Dordrecht en de gewetensvrijheid 8

Dit laatste en langste blog van de serie is vooral een samenvatting van de eerdere blogs, maar ook een uitleg waarom die EVS nodig was en wat er besloten werd. En waarom Dordrecht pronkt met veren die niet eens bestaan. We moeten daarom maar eens stoppen met het de ‘eerste  vrije’ statenvergadering te noemen.

Na het mislukken van een aanval op de legers van Alva die de 17 provincies hadden bezet in 1568, trokken Willem van Oranje, als aanvoerder van die aanval, en zijn broer Lodewijk zich terug. De strijd tegen de Spaanse overheersing ging ondergronds echter door.  De anti-Spaanse propaganda werd een tandje hoger gezet, de geuzen, te water en te land, voerden een guerilla-oorlog tegen katholieke geestelijken en magistraten en de prins probeerde vanuit Duitsland een nieuw leger op de been te brengen. Het probleem was dat hij failliet was en zonder geld kon hij niets uitrichten. Vandaar dat hij al snel begon de steden en edelen van de Lage Landen te bewerken om hem geld te sturen.

alva moordt
Protestprent: Alva vermoordt de inwoners van de Nederlanden. Gravure, anoniem 1572.

Vooral toen de vervolgingen van protestanten erger werden, de inkwartieringen van Spaanse soldaten begonnen te drukken en zeker nadat Alva nieuwe belastingen had bevolen, waaronder de tiende penning op de verkoop van roerend goed (een soort BTW), werd het verzet steeds heviger. Hugo de Groot, die van de boekenkist, zou later zeggen:

Het Hollandse volk keek onbewogen toe hoe zijn burgers werden verbrand, zijn edelen onthoofd en zijn privileges en costumen verkracht, maar stond op toen iemand een aanslag op zijn beurs deed (uit De Graaf, Oorlog, mijn arme schapen, p. 158).

Er kwam, zoals men zegt, steeds meer draagvlak voor een een opstand tegen de Spaanse bezetting en die zou op 1 april 1572 met de inname van Brielle van start gaan.

carolusgulden
De zilveren Carolusgulden van 20 stuivers. Algemeen betaalmiddel in de 16e eeuw.

Inmiddels was de prins van Oranje dus naarstig bezig geld in te zamelen. Tientallen van zijn bodes, dikwijls halve spionnen, reden door de Nederlanden, Duitsland en Frankrijk (waar de Hugenoten op zijn hand waren) en bedelden bij edelen en steden om geld. Tussen 1570 en 1572 zijn dan ook honderden bedragen, van een paar honderd tot duizenden guldens, marken en ponden naar de Dillenburg vervoerd. Hiermee kon hij een begin maken met het ronselen van huurtroepen. In april was hij echter nog lang niet zover. Vandaar dat de inname van Brielle en de daaropvolgende golf steden die naar hem overliepen zo’n verrassing was. Hij kreeg hoop op een volksbeweging die hem in staat zou stellen een inval te doen. Evenals broer Lodewijk die dat met hulp van Franse Hugenoten zou doen en zijn zwager Willem van den Bergh die Oost-Nederland zou binnenvallen.

spaanse soldaten
Ingekleurde gravure van Spaanse soldaten uit het begin van de opstand. Anoniem, ca 1570.

Het bedelen om geld werd nog verder opgevoerd in mei en juni. Toen stadhouder Bossu de Staten van Holland, waar de opstand het verst reikte, voor 15 juli bij elkaar riep in Den Haag, konden ze niet meer terug. Ze moesten zelf een beslissing nemen. Al of niet onder invloed van de prins besloten ze op eigen houtje  bij elkaar te komen, dat was per slot van rekening eerder gebeurd. De situatie was zo ernstig dat deze nood wetten brak. Te meer omdat ze konden verwachten dat Alva, die in het zuiden bezig was, het er niet bij zou laten zitten nu ze zo opvallend in opstand waren gekomen. Er moest voor een landsverdediging gezorgd worden en daar was geld voor nodig. Er moesten wettige besluiten worden genomen over hoe alles  geregeld moest worden: dat was immers hun taak? Gouda, de eerste keus (de archieven van de Staten werden er bewaard), verwees naar Dordrecht als eerste stad van Holland en die begon op 3 juli de vergadering te organiseren.

schrikbewind
Nog een allegorie op het schrikbewind van Alva. Anonieme gravure, 1569.

