlaamse adel wiens grootvader met Willem de Veroveraar het land is binnengevallen en daarop land en een kasteel bij die stad heeft gekregen. Hij heet Boudewijn en krijgt de kans in het lokale klooster, nu bevolkt door ‘Franse’ monniken, te leren lezen en schrijven. Zijn zusje wordt echter ziek en moet allerlei middeleeuwse geneeskundige praktijken ondergaan die niet helpen (inclusief twee duiveluitdrijvingen). Daar tegenover staan de pogingen van het kruidenmeisje om haar te genezen, maar die worden als demonisch gezien, want zij en haar vader de perkamentmaker zijn heidenen. De jongen wordt beschuldigd van duivelse praktijken omdat hij zich hiermee inlaat. Achteraf blijkt dat de verdreven Engelse monniken de Vlaamse edelen en met hen alle Normandiërs via occulte trucs probeerden te verdrijven. Een vergezocht complot, dat ook nogal knullig wordt uitgewerkt. Bovendien hangt het ‘oudste’ Nederlandse zinnetje er een beetje bij. Slechts de Vlaamse prior zingt het liedje een keer en heeft het dan over het uitproberen van de pen op een kladblad. Dat is alles.

De titel van het volgende boekje is De honden van graaf Floris zegt al waar het over gaat. Het is 1296 en Bastiaan is een bastaardkind. Van wie is niet bekend, maar de suggestie is dat de graaf er wat mee te maken had. Die had hem na de dood van zijn moeder, hofdame van gravin Beatrijs, de baan als hondenoppasser bezorgd en de uit de Rijmkroniek bekende windhonden zijn zijn verantwoordelijkheid. Men zal niet verbaasd zijn te lezen dat de held allerlei gekonkel van de welbekende rebellerende edelen opvangt en vanaf de zijlijn getuige is van de ontvoering en dood van de graaf. De plot is nogal gedwongen en omvat ook de dochter van de herbergier bij wie de graaf en zijn edelen logeren die zo graag wil leren paardrijden.

De valse koopman, tenslotte, speelt in 1395 en gaat over boerenzoon Maarten die goed kan afdingen en dolgraag de handel in wil. Dat mag hij dus niet, maar hij komt in aanraking met een Duitse koopman die op weg is naar de aanstaande jaarmarkt in Deventer. De man wordt overvallen en gered door Maarten. Die gaat achter de rover aan, die zich in Deventer voor de Duitser blijkt uit te geven en aan het aanpappen is met een rijke Bergenvaarder, Cornelis Bruyns. Maarten verstopt zich als verstekeling op diens kogge en ontsnapt nauwelijks aan de brand op het schip. Na veel gedoe (gevangenis, vrijlating, leerlingschap, vlucht, overnachting tussen daklozen, achtervolging met hulp van het hondje van de koopmansdochter wiens vader door de rover uit wraak blijkt te zijn ontvoerd), komt alles goed en krijgt die jongen de kans echt koopmansleerling te worden.

Het klopt echter allemaal niet, die context. Geleerden zijn het er al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw over eens dat ten tijde van de Normandische verovering Engeland een christelijk land was met een gedegen kerkelijke traditie en hierarchie. En dat waren ze al sinds de 9e eeuw. Practiserende heidenen waren er niet meer, al zullen er best nog mensen geweest zijn die zich met kruidengeneeskunde bezig hielden. Offeren aan oude eiken was er al lang niet meer bij en de Keltische druïden waren er sinds de Romeinse tijd niet meer. Als ze ooit al bestaan hebben. Het is ook  volkomen onzinnig dat Engelse monniken door het zuur maken van de melk, beschimmelen van graan, brand stichten, kippen doden en een pentagram (met de verkeerde kant naar boven) op een venster schilderen hun Normandische opvolgers uit het klooster proberen te krijgen.

