De stekker uit de canon?

Nadat de tweede kamer besloten had dat de Canon aan vernieuwing toe was (zie hier) heeft het Historisch Nieuwsblad een enquête onder haar lezers gehouden.

Dat hebben ze drie keer eerder gedaan en al die keren was het de bedoeling om te testen of de Nederlander vond dat hij/zij een eigen identiteit had en, zo ja, wat dat dan was. Ook werd steeds via een multiple choice vragenlijst  getest hoe het stond met de kennis over de eigen geschiedenis. Net als de vorige keren kon ik geen informatie vinden over hoe representatief die enquête was. Ging het over 900 personen die gevraagd werden en van wie 300 reageerden, zoals in 2006 bij de vragenlijst over de Canon zelf, of was het een veel groter aantal? Of juist nog minder? In ieder geval lijken ook scholieren te zijn gevraagd en die schijnen ook te hebben geantwoord. Maar ik heb altijd geleerd dat het heel veel uitmaakt hoeveel mensen je enquêteert en hoeveel response erop komt. En of die voldoende representatief is: dus evenveel mannen als vrouwen, verdeeld over de verschillende leeftijdsklassen, standen, graad van opleiding, scholier of gepensioneerde. Niks van dat alles, dus de vraag is: waren het alleen de lezers van HN? Want dat lijkt me niet een echt representatieve club. Of daar dan ook scholieren bij zitten waag ik te betwijfelen.

Afijn, met dat in mijn achterhoofd probeer ik er wat over te zeggen. Ik beperk me tot de 20 vragen over de kennis van de geschiedenis, want ik interesseer me eigenlijk niet voor de identiteit van dé Nederlander (Maxima: bestaat die dan?). Wat ik het meest frappant vond is dat er volgens HN sinds de vorige enquête niets verbeterd is. Nog steeds scoren de invullers van de vragenlijst een magere 5.2 en scholieren nog maar 4.4. Ondanks de sinds 2006 bestaande en in 2010 verplicht ingevoerde Canon. Dat is, als de enquête dus representatief is, geen best resultaat. Zelf had ik 9.5 omdat ik aarzelde over het aantal slachtoffers van de watersnoodramp van 1953; waren het er nou 2000 of 5000. Het waren er ca. 1800, dus 2000 was het antwoord geweest. Hoewel

Dat deed professor Frits van Oostrom, de leider van de commissie die de Canon destijds samenstelde, in een afgelopen maand gepubliceerd interview bekennen:

We moeten niet bang zijn de stekker eruit te trekken als blijkt dat docenten en leerlingen er niets aan hebben.

Hij nuanceert dat direct wel een beetje door te zeggen dat je “voordat er een herzieningscommissie bij elkaar wordt gezocht, eerst zou moeten onderzoeken hoe de Canon het doet in het basisonderwijs”. En dat is een terechte opmerking want die kinderen zijn waarschijnlijk niet voor de enquête gevraagd en lezen zeker HN niet.

Wat ik me wel afvraag is hoe al die mensen die vragen hebben zitten invullen. Waren ze zo eerlijk of waren ze echt zo dom? Hebben ze geen gebruik gemaakt van Google, Wikipedia of de Canon website Entoen.nu? Of desnoods een encyclopedie? Daar kan je namelijk alle antwoorden vinden. Hoe kan het dan dat 41 procent van de Nederlanders denkt dat Hugo de Groot uit het Muiderslot is ontsnapt is in plaats van uit Slot Loevestein? Of was iedereen zo eerlijk om zonder spieken de radio buttons aan te kruisen? Ik ben daar een beetje sceptisch over. Ik heb bij mezelf die aarzeling bij de doden van 1953 weliswaar voor een fout geteld, maar was iedereen zo eerlijk over zijn/haar foute antwoorden? Ik voel me daar een beetje dubbel over; hoe echt is deze enquête eigenlijk?

