‘Verborgen Verleden’ heraldisch en genealogisch fout

Arjan Lubach wilde wel eens weten wat er waar was van het familieverhaal dat hij via zijn oma Adriana van der Spek van graaf Floris V afstamde. In de laatste uitzending van Verborgen Verleden van dit seizoen (22.4.2017) kreeg hij zijn kans. Even dacht ik nog: “dan gaan ze wel even verkeerd te werk” toen hij naar de Gravenzaal in het Haarlemse stadhuis werd gestuurd. Daar hangen namelijk de gravenportretten in een versie uit omsteeks 1490. Ze dragen kleding en wapenrustingen uit die tijd, want men had aan het eind van de 15e eeuw geen idee hoe men een paar eeuwen eerder gekleed ging en schilderde maar wat men wel kende. Laat staan dat men wist hoe die vorsten (en de paar vorstinnen; dus meer dan één zoals de rondleider beweerde…) er zelf uitzagen in hun eigen tijd (ca 950-1490). Daar krijg je dus een nogal verkeerd beeld van.

maria en max
Maria van Bourgondiën en Maximiliaan van Oostenrijk ca 1490 (Haarlemse gravenportretten, uit Graven van Holland (Zutphen 1995) 143, detail.

Misschien had de schilder Karel de Stoute en zijn dochter Maria nog wel eens gezien, dus waarschijnlijk leek die laatste een beetje (Karels hoofd zit in een helm). Hij wist in ieder geval dat hertog en later Rooms koning en keizer Maximiliaan van Oostenrijk, de echtgenoot en opvolger van Maria, lang, blond golvend haar had, een kromme neus en een centenbakje, de bekende Habsburg-kin.

Lubach kreeg in Haarlem namelijk een beetje popie uitleg over de graven van Holland, maar men liet hem weten dat hij naar het Nationaal Archief in Den Haag moest wilde hij zekerheid krijgen. Over die herkomst dus. Men liet al doorschemeren dat die afkomst van Floris V er niet in zat, maar dat er daar wel wat anders, dat ook interessant was, te vinden was. In het depot van het NA, waar je als familieonderzoeker dus in het echt nooit komt, kreeg hij een middeleeuwse rekening te zien waaruit bleek dat de Van der Speckes tot de welgeborenen-stand behoorde. Er was ook nog wat materiaal over een aanstelling tot schout van Haarlem en een betrokkenheid bij het begin van de Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Kortom: men was diep in de middeleeuwen beland en de Van der Speckes, zoals ze toen werden genoemd, waren geen gewone plattelanders uit Lisse.  Welgeborenen waren mensen van lage adel die er niet veel meer aan deden en eerder rijke boeren waren dan mensen die in een kasteel woonden. De archiefmedewerker verwees Lubach echter naar Leiden om tot het begin van de familie door te kunnen  dringen.

dirk van holland wapen
Het wapen van Dirk van Holland als landscommandeur van de Duitse Orde: het ordekruis gedeeld met Holland voorzien van een zwart-zilver geblokte schildrand (Arnout van Buchel, Monumenta, f. 94).

Daar werd Arjan Lubach door archivaris André van Noort geconfronteerd met het oudste archiefstuk waar een Van der Specke in voorkwam: uit 1329. En toen werd alles vaag. De archivaris meldde wel nog dat hij in ieder geval niet van een bastaard van Floris V afstamde, zoals het verhaal ging. Daarna kwam hij echter op de proppen met een bastaard van diens vader, graaf en koning Willem II, waarna er allerlei ‘theorieën’ rond gingen zweven. Die bastaard, ene Dirk, zou een voorvader van de Van der Speckes geweest zijn was theorie één. Volgens de grafelijke stamboom van Dek uit 1953 zou dat de Dirk van Holland kunnen zijn die tussen 1287 en 1303 als landcommandeur van de Duitse Orde wordt genoemd en die in 1312 overleed. Latere stambomen en geschiedenissen van en over de graven van Holland hebben het echter niet meer over hem bij de kinderen van Willem II, dus het is waarschijnlijk niet zeker van wie hij een bastaard was. Hij zou ook nog Willems jongere broer, Floris de Voogd, als vader gehad kunnen hebben. Op de wapenlijst van de landcommandeurs is trouwens mooi te zien hoe een bastaardwapens eruit kon zien: met een geblokte rand. Dergelijke mannen werden geacht celibatair te zijn, dus geen relaties met vrouwen te hebben: niet echt een voorwaarde voor veel nageslacht. Al weet je natuurlijk nooit.