Willem van Oranje was op de hoogte van de toekomstige vergadering en stuurde mensen met instructies naar Holland (7 juli) en later, toen de datum bekend was, op 13 juli zijn vriend Filips van Marnix, met een nieuwe en uitgebreidere instructie. Daaruit blijkt dat het de prins menens was, maar dan wilde hij wel dat iedereen hem officieel [tussen 1 april en 15 juli hadden 15 Hollandse steden individueel al voor hem gekozen] erkende als de wettige stadhouder van Holland (en Zeeland, Utrecht en Friesland), wat hij voor 1568 ook geweest was. Er was nooit overleg geweest met de Staten om hem af te zetten en daarom zat Bossu volkomen rechteloos op zijn plek. Niet overleggen met de Staten ging volledig in tegen de beloften die de, toen toekomstige, koning Filips II in 1549-50 had gedaan. Alva trok zich ook niets aan van de privileges van de Staten Generaal en de diverse steden en handelde ook bij het verbranden van ketters, het onderdrukken van steden en dorpen en het invoeren van belastingen zonder enig overleg. Dat tegen de beloften van de koning ingaan was in de instructie ook de belangrijkste reden om het tirannieke bewind van de hertog en zijn troepen af te keuren en ertegen in opstand te komen.

lumey in kleur
Kleurenafbeelding van Willem van der Marck, heer van Lumey, door Dirck van Catwijck in de kroniek van de familie Van Wassenaar, 16e eeuw, Nationaal Archief.

Er staat ook in de instructie wat er aan praktische zaken geregeld en betaald moesten worden, maar vooral vroeg hij om veel geld voor zijn leger. En dat moest snel bij hem gebracht worden. Bovendien moest men beloven dat er ook voor de komende drie maanden het nodige aan soldij voor de troepen zou komen, want anders zou hij ze niet in de hand kunnen houden. Ondanks dat er dan een generaal in Holland zou zijn, die als zijn vervanger zou fungeren: Lumey. Of die ook gelijk maar geïnstalleerd zou kunnen worden.

De in Dordrecht bij elkaar gekomen ‘gedeputeerden’ uit de adel en de steden erkenden dat de prins nog steeds hun stadhouder was en keurden een bedrag goed van 100.000 kronen ineens en de belofte van nog eens 500.000 wat maanden later. Hiervoor zou kerk- en kloosterzilver en –goud niet ontzien worden, maar ook rijke kooplieden en de steden zelf zouden diep in de beurs moeten tasten. Lumey werd inderdaad tot militair gouverneur van Holland benoemd. Hij kreeg wel een commissie naast zich die erop zou letten dat hij die taak naar behoren zou uitvoeren. Verder werden maatregelen genomen om de verdediging van het land op orde te brengen. De kosten daarvoor zouden uit de gewone belastingen betaald worden. Verder zou contact opgenomen worden met de Staten van de andere provincies om tot een gezamenlijke aanpak tegen Alva te komen.

Als laatste melden de notulen dat de prins graag zag dat de vrijheid van godsdienst gehandhaafd zou worden, maar dat daar pas door de Staten Generaal echt over beslist zou kunnen worden. Dat is het.

don fadrique
Don Fadrique Alvarez de Toledo, zoon van de hertog van Alva. Portret uit ca 1575-80, waarschijnlijk door een Vlaamse schilder.

Het leger van de prins liep in september echter vast in Henegouwen, zijn broer moest de hulp van de Franse Hugenoten ontberen omdat hun leiders op één bloederige nacht in augustus uitgemoord werden en de zoon van Alva, Don Fadrique, moordde tussen oktober en december de steden Mechelen, Zutphen en Naarden uit als vergelding voor de opstand. Haarlem werd sinds december belegerd en viel in juli 1573. Voor Alkmaar, dat vanaf augustus van dat jaar belegerd werd, begon 8 oktober de victorie. Ook mislukte het beleg van Leiden: op 3 oktober 1574 werd de stad ontzet. Holland was voor een groot deel bevrijd van de Spanjaarden, maar overal om hen heen was het oorlog. Die zou nog, met een onderbreking van 12 jaar, duren tot 1648.

