We moeten het nu over Riede en de Van Riedes hebben. Ik heb al gewezen op het artikel van Hoek in de Nederlandsche Leeuw in 1969. Dat gaat niet over de Van Riedes maar ze komen er wel in voor. Zoals het een goed genealoog betaamt is Hoek van (hopelijk) betrouwbare bronnen uitgegaan, die hij ook netjes in de voetnoten vermeldde. Dat wil echter niet zeggen dat hij de eerste of enige was die de Van Riedes genealogisch heeft nagezocht. Er is zelfs een hele website aan een familie Van Rij(e) gewijd die probeert te bewijzen dat ze van de Van Riedes afstammen.
Niet alleen dat, maar ze voeren ook het volledige wapen van de adellijke familie. Als heraldicus en historicus kan ik dat, zonder grondig bewijs, niet goedkeuren, dan weet u dat maar vast. De stamboom op de website gaat bovendien terug op die in Balen en Van Leeuwen en dat is ook al geen goed teken. Zeker niet als je, zoals hier gebeurt, allerlei tussenliggende generaties gaat verzinnen om de diverse daarin genoemde personen met elkaar te kunnen verbinden. Latere generaties genealogen hebben daar verder naar hartenlust allerlei families die vergelijkbare namen hebben aan vast geknoopt. Op Genealogieonline is daarvan zeer veel te vinden. Het is meestal duidelijk dat ze het artikel van Hoek niet hebben gelezen. Ik voel het echter niet als mijn taak om die stambomen te corrigeren; daar gaat dit blog niet over.
Wat wel behandeld moet worden is de in die stambomen terugkerende bewering dat de oudst bekende Van Riede ene Adelhelmus is, die al in 1105 voor zou komen.
Om dit direct maar te ontzenuwen: dat is onzin. Als ik 1105 lees denk ik aan een nog steeds bestaande en volkomen betrouwbare oorkonde in het Utrechtse Archief. Die gaat over een uitspraak van bisschop Burchard van Utrecht (bisschop 1100-1112) over de kerk van Houweningen aan de Merwede (u bent het dorp al tegengekomen in het blog over de straatnamen in het Land van Valk) die, zoals de Sliedrechtse pastoor bepleitte, onder die van Sliedrecht hoorde en dus niet zelfstandig was. De pastoor had naast een groep parochianen, vrije mannen, een heel stel collega-pastoors uit de buurt naar Utrecht meegenomen om zijn gelijk te bewijzen. Die worden ook allemaal als getuigen in dat stuk genoemd (zie bovenaan het blog voor het origineel):
presbyteri parochiani: Hugo de Papendreht, Sigfridus de Duplamunde, Franco de Herradeskerke, Engelfridus de Almifuthe, Gisebertus de Wolfgersdiken, Euerwocrus de Fornhe, Rauengerus de Herdingfelde, Adelhelmus de Riede.
Oftewel:
parochiepriesters: Hugo van Papendrecht, Sigfried van Dubbelmonde, Frank van Herradeskerke, Engelfried van Almsvoet, Gisebert van Wolfgersdijk, Everwerk van Voorne, Ravenger van Hardingsveld, Adelhelm van Riede.
Het is duidelijk dat de pastoors genoemd zijn met hun voornaam en de plaats waar ze ‘staan’. Adelhelm is dus pastoor van Riede en niet de toenmalige heer van die plaats of heerlijkheid. Hij kan dus ook niet als de stamvader van de Van Riedes worden beschouwd, zoals veel stambomen doen. Het betekent wel dat er in 1105 al een parochie Riede bestaat. De vraag is alleen: waar lag die dan? Het is logisch dat de Sliedrechtse pastoor een groep collega’s heeft meegenomen die hij kende en die wisten van zijn claim en het daar ook mee eens waren. Het is duidelijk dat sommige ervan buren zijn van Sliedrecht, dat toen nog aan de zuidelijke oever van de Merwede lag. Papendrecht en Hardingsveld lagen aan de overkant, Almsvoet sloot in het zuiden aan bij Sliedrecht en Herradeskerke lag daar niet ver vandaan aan de andere kant van de Alm. Dubbelmonde lag over de Maas tegenover Almsvoet. Voorne lag een stuk verder weg, maar als we weten dat dit deel van de Grote Waard, en zeker dat langs de Merwede aan beide zijden, een leen van Voorne was, is dat niet zo heel vreemd. Everwerk was als het ware de pastoor van de hoofdheerlijkheid van de heren van Voorne.