De volgende theorie was dat er een bewijs van afstamming uit de graven van Holland te halen was via een zegel uit 1395! Dat was het zegel van Dirck van der Specke, schepen van Leiden en kleinzoon van Willem van de Specke uit 1329. Op het zegel is een klimmende leeuw te zien met eroverheen een barensteel. Dat laatste is een smalle band met een aantal rechthoekige hangers eraan die over de wapenfuguur, de leeuw dus, heengaat. Vervolgens sloeg archivaris Van Noort een flater van jewelste, want hij zei letterlijk: “dat duidt op een bastaardkind”. En dat is dus niet waar! Een barensteel staat in die periode (dus de late 14e eeuw, maar ook al in de late 13e) in eerste instantie voor de oudste zoon binnen een geslacht bij leven van de vader. Zodra die overleed verwijderde die zoon die barensteel, die eigenlijk alleen smalle strook stof of leer was met wat afhangende lapjes, en voerde hij, als nieuw hoofd van de familie, het volle wapen.

Bastaarden voerden in de 13e en 14e eeuw heel andere tekens en tooiden zich dus niet met barenstelen. In de 13e en vroege 14e eeuw stond het wapen van de natuurlijke vader meestal in een vrijkwartier, een vierkant vak linksboven in het schild, of in de bovenste helft van het schild als het vaderswapen zelf al ingewikkeld was. De rest van het schild bleef dan blank. Ook andere methoden werden wel gebruikt, zoals uit de geblokte rand van Dirk van Holland, hierboven, bleek. Dat principe werd ook in Engeland wel toegepast. Tegen 1300 kwamen er de schuinbalk, schuinstaak of schuinstreep bij, een diagonale band van linksboven naar rechtsonder over het voorvaderlijk wapen. Als Dirck van der Specke in 1395 een bastaard van de graven van Holland was geweest had hij waarschijnlijk zo’n schuinstaak over de leeuw gevoerd. De barensteel duidt echter aan dat ze volkomen legitiem waren.

rietstap teylingen
Van Teylingen wapen (J.B. Rietstap, Wapenboek van den Nederlandschen Adel, deel 2, plaat 88 (1887)).

Vervolgens lanceerde de archivaris een derde theorie: de wapenkleuren zouden die van Holland zijn (een rode leeuw op goud/geel) en de barensteel zou blauw zijn. Dat was gebaseerd op wat Gijsbert van Rijckhuysen in de 18e eeuw op zijn wapenkaarten van de magistraten van Leiden had getekend. Die moest voor Dirck  echter afgaan op zijn zegel en daar staan natuurlijk geen kleuren op. Ook was het systeem van arceringen voor heraldische kleuren er nog niet. Dat werd pas in het begin van de 17e eeuw verzonnen om in gravures (die altijd zwart-wit waren) toch heraldische kleuren aan te geven. Rijckhuysen maakte daar dus gebruik van. Maar de echte kleuren had hij nooit gezien: het zou net zo goed een zwarte leeuw op zilver met een rode barensteel geweest kunnen zijn.

Vervolgens kwam Van Noort met de volkomen uit de lucht gegrepen connectie met het adellijke geslacht Van Teijlingen (rode leeuw op goud met een blauwe barensteel, volgens het ‘wapenboek van Rietstap’), wat hij exact hetzelfde wapen noemde. Als je leest wat daar in de tekst bij ‘Van Teylingen’ (zo wordt het daar geschreven) staat, ga je daar vraagtekens bij zetten:

Het is ons onbekend uit wat oorzaak de blauwe kleur aangenomen is, want de zilveren lambel (oud-Frans voor barensteel HtJ) was het kenteeken der Teylingens en de blauwe dat der Brederodes.