In Dordrecht werd tussen 19 en 23 juli dus geen nieuwe staat gesticht. Er werd zelfs geen begin mee gemaakt. Een aanzet tot een democratisch systeem in Nederland was het al helemaal niet. Het was de voorbereiding op een oorlog, de erkenning van de prins als stadhouder van Holland en een belofte van het geven van heel veel geld voor een militaire actie die gedoemd bleek te mislukken. Er was zelfs geen sprake van het verlaten van het Habsburgse rijk. Pas in 1581 zegde men de gehoorzaamheid aan koning Filips II op, iets dat men in 1572 echt nog niet aan had zien komen. En hoewel Willem van Oranje graag had gezien dat iedereen de godsdienstoefeningen kon volgen die hij wilde, torpedeerde de fanatiekere protestanten die goede intentie nog voor de EVS goed en wel was begonnen.

plakkaat
Titelpagina van het Placcaert van Verlatinghe, 1581.

Daarna ging men daar onverdroten mee door. Zelfs een door een deel van de Generale Staten in 1579 genomen besluit om andersgelovigen niet te hinderen en vervolgen bleek in de praktijk niet te lukken. Godsdienstvrijheid is de vrijheid om ongehinderd deel te nemen aan een openbare kerkelijke bijeenkomst: dat zagen de protestanten, met name de strenge Calvinisten, niet zitten.  Religievrede is het in alle vrede naast elkaar tolereren van verschillende godsdiensten, iets dat minder fanatieke mensen nastreefden, maar dat in de praktijk ook onmogelijk bleek. Gewetensvrijheid is de vrijheid van iedereen om te geloven dat wat hij/zij wil: daar was Willem van Oranje een groot voorstander van. Hij geloofde niet dat een koning over het geweten van zijn onderdanen kon heersen. Koning Filips geloofde dat wel. Hij stuurde Alva en een enorm leger om dat af te dwingen. Hoewel er toen en later genoeg mensen in de Nederlanden waren die vóór gewetensvrijheid waren, heeft het nog honderden jaren geduurd voor dat in de grondwet kon worden vastgelegd.

Vrijheid van religie en godsdienst zijn door de EVS van 1572 niet in de Nederlanden ingevoerd. Het was een vergadering van maar één van de 17 provincies en de deelnemers hadden niet eens de bevoegdheden om dat te kunnen doordrijven. En net zoals een koning niet over het geweten van zijn onderdanen kan heersen, kunnen edelen en stadsbestuurders dat niet voor hun boeren en burgers. In Dordrecht is dus in 1572 niet zoiets als gewetensvrijheid voor de Nederlanders begonnen. Dat heeft de grondwet van 1848 pas geregeld. Dus als het museum in het Hof schrijft:

Ieder mens heeft gewetensvrijheid, is vrij om te geloven wat hij wil. Dat is een van de uitkomsten van de Eerste Vrije Statenvergadering.

dan is dat een foute bewering. Sterker nog: het is geschiedvervalsing. De EVS heeft niet eens de bedoeling gehad zoiets in te voeren, er waren andere zaken die geregeld moesten worden.

film evs
Scene uit de film over de EVS die in het Hof wordt vertoond. Midden links, Cees Geel die Lumey, speelt, rechts Vincent Linthorst als secretaris Pauli, rechts op de rug gezien René van Zinnicq Bergmann als Marnix. En diverse figuranten als gedeputeerden in hun hemd of met rare wapenrustingen aan en helmen op.

