Het ‘verhaal’ van Rivier-Boot-Stad

Gezien de reacties die op Facebook de ronde doen over het prestigieuze project met de hektjalk die op 9 oktober 2021 van de museumtuin in Dordrecht naar het Hof gesleept zal worden is het nodig dat ik even uitleg waarom ik de verantwoording ervoor niet acceptabel vind. De lezers worden namelijk gemanipuleerd door een slimme mix van interessant klinkend jargon en klassieke retoriek om een ‘solide’ basis te geven aan het doordrukken van een duur stuk stadspromotie. Niet iedereen gelooft dat er gemanipuleerd wordt, maar als je, zoals ik, al vijftig jaar te maken hebt met lieden die dergelijke trucs gebruiken om hun wil door te drijven bij het gewone publiek, dan leer je het op den duur wel herkennen. Ik heb om die herkenning te vergemakkelijken de bewuste passages onderstreept. Bovendien heb ik het modewoord verhaal vet gemaakt om te laten zien hoeveel dat gebruikt wordt om te suggereren dat men hier met iets belangrijks bezig is; het opstuwen van Dordrecht in de vaart der volken. Alsof dat nodig is…

Er werd me al voorgehouden dat mijn bezwaar tegen de historische onderbouwing in een eerder blog natuurlijk waardevol is, maar dat ik het meer als fictie moet zien (een verhaal dus, maar dat was me vanaf het begin al wel duidelijk). Het zou toch mooi zijn, schreef de bewuste reageerder, als toekomstige stadsrondleiders “straks het verhaal van het hek met de vorm van het schip in brons kan vertellen. Het Hof ga je hier niet mee verkopen, maar de stad Dordrecht wel!” Denkt iemand dat echt? Net zoals die toeristen denken dat wij hier in Dordt de eigen schilder Aelbert Cuyp zien als glimmend Flipje van Tiel op gympies, of Willem van Oranje als een groene reus met een rotkop? En dan zou ik nog wel even door kunnen gaan ook. Ik hoor ze denken: gekke Dordtenaren. Hoe dichter bij die stad hoe raarder het wordt. Afijn…

Natuurlijk zat er een idee achter het hele project: te weinig bezoek op het Hof. Wat doen we eraan? Want daar ging en gaat het in eerste en laatste instantie om (zie hieronder). Dordt-promotie is secundair, maar niet onbelangrijk, want de toerist moet in de watten worden gelegd.

Ik citeer, om bovenstaande aan te tonen, daarom uit de websitepagina met FAQ, maar ik zet het in iets andere volgorde en laat veel weg. Ik gebruik de zaken die het meest het stempel van manipulatie dragen.

Middel en doel

“Een van de beleidswensen van de Gemeente Dordrecht is om door middel van kunst de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren en de belevingswaarde van de gebouwde omgeving te verhogen.

Het doel is om de bestaande verbindingen tussen het Dordrechts Museum, Cinema The Movies en Het Hof van Nederland een aantrekkelijk cultureel profiel te geven.”

Dus wat doe je als er te weinig bezoekers in je andere museum komen? Dan geef je een kunstenaar opdracht om met veel spektakel en daaruit voortkomende op gemanipuleerd toeval gebaseerde openbare kunst op letterlijk maar één (1) dag die route aan te geven door een niet erg schilderachtig ogend stukje Dordrecht. Waarna er langs die route tot in eeuwigheid bronzen wrakstukken blijven liggen of hangen.

En hoe maak je dat een aantrekkelijk project? Door een kunsthystericus, sorry, kunsthistoricus een in die branch veel toegepast stukje ronkende proza te laten schrijven waarmee de lezer via hun beroepsretoriek en jargon een vaag, sentimenteel en mystiek ‘verhaal’ in slaap gewiegd wordt. Goh, dat klinkt interessant; laten we daar een paar ton aan uitgeven. De overdonderde ambtenaren en gemeenteraadsleden tekenen wel. En ’t is een leuk afscheidscadeautje voor Piet.

Ik heb even de citaten achter elkaar gezet en het jargon onderstreept zodat de lezer kan zien waar de kunsthyst… sorry, kunsthistoricus is bezig geweest. Lees even mee:

“Het kunstwerk rivier, boot, stad kan enerzijds worden gezien als een vanitas, in zijn reflectie op de vergankelijkheid van het leven. Maar ook als een viering van wat mogelijk is door middel van collectieve inspanning. Het evenement waarbij het schip versleept wordt is een mythisch verhaal over een onmogelijke reis van een enorm schip door de smalle straten van het Hofkwartier. Dit verhaal wordt na het evenement naverteld door de sporen die het schip achterliet: een serie sculpturen in het Hofkwartier. Schrijvers denken lang na over de eerste zin van hun boek: het vertelt de lezer iets over de rest van het verhaal. Dat geldt ook voor de eerste sculptuur in de serie. Het is een samenvatting van de rest van het verhaal dat verderop in het Hofkwartier te zien is. Het schip dat door het hek breekt is een dramatisch gebaar: het lijkt gevaarlijk, spannend, tragisch. Maar zal in zijn praktische uitvoering niet gevaarlijk zijn. Het verhaal vertelt over de schoonheid van destructie. Het schip breekt met het oude om een nieuw verhaal te vertellen. De handeling van het oversteken van de drempel van het museum, de openbare ruimte in, is een symbolische daad van collectieve kracht.

Thomson wil geen stroom van objecten afzetten in de overvolle publieke ruimte, maar ze inbedden in een verhaal dat door de gemeenschap wordt gedragen. Bij de bouw en het verplaatsen van het schip zijn zoveel mogelijk Dordtenaren betrokken en het proces is zo openbaar mogelijk geweest. De zeggingskracht van het kunstwerk wordt rijker wanneer het langer de kans krijgt om ingebed te raken in het stedelijke leven en wanneer het verhaal ervan (de oorsprong van de stad en het memorabele moment waarvan Dordtenaren deelgenoot of zelfs deelnemer waren) de kans krijgt om aan een nieuwe generatie te worden doorverteld.

De vraag of het niet zonde is om het schip kapot te laten gaan is een logische. We willen vasthouden aan haar schoonheid. We vereenzelvigen ons met schepen: we geven ze namen, staren naar hun trage beweging over het water en we bewonderen hun kracht en constructie. Een schip dat vergaat heeft iets emotioneels en tragisch. Maar er zit ook schoonheid in destructie, omdat je daarin het moment van transformatie en het verlopen van de tijd ervaart.