En dat is terecht. We kennen die kleuren van die respectieve barenstelen uit het wapenboek Gelre (ca 1380) en die zijn behoorlijk betrouwbaar. Men zegt dus dat het wapen van Dirck van der Specke hetzelfde is als dat van de in de 18e eeuw nog levende adellijke Van Teylingens, maar dat zou dan een zilveren barensteel moeten hebben. Hier lijkt het dus eerder op het wapen van de Van Brederodes. Bij de Van Brederodes zijn echter in de bestaande genealogieën rond 1300 geen bastaarden genaamd Willem of Dirck te bekennen. Zowel bij hen als bij de Van Teijlingens komen die voornamen, afgeleid van de Hollandse graven zoals bij veel adellijke families gebeurde, trouwens regelmatig voor; dat zegt dus ook niks.

Brederode stamt waarschijnlijk uit Teijlingen (veel bewijs daarvoor is er niet) en dat geslacht zou weer een connectie met de graven van Holland hebben. De naam Teijlingen komt in 1143 voor het eerst voor (Gerhardo de Teilinc) dus als dat zo is moet die aftakking daarvoor ontstaan zijn, zeg aan het begin van de 12e eeuw. Daar zijn echter geen bronnen over en daarom is men later allerlei verhalen gaan verzinnen, bijvoorbeeld over afstamming van een broer van graaf Dirk III genaamd Sicco of Siegfried (+1030). Daar is dus geen enkel bewijs voor. Dat het wapen Teijlingen dat van Holland met een breuk, de barensteel, is klopt, maar we zullen nooit weten hoe die afstamming in elkaar zat want heraldiek werd in Holland pas tegen 1200 gebruikelijk.

De Brederodes geloofden, na het uitsterven van de oudste tak der Teijlingens, dat ze in de 15e eeuw echt de laatste afstammelingen van de graven van Holland waren en lieten op den duur de barensteel weg, maar daar lachte men destijds toch een beetje om. Reinoud II van Brederode werd er door de hertogen van Bourgondië zelfs om gewantrouwd, want hij vond dat hij meer recht op Holland had dan die Bourgondiërs.

Intussen is er dus geen bewijs dat de Van der Speckes van de Van Teijlingens afstamden en ook niet dat ze natuurlijke nakomelingen van de graven van Holland waren. Arjan Lubach kan dan wel leuk gaan lopen doen in de ruïne van Teijlingen, maar zijn afstamming via bastaardij uit die edelen is gebaseerd op lucht en op foute aannames door een Leidse archivaris over het wapen Van der Specke.

Dordrecht en de gewetensvrijheid 8

Dit laatste en langste blog van de serie is vooral een samenvatting van de eerdere blogs, maar ook een uitleg waarom die EVS nodig was en wat er besloten werd. En waarom Dordrecht pronkt met veren die niet eens bestaan. We moeten daarom maar eens stoppen met het de ‘eerste  vrije’ statenvergadering te noemen.

Na het mislukken van een aanval op de legers van Alva die de 17 provincies hadden bezet in 1568, trokken Willem van Oranje, als aanvoerder van die aanval, en zijn broer Lodewijk zich terug. De strijd tegen de Spaanse overheersing ging ondergronds echter door.  De anti-Spaanse propaganda werd een tandje hoger gezet, de geuzen, te water en te land, voerden een guerilla-oorlog tegen katholieke geestelijken en magistraten en de prins probeerde vanuit Duitsland een nieuw leger op de been te brengen. Het probleem was dat hij failliet was en zonder geld kon hij niets uitrichten. Vandaar dat hij al snel begon de steden en edelen van de Lage Landen te bewerken om hem geld te sturen.

alva moordt
Protestprent: Alva vermoordt de inwoners van de Nederlanden. Gravure, anoniem 1572.

Vooral toen de vervolgingen van protestanten erger werden, de inkwartieringen van Spaanse soldaten begonnen te drukken en zeker nadat Alva nieuwe belastingen had bevolen, waaronder de tiende penning op de verkoop van roerend goed (een soort BTW), werd het verzet steeds heviger. Hugo de Groot, die van de boekenkist, zou later zeggen:

Het Hollandse volk keek onbewogen toe hoe zijn burgers werden verbrand, zijn edelen onthoofd en zijn privileges en costumen verkracht, maar stond op toen iemand een aanslag op zijn beurs deed (uit De Graaf, Oorlog, mijn arme schapen, p. 158).

Er kwam, zoals men zegt, steeds meer draagvlak voor een een opstand tegen de Spaanse bezetting en die zou op 1 april 1572 met de inname van Brielle van start gaan.

carolusgulden
De zilveren Carolusgulden van 20 stuivers. Algemeen betaalmiddel in de 16e eeuw.