Het bijeenroepen van de Statenvergadering was misschien een rebelse daad, omdat het in het kader van een opstand tegen een uiting van het koninklijke gezag was. De Staten zagen de prins van Oranje echter nog steeds als hun wettige stadhouder en ze wisten dat hij bezig was om hen te helpen, dus vergaderen was verantwoord. Bovendien waren ze  al meerdere keren eerder zonder opdracht van landvoogd of stadhouder bij elkaar gekomen. Het was dus geen ‘eerste vrije’ statenvergadering, maar een noodzakelijk gebeuren om orde op zaken te stellen. Laten we voortaan dus dat ‘eerste’ en ‘vrije’ maar weglaten, zoals in andere steden, als Delft, ook gebeurt en zoals historici dat doen, die ‘vrije’ al jaren tussen aanhalingstekens zetten. Het is gewoon de statenvergadering van juli 1572 in Dordrecht, Rotterdam en Delft, meer niet. En dan zonder hoofdletters.

Dordrecht en de gewetensvrijheid 4

inname brielle

Herman van Duinen en ik hebben besloten onze krachten te bundelen. Hij heeft na 2013 niet stilgezeten en is verder gegaan met onderzoek rond de EVS. Hij heeft daarom meer kunnen lezen dan ik in de korte voorbereidingstijd voor dit blog en zal me bijstaan in het schrijven van de volgende delen. We gaan hier verder met wat achtergrondinformatie over de gebeurtenissen in de zomer van 1572, zonder al te veel in details te treden.

In Dordrecht wordt van dat eigenmachtige optreden van de steden en de adel een dekselse rebelse daad gemaakt en duidt het op de ‘durf’ en moed van die instanties om tegen het wettige gezag in te gaan. Dat is echter behoorlijk kort door de bocht. De situatie in Holland en Zeeland was in de zomer van 1572 nogal chaotisch. U weet allemaal (hoop ik) dat op 1 april het stadje Brielle was ingenomen door de zogenaamde Watergeuzen (zie de prent bovenaan deze blog, een gravure van Frans Hogenberg). Dat had een ontwikkeling tot gevolg die als een soort lopend vuurtje door de provincies rolde. De meeste steden lieten de geuzen binnen en hun tot dan toe bijna volledige katholieke bestuurders werden vervangen door protestanten. Slechts enkele steden bleven in Spaanse handen of werden door Spaanse troepen belegerd. Natuurlijk zag Alva dit als opstand, maar hij werd tegengehouden om er wat aan te doen, omdat hij in de zuidelijk Nederlanden doende was een mogelijke invasie van de prins van Oranje en zijn broer Lodewijk op te vangen.

bossu
Maximiliaan de Hénin-Liétard, graaf van Bossu, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht 1567-1573. Gravure door Jan Wierix.

De graaf van Bossu was nog door de landvoogdes Margaretha van Parma als vervanger van Willem van Oranje aangesteld als stadhouder in Holland, Zeeland en Utrecht. Hij kreeg echter direct bij diens aankomst in de Lage Landen in 1567 met de hertog van Alva te maken, die Margaretha als landvoogd opvolgde toen ze, geschokt door Alva’s wreedheid, ontslag nam. De nieuwe stadhouder probeerde na de revolutionaire gebeurtenissen sinds 1 april de steden en edelen te paaien voor een Statenvergadering in Den Haag op 15 juli. De steden zagen de bui echter hangen en besloten, zo blijkt het, zelf bij elkaar te komen. De prins van Oranje had in de maanden daarvoor al vertegenwoordigers naar Holland gestuurd om de steden zover te krijgen. Aanvankelijk zou dat in Gouda gebeuren, maar die stad gaf het stokje liever aan Dordrecht door, als oudste en eerste stad van Holland. Daar gaf men, onder lichte druk van opstandige magistraten en de geuzen, toe. Vanaf 3 juli werden de Staten door Dordrecht opgeroepen om bij hen te komen vergaderen. En dat gebeurde op 6 juli nog eens, wat dringender verwoord : “alsoo dese zaicke ons gemeenlicken aengaet” en ze vermeldden erbij dat Lumey het ermee eens was. Die was op 20 juni door de prins zelf al tot zijn luitenant voor Holland benoemd en zat eigenlijk te wachten op zijn officiële aanstelling door de Staten. Zo kon de Statenvergadering in Dordrecht, na wat uitstel omdat het reizen voor de verder weg liggende steden door de onrustige situatie niet echt gemakkelijk ging, op 19 juli beginnen.