Dat neemt overigens niet weg dat ik vind dat de Canon niks toevoegt aan de kennis van onze geschiedenis omdat hij alleen maar de feitjes oplepelt die je moet weten voor de eindtoetsen en daarna weer mag vergeten. Maakt niet uit of er een verband tussen is en of je nou eigenlijk wel begrijpt waar het over gaat. En of de feitjes wel kloppen, want de leerlingen hebben geen enkele mogelijkheid om dat te controleren, tenzij ze de boeken en artikelen van historici over het betreffende onderwerp op eigen houtje gaan nalezen. En wie doet dat? Of wie weet die boeken te vinden, laat staan dat ze ze aan kunnen schaffen? Of wie kan die artikelen achter de betaalmuren vandaan halen behalve als je geschiedenis studeert of beroepshistoricus bent? Ik heb bij Hubert Slings, die in de commissie zat en verantwoordelijk is voor de website, al mijn bezwaren neergelegd tegen wat er in het venster over Floris V over deze graaf wordt beweerd. Hoeveel meer fouten zitten erin?

Men heeft het nu dus over het vernieuwen van de Canon. Meer of minder vensters?  Andere vensters? Van Oostrom heeft daar wel een paar ideeën over, maar zal vast niet voor de nieuwe commissie gevraagd worden. Ik zeg: afschaffen en gaan denken aan een andere manier van geschiedenisles geven. Want dit soort  rijtjes leren die in het luchtledige van de geschiedenis staan heeft duidelijk (hoewel…) geen zin. Een andere invalshoek zal echter niet makkelijk te verkopen zijn. Het ministerie stelt de kerndoelen op maar laat de invulling daarvan aan de school en de uitgeverijen over. De uitgeverijen hebben geen zin nieuwe teksten te maken en herhalen liever de bestaande en voegen er alleen maar meer en grotere platen aan toe, terwijl de tekst korter en infantieler wordt. CITO wil gewoon handige multiple choice rijtjes maken met steeds het goede antwoord tussen drie onzinnige en lullige alternatieven, waarmee een intelligente leerling goed kan scoren. En de school wil in groep acht gewoon een groot percentage leerlingen afleveren, beschouwt geschiedenis als niet ter zake doende in vergelijking tot taal en rekenen. Welke vakken diezelfde groep op 13 jarige leeftijd, gezien hun abominabele Nederlands (en handschrift) en gebrek aan cijfermatig inzicht ook nog niet beheersen als ze op de middelbare school, van VMBO tot VHO, terechtkomen. En waar ze op de universiteit nog steeds last van hebben, gezien de bijspijkercursussen die ze dan moeten gaan doen om fatsoenlijk Nederlands te leren schrijven.

Ik vraag me wel eens af waar het met de Nederlandse kennis naar toe gaat. Maar ik ben dus gewoon een ouwe grump, met hoogstens nog een glimp hoop dat er ergens nog mensen zijn die in staat zijn om onze jeugd een beetje gedegen opleiding te geven.

Wat is geschiedenis?

Op Linked-In circuleert een door Vrij Nederland verspreid filmpje waarop sociaal historicus Katie Digan het probleem van onze omgang met geschiedenis behandelt, en dan met name de politiek correcte versie daarvan. Ons VOC en slavernij-verleden dus. Ik heb er al meer over geschreven: standbeelden weghalen, straatnamen wijzigen, excuses aanbieden, u weet wel. Het filmpje komt van STUDIO De Balie, het bekende culturele centrum aan het Leidseplein in Amsterdam. VN zegt er specifiek bij:

“Wat weet jij eigenlijk over ‘onze’ geschiedenis? En hoe weet je dat? Wees kritisch, zegt historica Katie Digan. Geschiedschrijving is ook, vooral, een verhaal.”