Inmiddels was de prins van Oranje dus naarstig bezig geld in te zamelen. Tientallen van zijn bodes, dikwijls halve spionnen, reden door de Nederlanden, Duitsland en Frankrijk (waar de Hugenoten op zijn hand waren) en bedelden bij edelen en steden om geld. Tussen 1570 en 1572 zijn dan ook honderden bedragen, van een paar honderd tot duizenden guldens, marken en ponden naar de Dillenburg vervoerd. Hiermee kon hij een begin maken met het ronselen van huurtroepen. In april was hij echter nog lang niet zover. Vandaar dat de inname van Brielle en de daaropvolgende golf steden die naar hem overliepen zo’n verrassing was. Hij kreeg hoop op een volksbeweging die hem in staat zou stellen een inval te doen. Evenals broer Lodewijk die dat met hulp van Franse Hugenoten zou doen en zijn zwager Willem van den Bergh die Oost-Nederland zou binnenvallen.

spaanse soldaten
Ingekleurde gravure van Spaanse soldaten uit het begin van de opstand. Anoniem, ca 1570.

Het bedelen om geld werd nog verder opgevoerd in mei en juni. Toen stadhouder Bossu de Staten van Holland, waar de opstand het verst reikte, voor 15 juli bij elkaar riep in Den Haag, konden ze niet meer terug. Ze moesten zelf een beslissing nemen. Al of niet onder invloed van de prins besloten ze op eigen houtje  bij elkaar te komen, dat was per slot van rekening eerder gebeurd. De situatie was zo ernstig dat deze nood wetten brak. Te meer omdat ze konden verwachten dat Alva, die in het zuiden bezig was, het er niet bij zou laten zitten nu ze zo opvallend in opstand waren gekomen. Er moest voor een landsverdediging gezorgd worden en daar was geld voor nodig. Er moesten wettige besluiten worden genomen over hoe alles  geregeld moest worden: dat was immers hun taak? Gouda, de eerste keus (de archieven van de Staten werden er bewaard), verwees naar Dordrecht als eerste stad van Holland en die begon op 3 juli de vergadering te organiseren.

schrikbewind
Nog een allegorie op het schrikbewind van Alva. Anonieme gravure, 1569.

Willem van Oranje was op de hoogte van de toekomstige vergadering en stuurde mensen met instructies naar Holland (7 juli) en later, toen de datum bekend was, op 13 juli zijn vriend Filips van Marnix, met een nieuwe en uitgebreidere instructie. Daaruit blijkt dat het de prins menens was, maar dan wilde hij wel dat iedereen hem officieel [tussen 1 april en 15 juli hadden 15 Hollandse steden individueel al voor hem gekozen] erkende als de wettige stadhouder van Holland (en Zeeland, Utrecht en Friesland), wat hij voor 1568 ook geweest was. Er was nooit overleg geweest met de Staten om hem af te zetten en daarom zat Bossu volkomen rechteloos op zijn plek. Niet overleggen met de Staten ging volledig in tegen de beloften die de, toen toekomstige, koning Filips II in 1549-50 had gedaan. Alva trok zich ook niets aan van de privileges van de Staten Generaal en de diverse steden en handelde ook bij het verbranden van ketters, het onderdrukken van steden en dorpen en het invoeren van belastingen zonder enig overleg. Dat tegen de beloften van de koning ingaan was in de instructie ook de belangrijkste reden om het tirannieke bewind van de hertog en zijn troepen af te keuren en ertegen in opstand te komen.

lumey in kleur
Kleurenafbeelding van Willem van der Marck, heer van Lumey, door Dirck van Catwijck in de kroniek van de familie Van Wassenaar, 16e eeuw, Nationaal Archief.

Er staat ook in de instructie wat er aan praktische zaken geregeld en betaald moesten worden, maar vooral vroeg hij om veel geld voor zijn leger. En dat moest snel bij hem gebracht worden. Bovendien moest men beloven dat er ook voor de komende drie maanden het nodige aan soldij voor de troepen zou komen, want anders zou hij ze niet in de hand kunnen houden. Ondanks dat er dan een generaal in Holland zou zijn, die als zijn vervanger zou fungeren: Lumey. Of die ook gelijk maar geïnstalleerd zou kunnen worden.