Kunst biedt ons handvatten waarmee we kunnen reflecteren op het leven. Elk schip heeft zijn doel, sommige vervoeren goederen, andere zijn pleziervaartuigen, in dit geval is het schip gebouwd om iets onmogelijks te doen en vertelt daarmee een verhaal. Een verhaal dat begint met de geschiedenis van Dordrecht en de verbinding met de binnenvaart, een verhaal dat wordt uitgedragen door de teams van vrijwilligers die het schip bouwen of door de smalle straatjes slepen. Een verhaal dat zijn sporen achterlaat in de houten romp terwijl het schip uit elkaar valt in de onmogelijke smalle straatjes. Een verhaal dat keer op keer wordt verteld door middel van de in brons gegoten fragmenten van een boot die zichtbaar zullen blijven langs de route (HtJ: let ook op de drievoudige herhaling van “Een verhaal dat…”; een eeuwenoude retorische truc om de boodschap erin te hameren) .

Met het zwart blakeren van het schip komt het los van zijn oorspronkelijke functie en wordt het een autonoom object, een kunstwerk.

In elke fase van het project vieren we transformatie. De hele boomstammen die arriveerden voordat ze in planken werden gezaagd. Het uitsnijden van deze planken in een schip. De verkoling van het schip abstraheert het van zijn oorspronkelijke functie. De dramatische transformatie tijdens het evenement van het schip dat in fragmenten uiteenvalt. Het gieten van deze fragmenten tot bronzen sculpturen. In de sculpturen zullen al deze lagen van transformatie zich openbaren”.

Tot zover de ‘verantwoording’ van dit project. Drama, overdrijving, gevoel, mystiek, zelfs alchemie worden van stal gehaald om de lezer te raken. Ik hoop dat ik door het uit de webpagina lichten van deze fragmenten de lezer van dit blog heb kunnen overtuigen van hoe en met wat voor taal hij/zij gemanipuleerd wordt door de mensen die dit onzalige plan hebben  doorgedrukt. Net zoals het al met veel openbare kunst in Dordrecht al jaren gebeurt. En je hoeft hier niet eens tussen de regels door te lezen. Er staat in wezen: als je het hier niet mee eens bent ben je een cultuurbarbaar en niet geschikt om van Dordrecht als historische stad echt te genieten. Wij, de elite van stedelijke cultuurbobo’s, zullen u wel vertellen wat mooi en waardevol is. En jullie gaan lekker toch niet over waar wij het belastinggeld aan uitgeven.

Als staartje geef ik nog even de reactie door op de vraag: Wat doet de gemeente/Museum met de 2 petities? Er zijn zoveel mensen op tegen. Hoe gaan jullie hiermee om?

Het antwoord:

“Het gebeurt wel vaker dat kunst in de openbare ruimte veel reacties oproept, zie bijvoorbeeld het beeld van Willem van Oranje. Voor het project rivier, boot, stad is een zorgvuldig participatietraject doorlopen. We constateren dat pas in een heel laat stadium deze weerstandsreacties komen. Het is aan het college van burgemeester en wethouders om te bezien wat het met de reacties uit de stad doet.”

Met andere woorden: wij trekken ons niks aan van protesten of petities en die boot gaat echt door het Hofkwartier gesleept worden. Met alle gevolgen vandien.

En daar kunnen we het mee doen.

Rivier – boot – stad 2021

KUNST OF EEN DURE WEGWIJZER?

Een 18e eeuws binnenvaartscheepje door te nauwe straten trekken zodat het in stukken uit elkaar valt, tegelijk een grijze streep in het plaveisel nalatend, en die stukken dan verduurzamen als tekens langs de route van museum naar museum.

Dat is het plan van een Schots-Deense kunstenaar Edward Clydesdale Thomson in opdracht van het Dordrechts Museum. Gaat dat helpen meer publiek naar het Hof te krijgen? Ik betwijfel het. Ik heb echter afgeleerd om me te bemoeien met de ideeën waar kunstenaars op komen om een opdracht binnen te halen. Ik ga ook zeker niet kijken naar die stunt. Ik wil hierbij echter wel ingaan op het achterliggende idee dat op verkeerd begrepen historie en onzorgvuldig denken is gebaseerd. Ik citeer hieronder uit de krantenartikelen en website over dit project, dus voornamelijk uit uitspraken van de kunstenaar Thomson zelf.

De kunstenaar op het eindpunt van de trektocht: het Hof.

Eerst de reden achter het ‘kunstwerk’ oftewel de performance.

“Dordrecht wil een kunstwerk dat het historische Hofkwartier markeert en de twee belangrijkste publiekstrekkers met elkaar verbindt: het Dordrechts Museum en het Hof van Nederland, de wieg van de Nederlandse Republiek.”

Ik had het aangekondigd: die misvatting zal ons nog decennia achtervolgen. Dat van die wieg klopt niet, dat hebben Herman van Duinen en ik al meerdere malen aan Dordt en de wereld duidelijk gemaakt: in Dordrecht stond niet de wieg van de Republiek. En dat de statenvergadering van 1572 in het Hof plaats vond is helemaal niet zeker. Maar de kunstenaar, Schot zijnde, weet dat allemaal niet en struikelt vrolijk verder in de geschiedenis van Dordrecht.

“Bij Dordrecht moest Edward Clydesdale Thomson (Dundee, 1982) denken aan het smalle water de Thure waar de stad naar genoemd is (Thuredrith).”

Er heeft nooit een rivier de Thure bestaan; hij is in ieder geval niet in de bronnen gevonden. Het was een aanname uit de tijd dat men dacht dat Dordrecht aan een oversteekplaats in een riviertje lag: een tricht in een Thure dus.  Thuredrith betekent gewoon Doortrek, oftewel een deel van een rivier waar je niet echt kon manoeuvreren als je wind tegen had en dus getrokken moest worden. Met schepen met slechts één vierkant zeil was niet echt veel op te loeven in zulke wateren dus je moest wel. Het is verder altijd Thuredrith (en al zijn variaties) geweest, zowel voor de rivier als de nederzetting. Iets dat in Nederland geen zeldzaamheid is. En smal was hij nu ook niet echt. De oudste versie van de rivier was volgens de archeologen gemiddeld zo’n 30-35 m breed (en bij de monding aan de Merwede ruim 100 m). Pas toen langs de buitenkant van de dijken langs de Thuredrith, dus de huidige Voorstraat en de serie Wijnstraat-Groenmarkt-Grote Kerksbuurt, werd gebouwd is de rivier belangrijk versmald. Tot hij in de 17e eeuw niet meer dan een kanaal werd tussen Leuvebrug en Wijnbrug, na welke laatste brug hij langzaam verbreedde en bij die genoemde monding weer werd ingesnoerd bij de Boombrug.