Als ik zoiets lees, die paar zinnetjes van VN dus, gaan m’n stekels al weer overeind staan. Want waarom ‘onze’ geschiedenis tussen aanhalingstekens, alsof er ‘zogenaamd onze’ bedoeld wordt. Geschiedenis is geschiedenis, daar is niks dubbelzinnigs aan. En geschiedenis gaat over een dorp, stad, streek, provincie, land of werelddeel en de mensen daarin. Dus als we het in het Nederlands hebben over onze geschiedenis gaat dat over de Nederlandse geschiedenis. U weet wel:  de Batavieren, Bonifatius, graaf Floris V, slag bij Nieuwpoort, VOC, pruikentijd, Anne Frank en Srebrenica. Tien tijdperken en 50 vensters, dus.

Want zo weten we dat: uit de geschiedenisboeken en lesmethoden die op bovenstaande indeling zijn gebaseerd. Dat die boeken en methoden verre van volledig noch foutloos zijn maakt echter wel dat we niet bepaald een compleet of correct beeld van het verleden krijgen en ook al lang niet hebben gekregen. Je vraagt je dan wel af hoe we dan kritisch met die gegevens om moeten gaan. Want als er iets is dat je niet leert uit het geschiedenisonderwijs op basisscholen en in het voortgezet onderwijs is een kritische houding ten opzichte van het gebodene. Sterker nog: er wordt van leerlingen gewoon verwacht dat ze geloven wat ze leren en dat ze de los van elkaar hangende feitjes uit hun hoofd leren zodat ze bij het examen hun opdrachten: “schrijf in je eigen woorden op wat de invloed  van de industrialisatie op de maatschappij was” kunnen maken of een serie multiple choice vragen over de gouden eeuw kunnen beantwoorden.

En dan komt het:

“geschiedschrijving is ook, vooral, een verhaal.”

NEE, dat is het dus niet. Geschiedschrijving is het beschrijven van gebeurtenissen uit het verleden, hun oorzaken en gevolgen, gebaseerd op bronnen- en literatuuronderzoek, zonder de lege plekken op te vullen met fantasie of romantische verklaringen. Verhalen hebben die functie niet. Dat zijn maar al te vaak praatjes voor de vaak (dus om je in slaap te wiegen). En als je dan als historicus je werkmethode nog uit kunt leggen en kunt verantwoorden welke keuzes je hebt gemaakt voor het interpreteren van een stuk historie, kan je zeggen dat je vakkundig bezig bent. Dan pas kan je lezer begrijpen wat het vak inhoudt en zich gaan bedenken dat er meer achter zit dan een spannend ‘verhaal’ vertellen, waarin ‘helden’ dekselse dingen doen voor ‘hun’ volk. Dat hoort namelijk in het hoekje sagen, mythen en legenden thuis, en die hebben slechts zeer zijdelings met geschiedenis te maken. En als die leek ook nog andere interpretaties van hetzelfde kan lezen of horen kan hij pas een kritische houding ten opzichte van het gebodene gaan ontwikkelen.

De gemiddelde leek is niet toegerust (en wordt dat ook steeds minder) om kritisch met zijn verleden om te gaan want ze krijgen al honderden jaren gewoon slechte, onvolledige en dikwijls gemanipuleerde voorlichting over dat verleden. Aan historici de taak om dat te verbeteren. Maar dat gebeurt helaas veel te weinig. Lesmethoden-schrijvers schrijven gewoon van hun voorgangers over en doen geen origineel , of zelfs literatuuronderzoek, terwijl historici zich ver houden van het populariseren van de echte geschiedenis voor jongeren. Media willen alleen maar leuke en spannende historiespektakels en zien geschiedenis het liefst ‘met een knipoog’ aan de man gebracht worden; onzinverhalen dus. Historici schrijven liever voor hun collega’s in prestigieuze, achter betaalmuren verborgen tijdschriften of bij dure uitgevers gepubliceerde boeken met voetnoten, literatuurlijsten en indices in vakjargon.  Met dat laatste is trouwens niks mis, maar als de conclusies uit die boeken en tijdschriften op den duur niet naar de scholen doorsijpelen en zo het beeld van het verleden scherper maken is het verloren moeite. Men moet maar eens lezen hoeveel verouderde en verder ook dubieuze informatie er in die al genoemde lesmethoden staat.