Hetzelfde geldt voor de hondenjongen die steeds maar weer net niet hoort wat de samenzweerders onder elkaar smiespelen, alsof ze hun plannen in het nabijzijn van zo’n bediende zouden bespreken. Ook de setting van de herberg, waar zijn love interest woont en werkt, klopt niet. In het echt was de graaf bijna een maand lang aan het bemiddelen tussen de heren van Amstel en Zuilen en was het grafelijke gezelschap ingekwartierd in het Utrechtse complex van de Hospitaalridders waar nu het muziekcentrum Vredenburg staat. Dat was eerder een klooster, met louter mannelijke bediening, dan een gewone herberg. De honden waren natuurlijk steeds dichtbij de graaf en ze zullen bij de jacht best aanwezig geweest zijn, maar dat ze naar de moord-locatie meegenomen werden is bijzonder onwaarschijnlijk. Pas na de moord, nadat de graaf in Naarden (?) was afgelegd en naar Alkmaar was vervoerd horen we over de honden. Overigens is het ook de vraag of de leden van Floris hofhouding wisten dat de Engelse koning achter de ontvoering zat, dat is allemaal pas veel later bekend geworden.

Het derde boekje over de boerenzoon die graag koopman  wil worden blijkt te draaien om de zoon van een eerdere compagnon van de Bergenvaarder die wraak wil nemen omdat die zijn vader na fraude uit de zaak had gezet. Het hele plot is bijzonder onwaarschijnlijk en hangt van toevalligheden aan elkaar. Het feit dat het in de Deventer speelt en dat Cornelis Bruyns een koopman op Bergen in Noorwegen is zijn de enige tekenen dat het hier om het venster over de Duitse Hanze gaat. Het had net zo goed in Dordrecht, Medemblik of Zierikzee kunnen spelen.

En dan zijn er van die kleine practische fouten. De veren pen in het klooster in 1085 werd niet gebruikt om lijnen op perkament te ritsen, dat deed je met de achterkant van je pennenmes. Monniken droegen geen houten kruizen op hun borst (dat hebben ze trouwens nooit gedaan) en heetten geen Franciscus. Dat was pas een naam die voor geestelijken opkwam na de dood van Franciscus van Assisi in 1226. Het betekent eigenlijk gewoon Fransmannetje, omdat zijn vader op Frankrijk handelde.  In 1296 wordt onderling geroddeld over de jaloezie van Gerard van Velsen omdat de graaf een oogje op zijn vrouw zou hebben, terwijl dat een verhaal is dat na diens dood over de motieven van Velsen werd verspreid. Water werd in de middeleeuwen niet opgepompt, dat is een techniek die pas sinds de 17e eeuw bestaat. In 1085 en 1296 droegen meisjes geen (strakke) kapjes, maar hoofddoeken. Of ze hadden helemaal niks op hun hoofd en droegen dan hun haar in vlechten, zoals Liesbeth Bruyns in 1395 doet. Maar dat was wel een meisje uit de elite, dat niet boven het vuur hoefde te werken. Uit de beschrijving van de kleding van haar vader in De valse koopman blijkt trouwens dat de schrijfster totaal geen verstand van kleding in 1395 heeft.

Daar hebben de illustratoren van alle drie de boekjes trouwens ook last van. In geen van de afbeeldingen klopt de kleding met de periode. De monniken in 1085 hebben losse kappen met schoudermanteltjes om, zogenaamde caproenen, die pas na 1400 voor de kloosterorden opkwamen. Ze hebben ook koorden om hun middel en dat is iets dat Benedictijnen (de enige orde in 1085) niet droegen, maar wel de broeders van de Franciscaner orde van na 1226. En dan zit er ook nog een kruisje aan het eind van zo’n koord… NOT! De tekenaar van Duivels en demonen heeft daarbij het klooster in Rochester gotische ramen gegeven; een kunst- en bouwstijl die pas een halve eeuw daarna in Frankrijk opkwam en in Engeland nog later; het klooster van 1085 was een romaans bouwwerk met ronde boogramen en -poorten. Ook de kleding van de personen in De honden van graaf Floris heeft niks met 1296 te maken en dat geldt ook voor de decors, meubels en wapens.