Thomson zegt verder:

“Binnenvaartschepen werden vroeger over de Thure met menskracht van de rivier de Dubbel naar de Merwede getrokken.”

Het zal inderdaad aanvankelijk wel zijn voorgekomen dat schepen het hele eind getrokken werden, maar toen ca 1170 de Oude Maas ontstond was dat niet meer nodig: je kon aan de stabboem, de oude naam voor wat later de Knolhaven en Kuipershaven werden, aanleggen of bij de Boombrug de haven binnenvaren en je hoefde dus niet meer door de Thuredrith. Maar dat zelfs de nog kleine boten uit die tijd over land, door de zich nog ontwikkelende stad, werden getrokken is natuurlijk onzin.

De journalist vervolgt met:

“Hij laat zich inspireren door de geschiedenis van Dordrecht als handelsstad aan het water. De boot die hij door de straten wil trekken is een 17de-eeuwse hektjalk, een historisch vrachtzeilschip dat veel werd gebruikt in de binnenvaart.”

Buiten dat die boten natuurlijk helemaal niet door de straten werden getrokken, was zoals gezegd die ‘doortrek’ al lang niet meer nodig.

“Een ander spoor dat naar het idee leidde was een oude foto die hij zag van een bootje dat tijdens een overstroming door de straten van Dordrecht voer.”

Beeldbank Regionaal Archief Dordrecht. De hektjalk zal hier doorheen worden getrokken.

Dit is een foto uit 1953 in het Lastig Endtstraatje, tussen Augustijnenkamp en Museumstraat. Er zijn in de Dordtse Beeldbank nog veel meer kiekjes van water in Dordtse straten, maar daarop zie je alleen maar roeiboten. Zelfs die konden lang niet overal komen, want zo diep was het water nou ook weer niet. Maar je ziet uiteraard nergens hektjalken in de straten in het Hofkwartier of elders in de binnenstad.

““En verder moest ik ook nog denken aan de film Fitzcarraldo (1982) van Werner Herzog, waarin een stoomschip over een berg in het oerwoud van Peru wordt gesleept.”

Alsof je Dordrecht met de Andes kunt vergelijken…

“Het fascineert hem dat Nederland een heel netwerk van trekschuiten voor personenvervoer had. „Daardoor was dit het eerste land waar afstanden in reisminuten werden aangegeven.””

Wat weer een heel ander fenomeen is, omdat daarvoor speciale vaarten werden gegraven of geschikte riviertjes werden aangepast door er jaagpaden langs aan te leggen. Ook dit heeft niks te maken met het door nauwe straten slepen van een flinke tjalk.

Een bijkomend effect is verder dat je na de trektocht (even) kunt zien waar het schip is geweest, omdat Thomson de houten huid laat verkolen zodat het ontstane houtskool een streep nalaat op de straatklinkers.

“Letterlijk: een laag van de buitenkant van de houten romp en het dek wordt verbrand, maar de constructie daaronder houdt het schip bij elkaar, want Thomson wil ermee als met een enorm houtskoolkrijtje een spoor trekken over de kortste wandelroute door het Hofkwartier van het Dordrechts Museum naar het Hof van Nederland.”

Houtskool is overigens zo weg, want als je dat niet fixeert kun je het met je vingers of wat water wegwrijven. Hij lijkt zich daarvan bewust want hij zou gezegd hebben:

“Het zwarte krijtspoor op straten en muren zal door de regen en de tijd al snel weer verdwijnen”

Het eerste obstakel op de route is het hekwerk van de museumtuin, dat enkele jaren geleden voor hoge kosten volledig is herbouwd. Dat moet dus weer gedeeltelijk kapot. Het is notabene een rijksmonument.

Dat je daar zomaar, voor zoiets onzinnigs, een stuk tussenuit mag breken, verbaast me hogelijk. Want dat gaat gebeuren.

De tekening is afkomstig van de website van de kunstenaar.

“’Hier gaan we het hek openbreken.’ Kunstenaar Edward Clydesdale Thomson wijst op het bakstenen muurtje met ijzeren spijlen dat de tuin van het Dordrechts Museum omheint.” En: “een deel van het hek wordt alvast vervangen door zachtere materialen.”

Het schip zal langs de route ‘gecontroleerd’ uit elkaar vallen (men trekt pinnen weg) als het de al van tevoren bekeken obstakels passeert. Ik kan me daarom niet voorstellen dat scheepsbouwmeester Wouter Schalk hier niet met pijn in zijn hart aan bouwt.

Het lijkt er verder op dat hij het project op wil laten nemen in het Groot Dordts Volksverhalenboek (let op, Ruben Koman!) als een nieuwe urban legend. Het wordt dus de zoveelste ‘uitgevonden traditie’ (invented tradition), een vorm van geschiedvervalsing. Lees maar:

“ ‘Ik hoop dat het een nieuwe stadsmythe wordt, een sterk verhaal dat stadsbewoners elkaar nog jaren zullen vertellen.’ Om de mythevorming kracht bij te zetten, gaat de kunstenaar van de wrakstukken van de boot nieuwe kunstwerken maken. Die plaatst hij op de wandelroute van het Dordrechts Museum naar het Hof van Nederland, als een verhaal dat zich tijdens het lopen ontvouwt.”

De heer Thomson denkt dat hij hiermee op één dag iets toe gaat voegen aan de geschiedenis van Dordrecht, maar hij baseert zijn plan op fabels over diezelfde geschiedenis. Hij had beter De oudste stad van Holland (2020) kunnen lezen, of, als hij het Nederlands niet voldoende beheerst, had hij zich de relevante stukken kunnen laten voorlezen, want dit slaat nergens op.

Ik zou het als ik de Dordtse gemeenteraad was houden bij de routebordjes die er al staan, hoewel die het bezoek aan het Hof niet echt blijken op te krikken. Daar zal je dus iets anders voor moeten verzinnen, zoals de inhoud van het museum verbeteren of het tentoongestelde aantrekkelijker maken. Denkt men echt dat het na zo’n stunt van een dag dan wel drukker wordt?