De in Dordrecht bij elkaar gekomen ‘gedeputeerden’ uit de adel en de steden erkenden dat de prins nog steeds hun stadhouder was en keurden een bedrag goed van 100.000 kronen ineens en de belofte van nog eens 500.000 wat maanden later. Hiervoor zou kerk- en kloosterzilver en –goud niet ontzien worden, maar ook rijke kooplieden en de steden zelf zouden diep in de beurs moeten tasten. Lumey werd inderdaad tot militair gouverneur van Holland benoemd. Hij kreeg wel een commissie naast zich die erop zou letten dat hij die taak naar behoren zou uitvoeren. Verder werden maatregelen genomen om de verdediging van het land op orde te brengen. De kosten daarvoor zouden uit de gewone belastingen betaald worden. Verder zou contact opgenomen worden met de Staten van de andere provincies om tot een gezamenlijke aanpak tegen Alva te komen.

Als laatste melden de notulen dat de prins graag zag dat de vrijheid van godsdienst gehandhaafd zou worden, maar dat daar pas door de Staten Generaal echt over beslist zou kunnen worden. Dat is het.

don fadrique
Don Fadrique Alvarez de Toledo, zoon van de hertog van Alva. Portret uit ca 1575-80, waarschijnlijk door een Vlaamse schilder.

Het leger van de prins liep in september echter vast in Henegouwen, zijn broer moest de hulp van de Franse Hugenoten ontberen omdat hun leiders op één bloederige nacht in augustus uitgemoord werden en de zoon van Alva, Don Fadrique, moordde tussen oktober en december de steden Mechelen, Zutphen en Naarden uit als vergelding voor de opstand. Haarlem werd sinds december belegerd en viel in juli 1573. Voor Alkmaar, dat vanaf augustus van dat jaar belegerd werd, begon 8 oktober de victorie. Ook mislukte het beleg van Leiden: op 3 oktober 1574 werd de stad ontzet. Holland was voor een groot deel bevrijd van de Spanjaarden, maar overal om hen heen was het oorlog. Die zou nog, met een onderbreking van 12 jaar, duren tot 1648.

In Dordrecht werd tussen 19 en 23 juli dus geen nieuwe staat gesticht. Er werd zelfs geen begin mee gemaakt. Een aanzet tot een democratisch systeem in Nederland was het al helemaal niet. Het was de voorbereiding op een oorlog, de erkenning van de prins als stadhouder van Holland en een belofte van het geven van heel veel geld voor een militaire actie die gedoemd bleek te mislukken. Er was zelfs geen sprake van het verlaten van het Habsburgse rijk. Pas in 1581 zegde men de gehoorzaamheid aan koning Filips II op, iets dat men in 1572 echt nog niet aan had zien komen. En hoewel Willem van Oranje graag had gezien dat iedereen de godsdienstoefeningen kon volgen die hij wilde, torpedeerde de fanatiekere protestanten die goede intentie nog voor de EVS goed en wel was begonnen.

plakkaat
Titelpagina van het Placcaert van Verlatinghe, 1581.

Daarna ging men daar onverdroten mee door. Zelfs een door een deel van de Generale Staten in 1579 genomen besluit om andersgelovigen niet te hinderen en vervolgen bleek in de praktijk niet te lukken. Godsdienstvrijheid is de vrijheid om ongehinderd deel te nemen aan een openbare kerkelijke bijeenkomst: dat zagen de protestanten, met name de strenge Calvinisten, niet zitten.  Religievrede is het in alle vrede naast elkaar tolereren van verschillende godsdiensten, iets dat minder fanatieke mensen nastreefden, maar dat in de praktijk ook onmogelijk bleek. Gewetensvrijheid is de vrijheid van iedereen om te geloven dat wat hij/zij wil: daar was Willem van Oranje een groot voorstander van. Hij geloofde niet dat een koning over het geweten van zijn onderdanen kon heersen. Koning Filips geloofde dat wel. Hij stuurde Alva en een enorm leger om dat af te dwingen. Hoewel er toen en later genoeg mensen in de Nederlanden waren die vóór gewetensvrijheid waren, heeft het nog honderden jaren geduurd voor dat in de grondwet kon worden vastgelegd.