Ik heb nog veel meer zitten schrappen en strepen in de boekjes, maar ik bespaar u de andere kritiek. Het komt erop neer dat de lezers en verkeerd beeld van de tijd krijgen en een verwrongen idee van de politieke en maatschappelijke achtergrond. De plots van de verhaaltjes zijn onwaarschijnlijk en gedeeltelijk onzinnig. De hoofdrolspelers zijn onderling inwisselbaar: het gaat steeds om onzekere, maar eigenwijze jongens die tegen de bevelen van hun ouders of meerderen ingaan en door de ontluikende gevoelens voor een meisje desondanks kleine heldendaadjes verrichten. U zult zeggen:  ja maar,  daar gaat het altijd over. Dat is natuurlijk wel zo, maar als er verder nog allerlei onhistorische en anachronistische zaken gebeuren, dan is de vraag wat een lezer dan nog opsteekt over deze periode in onze geschiedenis. Meer misverstanden en verkeerde beelden over de middeleeuwen? Is dat de bedoeling? Ik dacht het niet.

De stekker uit de canon?

Nadat de tweede kamer besloten had dat de Canon aan vernieuwing toe was (zie hier) heeft het Historisch Nieuwsblad een enquête onder haar lezers gehouden.

Dat hebben ze drie keer eerder gedaan en al die keren was het de bedoeling om te testen of de Nederlander vond dat hij/zij een eigen identiteit had en, zo ja, wat dat dan was. Ook werd steeds via een multiple choice vragenlijst  getest hoe het stond met de kennis over de eigen geschiedenis. Net als de vorige keren kon ik geen informatie vinden over hoe representatief die enquête was. Ging het over 900 personen die gevraagd werden en van wie 300 reageerden, zoals in 2006 bij de vragenlijst over de Canon zelf, of was het een veel groter aantal? Of juist nog minder? In ieder geval lijken ook scholieren te zijn gevraagd en die schijnen ook te hebben geantwoord. Maar ik heb altijd geleerd dat het heel veel uitmaakt hoeveel mensen je enquêteert en hoeveel response erop komt. En of die voldoende representatief is: dus evenveel mannen als vrouwen, verdeeld over de verschillende leeftijdsklassen, standen, graad van opleiding, scholier of gepensioneerde. Niks van dat alles, dus de vraag is: waren het alleen de lezers van HN? Want dat lijkt me niet een echt representatieve club. Of daar dan ook scholieren bij zitten waag ik te betwijfelen.

Afijn, met dat in mijn achterhoofd probeer ik er wat over te zeggen. Ik beperk me tot de 20 vragen over de kennis van de geschiedenis, want ik interesseer me eigenlijk niet voor de identiteit van dé Nederlander (Maxima: bestaat die dan?). Wat ik het meest frappant vond is dat er volgens HN sinds de vorige enquête niets verbeterd is. Nog steeds scoren de invullers van de vragenlijst een magere 5.2 en scholieren nog maar 4.4. Ondanks de sinds 2006 bestaande en in 2010 verplicht ingevoerde Canon. Dat is, als de enquête dus representatief is, geen best resultaat. Zelf had ik 9.5 omdat ik aarzelde over het aantal slachtoffers van de watersnoodramp van 1953; waren het er nou 2000 of 5000. Het waren er ca. 1800, dus 2000 was het antwoord geweest. Hoewel

Dat deed professor Frits van Oostrom, de leider van de commissie die de Canon destijds samenstelde, in een afgelopen maand gepubliceerd interview bekennen:

We moeten niet bang zijn de stekker eruit te trekken als blijkt dat docenten en leerlingen er niets aan hebben.

Hij nuanceert dat direct wel een beetje door te zeggen dat je “voordat er een herzieningscommissie bij elkaar wordt gezocht, eerst zou moeten onderzoeken hoe de Canon het doet in het basisonderwijs”. En dat is een terechte opmerking want die kinderen zijn waarschijnlijk niet voor de enquête gevraagd en lezen zeker HN niet.