En dit alles voor een idee dat mensen moet helpen de weg van Museumstraat naar het Hof te vinden. Dat kan mijns inziens creatiever, goedkoper en minder ingrijpend. Het zou ook nog wel eens beter kunnen. Waarom bovendien geen Dordtse kunstenaar ingeschakeld? En het kan vooral historischer verantwoord. Lees eens een boek! Vraag eens een historicus!

Ik eindig met dit citaat uit de mond van de kunstenaar:

“soms laat ik dingen gebeuren en soms plan ik toeval”

Dat u het weet…

Waarom geschiedenis? 2

In het vorige blog, waar dit een onvoorzien vervolg van is, heb ik het over de gevaren van het misbruik van de geschiedenis gehad. Ik heb al eerder geschreven over het manipuleren ervan voor ideële , meestal politieke, doeleinden. Of voor naamsbekendheid, zoals in Dordrecht. Overigens stond er vorig weekend een stukje over een bezoek aan mijn stad in de Trouw waarin verbaasd werd geconstateerd dat het op een zonnige dag tijdens de vakante zo stil was in het oude centrum. Zelf heb ik de indruk dat we elk jaar meer toeristen zien en de terrassen bij mooi weer steeds vol zitten. Ook komen er elk jaar nieuwe horeca gelegenheden bij, zodat je je afvraagt of die zaakjes en zaken buiten de vakanties om wel voldoende bezoek krijgen om te overleven. Ik heb ook geen idee of het museum in het Hof goed loopt; ik kom er tegenwoordig nog zelden in de buurt. De journalist van Trouw kwam er in ieder geval vandaan met een volkomen verkeerd, en door mij al voorspeld, idee van de geschiedenis van Dordrecht. Hij schreef letterlijk:

Op 23 juli 1572 werd hier een soort onafhankelijkheidsverklaring getekend.

Om daarna (bewust?) Herman Pleij te citeren die zei dat in de VS of Frankrijk

…iedereen zo’n datum zou kunnen opdreunen en de historische locatie zou worden platgelopen.

Waarna hij het aan ons gebrek aan nationalisme weet dat wij dat niet doen. Om te vervolgen met dat het jammer was want

… de idealen die toen werden vastgelegd zijn alles behalve eng en bovendien heel actueel. “In dit gebouw werd de basis gelegd voor een onafhankelijk land waar je vrij bent om te denken wat je denkt, te geloven wat je gelooft en te zijn wie je bent” staat op het toegangskaartje van het klooster…

Hij is er dus ingestonken, want niets van het bovenstaande is waar. Afijn, als u niet weet waarom het niet waar is kunt u het vanaf hier nog eens nalezen. Zo verspreidt de boodschap zich dus over het land. Het is niet te hopen, en daar lijkt het ook niet echt op, dat dit idee nu duizenden (Nederlandse) toeristen naar Dordrecht trekt om te offeren op de altaren van de zogenaamde vrijheid. De ontwikkeling blijft niet minder zorgelijk.

Intussen lopen de kwesties van de controversiële standbeelden en nu ook de straatnamen  van ‘foute’ Nederlanders, zoals de 17e eeuwse admiraal Witte de With (zie boven een foto van de uitgaansstraat van die naam in Rotterdam). Historicus Sander van Walsum weidde in de Volkskrant een column aan met name dat laatste fenomeen. Protesten, aangezwengeld door de usual suspects, tegen (straat)naambordjes en beelden van zeehelden die op één of andere manier met de slavenhandel te maken hebben gehad lopen inmiddels de spuigaten uit.

Van Walsum verwoordt kernachtig wat hier aan de hand is:

… wie zich onder verwijzing naar het Nederlands verleden gekwetst zegt te voelen, vindt gehoor. Want anders dan vaak wordt gesuggereerd, vormt de nationale geschiedenis voor meer mensen een bron van gêne dan van trots. Of het nu – van achteren naar voren – gaat om de dekolonisatie van Indonesië, de Tweede Wereldoorlog, de ‘ethische politiek’ van het Indisch gouvernement, het Cultuurstelsel, de Gouden Eeuw – die steeds vaker tussen aanhalingstekens wordt geplaatst: de teneur van de historiografie is zelfkritisch. Dat is geen modegril van de laatste jaren, dat is al decennia het geval.

En dat klopt. Tijdens de colleges historiografie van de geschiedenis kregen we daar voorbeelden van te horen en te zien/lezen. Wat het recente verleden betreft, de Oorlog dus, hebben we eerst de heldenverering van de verzetsstrijders gehad, toen de volkomen  afbraak en ontmaskering van die zogenaamde ‘goede’ Nederlanders en pas de laatste tijd ontstaat er wat nuance. Verder terug gelegen historie is ook allemaal door die fases gegaan. We hadden eigenlijk mogen hopen dat de nuance over het verleden is blijven hangen, maar dat is helaas niet het geval. Sterker nog: hoe verder terug in de tijd hoe meer zwart-wit denken over goed en kwaad, beschaafd en barbaars, vroom en bijgelovig er over is gebleven. Tenminste: bij de bevolking, die in de gemanipuleerde geschiedenisboekjes dit beeld op zijn bord kreeg, zoals ik het vorige blog heb uitgelegd.

Historici zien die nuances wel degelijk, maar doen er eigenlijk veel te weinig aan om die aan scholieren over te brengen. Dat en het terugbrengen van geschiedenisonderwijs tot zo goed als niks en dan nog verouderd en clchématig ook zal in de toekomst geen helderder licht op ons verleden  doen schijnen. Natuurlijk blijven er altijd mensen die gewoon willen weten hoe het vroeger was en waarom de mensen toen deden wat ze deden. Dat worden (amateur)historici.  Er is, en dat weet ik zeker, genoeg belangstelling onder de Nederlanders voor hun eigen geschiedenis. Er wordt ook genoeg min of meer populaire literatuur uitgebracht over ons verleden, maar of dat voldoende zoden aan de dijk zet is de vraag.