Wel vreemd is Wolfgersdijk. Het is natuurlijk heel verleidelijk hier een vroege vorm van de naam voor de gemeente op Zuid-Beveland die nu Wolphaartsdijk heet in te zien. Zelf doen ze dat daar ook.
Voor Wolphaartsdijk binnen Zuid-Beveland werd getrokken was het een eiland. Op zijn beurt bestond dat eiland echter voor 1134, zegt men, uit drie kleinere eilandjes. Volgens de geschiedenis van Oud-Sabbinge zou er al in de 11e eeuw één eilandje zijn omdijkt door ene Wulfard en Wolfaartsdijk zijn gaan heten. Het enige bewijs daarvoor is dus die vermelding van pastoor Gisebert van Wolfgersdijk in 1105. De naam Wolfaersdike komt echter pas aan het eind van de 13e eeuw voor het eerst voor in de Rijmkroniek van Melis Stoke als hij de St Aagtenvloed van 1288 in Zeeland beschrijft. In de bronnen van het Oorkondenboek van Holland en Zeeland komt Wolfersdiick pas na 1291 voor.
Het oudste eilandje met de vroegste nederzetting, Sabbinge, wordt pas voor het eerst vermeld in 1203-1208 en kort daarvoor moet de oudste kerk van Sabbinge gebouwd zijn. Hoe men dat weet, blijft echter onduidelijk. Dat zou wel betekenen dat er in 1105 nog geen pastoor geweest kan zijn en dat Wolfaartsdijk waarschijnlijk nog niet onder die naam bestond. De bedijking van 1134 is ook maar aangenomen, omdat er toen grote overstromingen waren geweest, die ook Holland hadden getroffen, waarna in Zeeland grootschalige bedijkingen op gang kwamen. Kortom het is niet waarschijnlijk dat de parochie Wolfgersdiken uit 1105 in Zeeland lag.
Waar hij dan wel lag is natuurlijk niet meer na te gaan, maar persoonlijk denk ik dat het óf in de latere Alblasserwaard (pas na 1277 zo genoemd en bedijkt) of in de latere Grote Waard (na 1230 volledig bedijkt en dan pas echt een grote waard) lag. Datzelfde geldt voor Riede. Maar ik hoop te kunnen aantonen dat Riede wel degelijk ten zuiden van de Merwede lag.
We zijn Riede namelijk al eerder tegengekomen in dit blog. Het komt voor in de route door de rivieren rondom de Zwijndrechtse Waard en over de Merwede in het falsum van 1064. Letterlijk staat er:
…van het einde der rivier Alblas tot de Merwede, vandaar tot Menkenesdrecht de helft van het gehele land, met alle ambachten, voorts van Riede langs de Merwede tot Sliedrecht…
Eerder heb ik dat, in navolging van andere historici en geografen, geïnterpreteerd als een route van de monding van de Alblas in wat toen de Merwede was (nu de Noord), naar de omgeving van Papendrecht, waar ik Menkenesdrecht vermoedde, en dan weer terug naar de Riederwaard (ten noorden van de Waal) en dan weer over diezelfde Merwede/Noord route naar Sliedrecht aan de zuidkant van de Merwede. Eigenlijk is dat onlogisch. Waarom zou je op die korte route – Alblasserdam-Papendrecht-Ridderkerk-Sliedrecht – zo’n lus terug maken. Het is veel logischer als Riede ergens tussen Papendrecht en Sliedrecht lag. En dat zou dan alleen maar de latere, sinds het midden van de 13e eeuw (anderhalve eeuw later) bekende, heerlijkheid Merwede kunnen zijn.
Wordt vervolgd