En dan zegt Katie Digan ook nog dat wij historici (en zij dus ook) een beroepsgeheim hebben! En dat geheim is dat er geen geschiedenis is. Huh? Wat? En nou komt het: er zijn geschiedenisSEN!!!!  Ja, dat haalt je de koekoek!  Een historicus is ook maar een mens. Hij maakt fouten, vergeet wel eens wat, heeft bijvoorbeeld een bepaald boek niet goed gelezen of een artikel gemist en dan wordt zijn artikel of boek net wat anders dan dat van een collega die over hetzelfde onderwerp publiceert. Daar zijn polemieken over gehouden, ruzies door ontstaan en richtingenoorlogen over gevoerd. Meestal tot de bewuste gebrouilleerde collega’s waren overleden, waarna hun leerlingen weer wat nader tot elkaar konden komen. Ja, natuurlijk: geschiedenissen! Dat is de aard van de wetenschap. Geschiedenis is nooit af: je kunt ineens een andere interpretatie voor je zien, je kunt een nieuwe bron ontdekken die iets opheldert, je kunt twee tegengestelde oplossingen zo combineren dat er een nieuwe, waarschijnlijkere oplossing uit voorkomt. Zulke dingen gebeuren. Dat heb ik het afgelopen jaar bij het schrijven van mijn boek over de graven van Holland tussen 1100 en 1300 regelmatig meegemaakt.

We hebben namelijk helemaal geen geheim. Iedereen die twee of meer historische artikelen of boeken over welk onderwerp dan ook leest kan dat zelf ontdekken. “De historici zijn het er niet over eens…” is dan dikwijls de berustende reactie. Dat duidt op zichzelf al op een weinig kritische houding. Want waarom die historici niet ter verantwoording roepen en hen laten uitleggen hoe ze tot die specifieke conclusies kwamen. Desnoods in een publiek debat in een zaal, op de radio of op tv, dan komt er ook nog eens wat interessants op de buis in plaats van Pleij of Van Rossem die hun grappige riedel af komen draaien.

Katie Digan eindigt haar praatje met de dooddoener:

“geschiedenis is en-en, niet of-of”

Waarmee ze wil zeggen dat er verschillende interpretaties mogelijk zijn, die misschien ook wel naast elkaar kunnen bestaan. Hoe dat eerste kan heb ik hiervoor al uitgelegd, maar als je het tweede wilt kunnen realiseren moet er toch nog heel wat gebeuren met het door didactici en pedagogen zo gewenste historisch besef van de Nederlander. Ons onderwijs is daar niet (meer?) voor ingericht. Je leert tegenwoordig namelijk een stel niet bij elkaar aansluitende of uit elkaar voortkomende feitjes uit je hoofd, wordt daarover overhoord en gaat dan over tot de orde van de dag. De meesten  denken er de rest van hun leven niet meer aan. Alleen potentiële re-enacters en (amateur)historici  krijgen later de kans zich verder te ontwikkelen in het vak. De rest van de bevolking komt er alleen nog mee in aanraking bij uitjes naar erfgoederen en historische evenementen en weet vervolgens niet waar hij naar kijkt. Of in de bioscoop bij de zoveelste bloederige ridderfilm of op tv bij de zogenaamd leuke historie-met-een-knipoog programma’s. En dat worden er steeds meer en de serieuze concurrentie, zoals Andere Tijden, gaat het steeds meer afleggen tegen het platte vermaak.

Ik geloof best dat Digan het goed heeft bedoeld, maar haar hele verhaal heeft een groot open-deuren-intrappen gehalte en verwacht veel te veel van de door populisten bewerkte, Nederlandse bevolking. Die heeft niet geleerd kritisch over geschiedenis te denken en zal dat in de naaste toekomst ook niet leren als het niet snel anders gaat op school. Tot die tijd blijven ze gevoelig voor het klagen van gekleurde zielepieten die nog steeds zo lijden onder de slavernij of het juk van J.P. Coen.