Ik denk dat geschiedenis geen vrijblijvende vrijetijdsbesteding meer is of een beroep waarbij je zoveel mogelijk moet publiceren om gewaardeerd te worden en blijven. Historici moeten de  moderne communicatiemiddelen aangrijpen om hun kennis te verspreiden, want scholen doen het binnenkort niet meer. We moeten eigenlijk de straat op en ons losmaken van universiteiten die inhalige leerfabrieken dreigen te worden, van musea die toeristentrekkers zijn geworden en van erfgoedlocaties die de kinderen een spannend  dagje moeten bezorgen om te kunnen overleven. Ik vind het tijd worden dat we gaan uitleggen ‘hoe het eigenlijk geweest’ is. En dat we alle sprookjes, legenden en sagen moeten gaan ontkrachten om te laten zien hoe onze voorouders waren en wat ze deden en waarom.

Ik zie in programma’s als Verborgen Verleden hoe de ‘slachtoffers’ omgaan met hun eigen opa’s en oma’s en wat voor conclusies ze trekken uit wat ze horen. Dat vind ik soms zelfs al zorgwekkend. Aan de ene kant zijn ze dikwijls trots op een voorouder die zich door hard werken, creativiteit en doorzettingsvermogen aan zijn of haar droevig lot heeft onttrokken, maar aan de andere kant is er zo weinig bewustzijn over de leefsituatie van die mensen dat ze echt geschokt zijn over wat ze in de bronnen tegenkomen. Begrip over het leven in vroeger tijd is volkomen afwezig en zeker de kennis over hoe het zo gekomen is. Ook begrijpt men niet hoe mensen in de tijd zelf tegen hun eigen situatie aankeken. Men reageert met de kennis en ervaring van nu en beoordeelt geschiedenis ook daarnaar. Plaats voor de nuance lijkt er niet te zijn. Kortom presentisme

De gemeenteraden die in het verleden beslisten over welke ‘held’ een standbeeld kreeg of waar een straat naar werd genoemd, bestonden uit kinderen van hun tijd. De Staatslieden- en Zeeheldenbuurten, laat staan de Indische en Zuidafrikaanse buurten werden in de late 19e en vroeg 20e eeuw gebouwd en genoemd naar wat men toen  als voorbeelden van patriottisme beschouwde. Die mensen wisten dikwijls ook niet beter. Het is al erg genoeg dat er in die tijd historici waren die dat wel wisten maar niks zeiden. Moeten daarom die standbeelden weg en de straten andere namen krijgen? Nee. Het zijn voorbeelden uit een andere tijd, uit onze eigen geschiedenis, en ze zeggen iets over hoe het ‘toen’ was. Dat is historie. We hebben nu de mogelijkheden en kennis om er een betere uitleg van te geven. Laten we dat dan ook doen, en onze oren niet laten hangen naar mensen die geen historisch besef hebben (kunnen ze ook niet helpen; hebben ze nooit geleerd) en die maar wat roepen omdat ze zogenaamd gekwetst zijn.

Van Walsum eindigt zijn column met:

Geschiedenis moet niet worden misbruikt voor morele chantage. Laten we niet doen alsof we ons diep schamen voor de daden van in vergetelheid geraakte vlootvoogden.

En daar kan ik het alleen maar hartgrondig mee eens zijn.

Feest van de vrijheid

Soms denk ik wel eens: waar doe ik het voor? In de periode oktober tot en met december 2016 heb ik proberen aan te tonen dat die eerste vrije statenvergadering niet de eerste en ook niet een vrije statenvergadering was. Hij was ook niet bedoeld om de Nederlandse vrijheid te doen uitbreken en het was zeker niet de bedoeling dat er na afloop een nieuwe staat zou ontstaan. Er moesten maatregelen genomen worden om de Spanjaarden, als ze terugkwamen om de rebellie van de Hollandse en andere steden te bestraffen, van repliek te dienen. Daarvoor moest aan de prins van Oranje, die klaar stond om een inval in de zuidelijke Nederlanden te doen, veel geld overgemaakt worden. Daarvoor ook moesten in Holland zelf de nodige defensieve maatregelen genomen worden. En, oh ja, er moest nog wat met de katholieken, maar dat had geen haast.

Er kwam allemaal niks van terecht. Het geld was weggegooid want de prins werd teruggeslagen en zijn troepen plunderden, zonder dat hij ze tegenhield, van de weeromstuit de nodige steden en dorpen omdat ze niet genoeg geld kregen. Alva kwam terug en moordde vier steden uit voor zijn leger bij Alkmaar op zijn donder kreeg. De voor de Hollandse verdediging aangestelde generaal was een wrede machtswellusteling die zich niet ontzag katholieken te martelen en af te maken. En de andere katholieken? Tja. Abten en gardiaans werden opgesloten, monniken werden weggejaagd of vermoord en nonnen verkracht door de geuzen, kerken werden leeggeruimd en geplunderd en in beslag genomen door calvinistische dominees die de katholieken binnen een paar jaar uitsloten van deelname aan het maatschappelijk leven en van hen tweederangs burgers maakten.

Hoe bedoel u: In 1572 begon de vrijheid in het Hof van Dordrecht?

Als je met ‘hindsight’ terugkijkt op die gebeurtenissen kun je zeggen dat de inname van Brielle op 1 april 1572 het nodige in beweging heeft gezet: een opstand tegen het bevoegd gezag. Op den duur leidde die opstand  tot een oorlog die na een hoop ellende na 80 jaar gewonnen werd. Het was ook de oorzaak van het afzweren van de wettige vorst, Filips II van Spanje, in 1581 en het uitroepen van een Republiek in 1588, maar dat de basis daarvan in Dordrecht werd gelegd: nee. Het was als het gefladder van een mot om een kaars dat op den duur, naast allerlei ander gefladder, deel uitmaakte van een stuk geschiedenis. Er is daar niks begonnen, behalve een mislukking. Zeker voor de vrijheid van meningsuiting en religie van het grootste deel van de bevolking, dat nog gewoon katholiek was, werd het een totale afgang. Pas in de loop van de 17e eeuw zouden de zwarte dominees de nodige burgers dwingen het Ware Geloof aan te nemen, met veel dreigementen over hel en verdoemenis, en zijn we een min of meer protestant land geworden. Het is dat het in de Gouden Eeuw verdiende geld een hoop goed maakte (maar niet voor iedereen!), maar dat de Nederlanden een open en vrije samenleving werden waar de rechten van iedereen vastlagen, nee. Pas in 1839 ontstond er hier een tamelijk  geordend land dat in 1848 een grondwet kreeg. Wel moesten gewone mensen en vrouwen nog een hele tijd wachten voor ze democratisch mochten stemmen en dan nog… Hoe groot is de opkomst bij moderne verkiezingen? Hoe vrij zijn we met onze werkdwang, verzekeringen en hypotheken?