Vrijheid van religie en godsdienst zijn door de EVS van 1572 niet in de Nederlanden ingevoerd. Het was een vergadering van maar één van de 17 provincies en de deelnemers hadden niet eens de bevoegdheden om dat te kunnen doordrijven. En net zoals een koning niet over het geweten van zijn onderdanen kan heersen, kunnen edelen en stadsbestuurders dat niet voor hun boeren en burgers. In Dordrecht is dus in 1572 niet zoiets als gewetensvrijheid voor de Nederlanders begonnen. Dat heeft de grondwet van 1848 pas geregeld. Dus als het museum in het Hof schrijft:

Ieder mens heeft gewetensvrijheid, is vrij om te geloven wat hij wil. Dat is een van de uitkomsten van de Eerste Vrije Statenvergadering.

dan is dat een foute bewering. Sterker nog: het is geschiedvervalsing. De EVS heeft niet eens de bedoeling gehad zoiets in te voeren, er waren andere zaken die geregeld moesten worden.

film evs
Scene uit de film over de EVS die in het Hof wordt vertoond. Midden links, Cees Geel die Lumey, speelt, rechts Vincent Linthorst als secretaris Pauli, rechts op de rug gezien René van Zinnicq Bergmann als Marnix. En diverse figuranten als gedeputeerden in hun hemd of met rare wapenrustingen aan en helmen op.

Het bijeenroepen van de Statenvergadering was misschien een rebelse daad, omdat het in het kader van een opstand tegen een uiting van het koninklijke gezag was. De Staten zagen de prins van Oranje echter nog steeds als hun wettige stadhouder en ze wisten dat hij bezig was om hen te helpen, dus vergaderen was verantwoord. Bovendien waren ze  al meerdere keren eerder zonder opdracht van landvoogd of stadhouder bij elkaar gekomen. Het was dus geen ‘eerste vrije’ statenvergadering, maar een noodzakelijk gebeuren om orde op zaken te stellen. Laten we voortaan dus dat ‘eerste’ en ‘vrije’ maar weglaten, zoals in andere steden, als Delft, ook gebeurt en zoals historici dat doen, die ‘vrije’ al jaren tussen aanhalingstekens zetten. Het is gewoon de statenvergadering van juli 1572 in Dordrecht, Rotterdam en Delft, meer niet. En dan zonder hoofdletters.

De oudste stad van Holland (5)

stadsrecht 1220

Nu we hebben gezien dat Dordrecht in 1200 zowel al stad werd genoemd als schepenen had  plus een eigen rechtsgebied en een officiële broederschap en handelsgilde van burgers, is het tijd om terug te gaan naar het zogenaamde stadsrecht uit 1220. Het is in Holland zowel als Zeeland het oudst fysiek bewaard gebleven stadsrecht. Die van Geertruidenberg (1213) en Middelburg  (1217), en de daarvan afgeleide exemplaren van Domburg en Westkapelle (beide 1223), zijn pas bekend van (veel) latere afschriften. Pas in 1245 is het stadsrecht van Haarlem (in twee delen) het eerste na dat van Dordrecht dat bewaard is gebleven, dankzij het feit dat ze dat in 1492 moesten inleveren bij de stadhouder van Holland vanwege deelname aan de opstand van het Kaas- en Broodvolk.

stadsrecht delft
In 2000 gerestaureerd stadsrecht van Delft (foto Fokko Verboom).

De ‘stadskeur’ van Delft, zoals ze die daar noemen, uit 1246 is ook bewaard gebleven, maar die is in bijna nog slechtere staat dan de Dordtse (maar veel langer dan de Dordtse…). Die van ’s-Gravenzande (jawel, dat kreeg ook stadsrecht!) uit het zelfde jaar was aan het eind van de middeleeuwen al verdwenen en dat geldt ook voor het exemplaar van Zierikzee uit 1248 en dat van Alkmaar uit 1254. Middelburg kreeg een herhaling van en aanvulling op zijn stadsrecht van 1217 in 1254 en ook Dordrecht kreeg een betere versie van dat van 1220 in 1252. U ziet dat die stadsrechten ondanks dat ze in stevige kisten waren opgeborgen nogal te lijden hadden en dat het niet vreemd was dat ze soms binnen enkele tientallen jaren (maar ook enkele honderden en alles daartussen) al vervangen moesten worden.