Wat ik me wel afvraag is hoe al die mensen die vragen hebben zitten invullen. Waren ze zo eerlijk of waren ze echt zo dom? Hebben ze geen gebruik gemaakt van Google, Wikipedia of de Canon website Entoen.nu? Of desnoods een encyclopedie? Daar kan je namelijk alle antwoorden vinden. Hoe kan het dan dat 41 procent van de Nederlanders denkt dat Hugo de Groot uit het Muiderslot is ontsnapt is in plaats van uit Slot Loevestein? Of was iedereen zo eerlijk om zonder spieken de radio buttons aan te kruisen? Ik ben daar een beetje sceptisch over. Ik heb bij mezelf die aarzeling bij de doden van 1953 weliswaar voor een fout geteld, maar was iedereen zo eerlijk over zijn/haar foute antwoorden? Ik voel me daar een beetje dubbel over; hoe echt is deze enquête eigenlijk?

Dat neemt overigens niet weg dat ik vind dat de Canon niks toevoegt aan de kennis van onze geschiedenis omdat hij alleen maar de feitjes oplepelt die je moet weten voor de eindtoetsen en daarna weer mag vergeten. Maakt niet uit of er een verband tussen is en of je nou eigenlijk wel begrijpt waar het over gaat. En of de feitjes wel kloppen, want de leerlingen hebben geen enkele mogelijkheid om dat te controleren, tenzij ze de boeken en artikelen van historici over het betreffende onderwerp op eigen houtje gaan nalezen. En wie doet dat? Of wie weet die boeken te vinden, laat staan dat ze ze aan kunnen schaffen? Of wie kan die artikelen achter de betaalmuren vandaan halen behalve als je geschiedenis studeert of beroepshistoricus bent? Ik heb bij Hubert Slings, die in de commissie zat en verantwoordelijk is voor de website, al mijn bezwaren neergelegd tegen wat er in het venster over Floris V over deze graaf wordt beweerd. Hoeveel meer fouten zitten erin?

Men heeft het nu dus over het vernieuwen van de Canon. Meer of minder vensters?  Andere vensters? Van Oostrom heeft daar wel een paar ideeën over, maar zal vast niet voor de nieuwe commissie gevraagd worden. Ik zeg: afschaffen en gaan denken aan een andere manier van geschiedenisles geven. Want dit soort  rijtjes leren die in het luchtledige van de geschiedenis staan heeft duidelijk (hoewel…) geen zin. Een andere invalshoek zal echter niet makkelijk te verkopen zijn. Het ministerie stelt de kerndoelen op maar laat de invulling daarvan aan de school en de uitgeverijen over. De uitgeverijen hebben geen zin nieuwe teksten te maken en herhalen liever de bestaande en voegen er alleen maar meer en grotere platen aan toe, terwijl de tekst korter en infantieler wordt. CITO wil gewoon handige multiple choice rijtjes maken met steeds het goede antwoord tussen drie onzinnige en lullige alternatieven, waarmee een intelligente leerling goed kan scoren. En de school wil in groep acht gewoon een groot percentage leerlingen afleveren, beschouwt geschiedenis als niet ter zake doende in vergelijking tot taal en rekenen. Welke vakken diezelfde groep op 13 jarige leeftijd, gezien hun abominabele Nederlands (en handschrift) en gebrek aan cijfermatig inzicht ook nog niet beheersen als ze op de middelbare school, van VMBO tot VHO, terechtkomen. En waar ze op de universiteit nog steeds last van hebben, gezien de bijspijkercursussen die ze dan moeten gaan doen om fatsoenlijk Nederlands te leren schrijven.

Ik vraag me wel eens af waar het met de Nederlandse kennis naar toe gaat. Maar ik ben dus gewoon een ouwe grump, met hoogstens nog een glimp hoop dat er ergens nog mensen zijn die in staat zijn om onze jeugd een beetje gedegen opleiding te geven.