feest vrijheid
De Stem van Dordt, 5.7.2017

Ik heb destijds ook mijn afkeer en schaamte geuit over de toestand in 2015 toen de koning en koningin een onzin tekst ondertekenden. Dat werd me niet in dank afgenomen. Diverse cultuurbobo’s hier in de stad voelden ziich nogal op hun lange tenen getrapt. Van enkelen van hen kreeg ik onomwonden te horen dat ze niks aan de huidige opstelling van het museum in het Hof zouden doen; te duur, te moeilijk en ik had toch ongelijk. En dan gaat er nu dus een jaarlijks terugkerende herdenking van start. Het ‘feest van de vrijheid’ wordt het in de krant genoemd en het gaat op woensdag 19 juli gebeuren. In en om het Hof. Het programma liegt er niet om: de burgemeester in sede vacante opent het feest dat om 5 uur begint met een picknick en een barbecue in de Kloostertuin (zie foto bovenaan; de Statenzaal ziet u rechts naast de boom). En dan komt het: “bezoekers krijgen de vrijheid (!) om met kleden bezit te nemen van de tuin, te luisteren naar muziek, liederen en voordrachtskunst”. Is het dat waar 80 jaar (nou ja…) voor is gevochten? Dat je op een kleed al etend en  drinkend naar muziek kan luisteren? Wie verzint zoiets?

Maar dat is nog niet alles: ook Herman Pleij zal “het woord richten tot het publiek” . Onze nationale historische hofnar zal “plei(j)tbezorgen” voor het belang van Het Hof van … (ik kan het niet uit mijn toetsenbord krijgen!).  Bovendien zal vanuit het Platform Dordtse Kerken in het kader van “de geloofswaarden en onze vrijheid van nu” op het plein een hagepreek gehouden worden. Een wat? Een hagepreek! U weet wel: een preek in de open lucht uit de tijd van de vervolging van protestanten (met name in 1566 en een paar jaar erna), zoals er in of bij Dordrecht nooit één heeft plaatsgevonden. Daar is in 2015, toen die plannen er ook al waren, nogal wat protest tegen gekomen. Maar het ging toch door. En nu dus ook. De grote verrassing is echter dat degene die de preek houdt de rooms-katholiek pastoor Tjeerd Visser is. In het eerste krantenstukje van 5 juli jl en op de website stond die naam nog niet. Gisteren 12 juli dus wel  en mijn broek zakte af. 

Een katholiek gaat voor tijdens een hagepreek waarbij, historisch gesproken, door de calvinistische dominees de ‘roomse santenkraam’ als afgodendienst werd neergezet en in alle openheid de paus tot afgezant van de duivel werd benoemd. Ik weet dat het aanleren van historisch besef met de manier waarop in Nederland geschiedenis wordt onderwezen het zwaar heeft, maar dit geloof je toch niet. Moet kunnen, zal Pleij ongetwijfeld zeggen. Ik vraag me echt af of men een gaatje in zijn hoofd heeft, hier in Dordrecht.

Voorzitter van genoemde Platform, mijn goede kennis Hans Berrevoets, becommentariseerde in het laatste krantenartikel nog even de hagepreek. “Toen op de eerste Vrije Statenvergadering van 19 juli 1572 werd door twaalf Hollandse steden in Dordrecht gekozen voor een strijd voor de vrijheid van geloof en vrijheid van geweten”. Dat is niet waar, maar Hans heeft waarschijnlijk mijn blogs niet (goed) gelezen. Hij vervolgt: “Stadhouder Willem van Oranje kreeg de leiding (dat kreeg hij niet, die had hij al; hij werd er alleen in bevestigd). De hagenpreek anno 2017 is daarom kerkelijk breed van opzet zijn (! Ik citeer letterlijk…). In juli 1572 werd de katholieken het zwijgen opgelegd (dat was inderdaad het waarschijnlijk niet bedoelde effect…). Daarom zal het thema van de hagenpreek ook vrijheid van godsdienst zijn.”  Met andere woorden: de roomsen krijgen de kans om wat terug te zeggen?

Hagenpreken waren stiekem in de open lucht gehouden kerkdiensten van vervolgde protestanten. Katholieken hebben zich, bij mijn weten, in de tijd dat hun geloof verboden was er nooit aan gewaagd. Zij trokken zich terug in schuren en op zolders om daar in het verborgene missen op te dragen. Dat heeft nog heel lang geduurd. Pas halverwege de 19e eeuw kregen ze echte godsdienstvrijheid, dus nadat we hier in 1848 een grondwet hadden gekregen. Daarna is er in Nederland een soort vrijheid van geweten en religie gekomen, waar we nu nog van profiteren. Eh… sommigen van ons dan, want de heren populisten weten nog wel een paar religieuze uitingen die eigenlijk verboden zouden moeten worden.

Begrijp me goed: ik ga echt niet zitten roepen dat dat Feest van de Vrijheid verboden zou moeten worden. Men doet maar. Maar ik zou willen dat de historische context geen geweld wordt aangedaan, want van de motivatie deugt geen steek. En hoe bobo’s  als Pleij en Visser zullen gaan draaien om het toch een glimp van relevantie te geven wil ik ook niet horen. U zult me die woensdag dan ook niet in de buurt van het Hof zien. Maar als u dan toch wel  gaat houdt dan in de gaten dat de vrijheid van godsdienstbeoefening en die van het democratische Nederland niet in 1572 in Dordrecht zijn begonnen

Wat nu?

Ik had na mijn laatste serie blogs over Dordrecht en de gewetensvrijheid wel het een en ander aan reacties verwacht.  Herman van Duinen heeft inderdaad een aantal aanvullingen gegeven, die mooi aansloten bij de stof, er waren wat vragen over Vlaanderen en Limburg en Mr. Frank Visser was weer een illusie armer, maar dat was het wel. Het op één na laatste blog (7) had ik ook naar het college en de gemeenteraad van Dordrecht gestuurd en het laatste blog (8), naast die groep, ook naar alle medewerkers van het museum in het Hof. Uit de gemeenteraad kwam een complimenteuze mail van een fractievoorzitter en een uitnodiging voor een gesprek van een wethouder. Uit het museum kwam niks. Dus ik vond het allemaal nogal mager. En dat nadat ik best een pittig stuk kritiek heb geschreven. Met name kritiek op het museum…

ingang museum
Ingang van het museum in het Hof, links de studiezalen van het Regionaal Archief.