Hoe weten we eigenlijk dat dit zwaar beschadigde stuk perkament uit 1220 is, want het jaartal staat er niet op. In de tekst worden wel graaf Willem (Willelmus Hollandie comes) en zijn vrouw Maria (Marie, uxori mee) genoemd en de maand juli. De graaf en gravin trouwden in die maand in het jaar 1220, waarbij Maria door Willem stadsvrouwe van Dordrecht werd gemaakt. Het is zo goed als zeker dat ter gelegenheid daarvan de stad wat extra voorrechten en verplichtingen kreeg. De maand juli in het jaar 1221 is daarom onwaarschijnlijker  en in februari 1222 stierf Willem al. Dus: 1220.

citaat liber donationum
Citaat uit het Liber Donationum, eind 12e eeuw.

Het document is eigenlijk, zoals u bovenaan kunt zien, een beetje zielige rest van het origineel. Grote stukken zijn weg en soms zijn delen van de tekst vervaagd. Het was ook niet echt indrukwekkend toen het nog heel was.  Omdat van de bovenkant een stuk is verdwenen kun je de hoogte niet precies bepalen, maar als het 15 cm is, is het veel. De breedte is niet meer dan 31 cm. Er staan misschien maar 18-20 regels tekst op. Meer is het niet. Het schrift is eigenlijk nog laat twaalfde-eeuws en lijkt erg op dat in het Liber Donationum uit diezelfde periode. De letters zijn klein en de regels zijn dicht op elkaar geschreven, net als in dat boek.

Het belangrijkste is echter dat er in die 18 regels maar 15 artikelen staan. Dat is best vreemd voor een oorkonde die als een stadsrecht wordt beschouwd. De andere uit de dertiende eeuw  bewaard gebleven stadsrechten bevatten tussen de 50 en 80 artikelen, die een uitgebreide reeks van regels en boeten bevatten. Dat is te zeggen… behalve, gek genoeg, dat van Geertruidenberg uit 1213, dat 16 artikelen telt. Ik kom ook nog op de vergelijking tussen die twee stadsrechten terug, al was het alleen maar om de Brabanders te laten zien dat ze een beetje te hoog van de Gertrudistoren blazen.

stadsrecht 1252
Het nieuwe stadsrecht van 1252 (GAD-001-0033).

Zoals u zult verwachten bevat het in 1252 door graaf en Rooms koning Willem II verleende vervangende exemplaar dezelfde artikelen, alleen zijn er drie bijgekomen; het zijn er daar dus 18. De originele oorkonde ervan is nog bewaard gebleven, hij is helemaal gaaf en het zegel van de graaf-koning hangt er nog onderaan aan zijn zijden streng (zie hierboven). Het is groter dan het stadsrecht van 1220, ongeveer 32 x 39 cm. Het bevat natuurlijk ongeveer evenveel zinnen, in het geheel 24, maar het is in een andere letter, het zogenaamde kanselarijschrift, geschreven. Er zit ook veel meer ruimte tussen de regels  en de letters staan niet zo dicht op elkaar. Omdat de oorkonde in Brunswijk (Braunschweig) is uitgegeven zal de koninklijke hofklerk hier de hand in hebben gehad. Het is gedateerd 28 januari 1252 in het vierde jaar van de regering van de koning.

zegel willem ii
Het zegel van graaf en Rooms koning Willem II van Holland aan het stadsrecht van 1252 (GAD-0001-0033)

In het stadsrecht van 1252 wordt nergens vermeld waarom er 32 jaar na  dato een nieuw, iets uitgebreid exemplaar moest worden uitgereikt. Graaf-koning Willem (1227-1256, graaf vanaf 1234, koning vanaf 1247-48) zegt alleen maar dat hij het vanwege hun trouw en goede diensten en ter herinnering aan zijn voorvader graaf Willem, een opa die hij nooit gekend heeft, aan de Dordtenaren heeft gegeven. Het is echter heel waarschijnlijk dat het document uit 1220 in die tijd al in slechte staat was (niet goed opgeborgen?) en dat het aan vervanging toe was. Het is overigens wel treffend dat ze het oude exemplaar, dat misschien nog eens extra beschadigd is tijdens een stadsbrand in de veertiende eeuw, toch al die tijd in een laatje van de stadskist hebben bewaard. Dat zegt wel iets over de waarde die eraan werd toegekend.

In het volgende blog ga ik in op de inhoud van deze stadsrechten.

(Wordt vervolgd)