Nou heeft gebrek aan reacties me nooit belet om gewoon door te gaan met wat ik doe, maar ik vond het wel tekenend. Ik begrijp het ook wel. Want wat moet je als gemeente Dordrecht en museum in het Hof (ik weiger de officiële naam op te schrijven, want die is al net zo onhistorisch als een deel van de inhoud van het museum) met zulke kritiek? Ik heb natuurlijk wel het een en ander overhoop gehaald. Als Dordrecht Marketing kun je gemakkelijk op internet een slogan aanpassen, in het museum zijn opstellingen gemaakt, teksten geschreven en dingen vastgelegd die niet zo makkelijk of goedkoop aan te passen zijn. Toch hebben ze het aan zichzelf te wijten: hadden ze niet eerst een historicus naar hun teksten kunnen laten kijken?

fonkeling
Gezicht in de kelder, waar de middeleeuwse opstelling, de Fonkeling, zich bevindt. Rechts in de doorgang ziet u een glimp van heraldische wandkleden.

In 2013 werd ik door toenmalige directie en inrichters gevraagd om een plan in te dienen voor de tussenruimte in de kelder, waarin het middeleeuwse deel van de tentoonstelling (de Fonkeling) in de keldergewelven  overgaat naar de trap naar de begane grond. Men vond mijn ontwerp voor de zaal van het 14e eeuwse huis Te Merwe geschikt om er op die plek een indruk van te geven. En dat is ook gebeurd, maar wel aangepast. Ook heb ik de basisgegevens, zoals kaarten en afbeeldingen van gebouwen, voor de animatie van de groei van middeleeuws Dordrecht aangeleverd, die mijn vriend Per Bos in een zeer interessant filmpje heeft verwezenlijkt. Zeer de moeite waard om te bekijken. Omdat ik daar toch bezig was, heb ik me tegelijk bemoeid met de bijschriften van die middeleeuwse afdeling. Daar klopte namelijk het een en ander niet van. Het is inmiddels allemaal netjes rechtgetrokken. Zo kwam ik dus te weten dat er geen historici naar die teksten en bijschriften had gekeken. Dat is toch raar? Of heb ik dat mis?

overtuiging
De dormter van het klooster met de opstelling over godsdienst, de Overtuiging, waar zich ook de foutieve uitspraak over gewetensvrijheid als effect van de statenvergadering bevindt.

Uit de hieraan vooraf gaande blogs blijkt dan ook wat er met name bij het gedeelte over de Hollandse statenvergadering in 1572 verkeerd is gegaan. Dat had door het inschakelen van een historicus, die meer gespecialiseerd was in de periode dan ik, mooi vermeden kunnen worden. Niet dat hij of zij dat gemakkelijk had kunnen doen. In ieder geval sinds 1972, maar waarschijnlijk al veel eerder, is de rol van Dordrecht in het ontstaan van de Republiek en het van onze stad uit verspreiden van godsdienst- en gewetensvrijheid er hier behoorlijk ingesleten. Zoals ik heb proberen te bewijzen: ten onrechte. Herman van Duinen had nota bene al in 2013 deze ‘fictie’ aangekaart in het hier behoorlijk bekende internet tijdschrift Dordrecht Monumenteel. Er kwam geen enkele  reactie op. En toen stond nog lang niet vast wat er in de opstelling allemaal over 1572 gezegd zou worden. Aan de fictie werd dus klaarblijkelijk vastgehouden. Toen in 2015 het Hof museum officieel door de koning werd geopend, werd er ten overstaan van heel Nederland nog eens mooi weer gespeeld met deze, in mijn ogen, geschiedvervalsing. En kon iedereen het niet kloppende manifest ondertekenen. Ik heb me echt zitten verbijten en schaamde me rot.

madurodam
De zogenaamd historische inrichting in het ‘Hof’ in Madurodam. Zoek de fouten.

Aan de andere kant: ga er maar aanstaan. Dan heb je een mooi museum dat veel geld gekost heeft en dan blijkt dat je fabeltjes staat te vertellen. Hoe ga je daar mee om? Nog eens een hoop geld uitgeven aan een aanpassing van de zalen? Om maar niet te spreken over het overdoen van de film, die eigenlijk helemaal een historische aanfluiting is, al is het idee erachter (van deze tijd overgaan naar 1572) best goed gedaan.  En dan moet je je ook nog eens realiseren dat die hele vergadering waarschijnlijk helemaal niet gehouden is in de refter van het Augustijnenklooster, die al sinds mensenheugenis de Statenzaal wordt genoemd. Ik zou van minder wakker liggen. En dan moet Dordrecht Marketing aan de slag om de toeristische schade te beperken van mensen die zich belazerd voelen omdat ze vals voorgelicht zijn. Meneer Davides zal niet de eerste toerist zijn die deze foute informatie aan de goegemeente doorgeeft.  En dan heb ik het nog maar niet over die frutsel die in Madurodam is neergezet.

overstroming
Opstelling in het museum over de overstroming van de Elisabethsvloed in 1421.

Ik realiseer me wel degelijk dat ik het de gemeente Dordrecht niet makkelijk maak. Dat is jammer, maar het kan niet anders. Het is de taak van een historicus in te grijpen als de geschiedenis geweld aangedaan wordt: waar dan ook en door wie dan ook. Dat hoort bij het vak. Dat dat dikwijls niet leuk is om aan te horen, nemen we op de koop toe. Mijn docent historiografie aan de universiteit van Leiden, dr. Peer Vries, waarschuwde ons al dat historici niet populair zijn op verjaardagen en in de disco, want wij zijn die vervelende mensen die altijd zeggen: ja, maar… En dan komt er weer iets dat de leek verkeerd heeft begrepen. Of geleerd. Dat moet dan maar. Maar de gemeente Dordrecht moet hier ook echt wat mee, want als dit in bredere kring bekend wordt, zal onze mooie stad bekend staan als de risee van de Nederlandse geschiedenis. En dat zou zonde zijn.

Dordrecht en de gewetensvrijheid 1

geuzenschip

Ik wijk, na een periode van vakantie en drukte, even af van mijn middeleeuwse geschiedenis van Dordrecht. Het is, denk ik, belangrijker even de aandacht te vestigen op wat diverse cultuurbobo’s in de stad met de geschiedenis uithalen. Ik vind het verkeerd dat er toeristen gelokt worden met valse feiten. Er wordt geschiedvervalsing gepleegd in het kader van Dordrecht Marketing en dat kan ik, als historicus, niet over mijn kant laten gaan. Vandaar…

Ik kwam pas eind 1973 in Dordrecht wonen, maar kwam er na mijn schooltijd in de jaren 60, wel al regelmatig sinds 1970. Ik heb dan ook bewust de viering van 400 jaar ‘Eerste Vrije Statenvergadering’ (voortaan EVS).  in 1972 meegemaakt. Voor degenen die niet weten wat dat is, even een kort stukje informatie. Tussen 19 en 23 juli 1572 werd er in Dordrecht een buiten de Spaanse overheerser om bij elkaar geroepen bijeenkomst van de Staten van Holland (dus alleen dat gewest…) gehouden, waar de opstand tegen de hertog van Alva het belangrijkste punt op de agenda was. Dat feit wordt in Dordrecht al vele jaren gevierd. Toen, in 1972, werd dus extra uitgepakt.

deeg en degel
Plaatje van drukkers uit de strip van Pat Andrea en Ruud Ringers, Tussen deeg en degel.

Er was een tentoonstelling in de Augustijnenkerk, een wetenschappelijk symposium, een optocht, een bezoek van de geuzen uit Den Briel (met nep driemastschip), er kwam een stripverhaal van Pat Andrea uit, de winkeliers hadden hun etalages thematisch versierd en stonden in ‘historische’ kostuums in de deuropening en er trouwde een paar in ook zo’n soort kostuum. Dat paar bleek overigens onlangs nog steeds gelukkig getrouwd te zijn, wat wel weer leuk was. Ik weet nog dat ik nogal gemengde gevoelens over dat evenement had, maar dat had meer te maken met het gegeven dat het voornamelijk apies kijken was. Er was geen enkele deelname uit de bevolking (behalve misschien van de middenstanders, maar ook bij hen deed lang niet iedereen mee) en ik vond het nogal een elitaire aangelegenheid. Het geheel werd geopend door koningin Juliana, dus het het had nogal een prestige en dat tekende eigenlijk het hele evenement.

Dordrecht heeft dus wat met dat jaar 1572. In het nieuwe museum in het Hof van Nederland (een volkomen foute naam, maar dat is wat anders…), dat op Koningsdag 2015 spectaculair door de koning en koningin werd geopend, wordt veel aandacht besteed aan de EVS. Die vergadering was, volgens de lokale cultuurbobo’s, “een rebelse daad”, die tot gevolg had dat in Dordrecht “de basis werd gelegd voor het Nederland van nu”. Zo staat het ook op de website van het museum.

film evs
Scene uit de film over de EVS die in het Hof wordt vertoond.

Er wordt zelfs een film vertoond over die gebeurtenis, waarin allerlei acteurs met aangeplakte baarden en vaag zestiende-eeuwse kleding de vergadering naspelen. De eerste keer dat ik hem zag moest ik erg lachen, maar later verging me dat wel. Er werd namelijk van alles aan die vergadering opgehangen wat er niet aan hoort. Het gaat zelfs zover dat er inmiddels gesproken kan worden van geschiedvervalsing. De dubieuze leuzen vliegen je in de website en het museum om de oren: “het begin van een vrije staat”, “Beleef het ontstaan van Nederland”, “het Hof van Dordrecht (!), waar Nederland begon”, “waar de onafhankelijkheid van Nederland werd uitgeroepen”, “uit Dordrechts durf werd een natie geboren”, en nog meer van dat moois. Daarnaast hangt de term “het begin van de democratie” er in de lucht en wordt er veel aandacht besteed aan de tegenwoordig zo gewaardeerde gewetensvrijheid die tijdens die vergadering zou zijn uitgebroken. Het koninklijk paar tekende daarvoor tijdens de opening een verklaring,  bestaande uit een vertaling van de notulen uit 1572, onder het motto: “In 1572 werd in dit gebouw de basis gelegd voor een onafhankelijk land. Waar je vrij bent om te denken wat je denkt, te geloven wat je gelooft en te zijn wie je bent. Vrijheid en tolerantie horen bij Nederland, daar teken ik voor!” Iedereen kan nog steeds op de website van het museum dit stuk ondertekenen.

Al in 2013 verscheen er een artikel in het digitale tijdschrift Dordrecht Monumenteel  (als u zich registreert op de website kunt u het zelf lezen in het archief van het tijdschrift) waarin de schrijver, Herman van Duinen, concludeert dat die durf en het uitroepen van de onafhankelijkheid van de Republiek in 1572 een fictie zijn. Dat heeft het museum er niet van weerhouden op de ingeslagen weg voort te gaan en die fictie op allerlei manieren in stand te houden. Alleen in het bijzonder mooi vormgegeven boek van het museum wordt de zaak wat genuanceerd. Recent werd op de Facebook pagina nog aandacht besteed aan een ander deel van het museum dat De Overtuiging wordt genoemd. Er staat daar letterlijk: overtuigingIk wil in mijn blog de middeleeuwen een keer loslaten en even in de zestiende eeuw duiken om wat zaken recht te zetten. Onder andere dat gewetensvrijheid geen uitkomst van de EVS was. Natuurlijk is het niet de bedoeling een heel college te geven over het begin van de 80-jarige oorlog (1568-1648), maar als u meer over die eerste fase tussen 1568 en 1572 wilt weten kan ik u een paar mooie, maar dikke (en dus niet goedkope…) boeken aanraden. Het eerste is van Petra Groen, red., De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog 1568-1648 (Amsterdam 2013, 496 pagina’s). Dat is het boek met de meest recente onderzoeksgegevens die door historici de laatste jaren zijn verzameld. Goed te lezen, luxe uitgegeven, maar pittig van stof. Persoonlijker en zeer leesbaar is het dikkere boek van Ronald de Graaf, Oorlog, mijn arme schapen. Een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648 (Franeker 2004, 686 pagina’s). Hij behandelt ook de gevolgen van de opstand voor de gewone man en heeft handige jaartallenlijsten en veel kaartjes.

omslag 1
Omslag Tachtigjarige Oorlog

schapen
Omslag: Oorlog, mijn arme schapen

Wordt vervolgd