Het hedendaagse Dordrecht vindt dit een dappere daad: zomaar, zonder dat ’s konings stadhouder die bij elkaar roept, een Statenvergadering plaats laten vinden. Dat was het niet; het was gewoon noodzaak. Er moesten belangrijke zaken besproken worden en het moest snel gebeuren, want er dreigde echt oorlog met de Spanjaarden. Het was crisis, iets dat in het begin van de film die in het Hof draait terecht nog eens extra benadrukt wordt. Bovendien was het wel meer gebeurd dat de Statenvergadering op initiatief van de steden zelf bij elkaar kwam.

koopmans staten
Omslag van het boek over de Staten van Holland voor en tijdens de Opstand.

Koopmans, in zijn boek De Staten van Holland en de Opstand (1990) schrijft dat het in de jaren ’60 al diverse keren was voorgekomen dat de Hollandse Statenleden eigenmachtig vergaderingen hadden belegd. De situatie was nu echter wel anders dan toen. Door de oproep van Bossu te negeren en zelf ergens anders dan in Den Haag bij elkaar te komen was er nu “sprake van openlijke weerstand tegen het wettige gezag”. Al wilde men de koning niet openlijk afvallen, Alva en zijn ‘Spanjaarden’ (er maakten nogal wat niet-Spaanse huurlingen deel van zijn leger uit) waren wel de vijand. Het was dus niet een “Eerste vrije statenvergadering”, want er waren al eerder zelfstandige vergaderingen geweest en ‘vrij’ was Holland zeker niet. Het was wel een daad van rebellie, maar dat was het overgaan van de steden naar de geuzen en de protestantse religie ook al.

Willem van Oranje, die zelf een inval in de Zuidelijke Nederlanden aan het voorbereiden was, was niet blij geweest met die inname van Brielle: het was te vroeg. Lumey, toen officieel admiraal van de Watergeuzen, had niet met hem overlegd en was zijn eigen gang gegaan. De prins zelf was in april nog niet ver genoeg met het verzamelen van troepen, want hij had zo goed als geen geld. Dat de andere Hollandse en Zeeuwse steden (op Amsterdam, Middelburg en Goes na) ook in opstand kwamen was dan wel weer een goed bericht. Bij zijn eerdere inval, in 1568, was alles mislukt en waren zijn troepen en die van zijn broers, na wat succes in het begin, verslagen en uit elkaar gejaagd. Het had hem tevens geruïneerd. Hij weet die nederlaag toen ook aan gebrek aan medewerking van het rijke Holland en zijn steden en aan de gebrekkige communicatie tussen hen.

beleg roermond
Overzicht van het beleg van Roermond van 21-23 juli 1572 door het leger van Willem van Oranje. Na de overgave werd de stad geplunderd en verloren enkele tientallen katholieke geestelijken het leven na hevig gemarteld te zijn. De prins heeft op 25 juli nog een verbod op het doden van katholieken uitgevaardigd, maar dat hielp niet bij de rest van de veldtocht. Gravure door Frans Hogenberg.

Nu de steden hun plaats tegenover de Spanjaarden tegen wil en dank definitief hadden bepaald zag hij weer mogelijkheden, te meer omdat sommige steden hem al geld brachten. Hij had op 7 juli al een eerste instructie naar Holland gestuurd met de specifieke vraag om veel geld, want, zo dreigde hij, anders zou de vrijheid en welvaart van de provincie definitief gevaar lopen. Toen hem bekend werd dat de Staten werkelijk bij elkaar zouden komen stuurde hij zijn vertegenwoordiger, Marnix, er naar toe. Die had nog verder uitgebreide instructies bij zich. Daaraan ontbrak, zoals iedereen kan lezen, een door latere generaties erg belangrijk gevonden artikel. Daar kom ik in de volgende blogs nog op terug. Zelf was de prins op 7 juli de grens van Duitsland en Gelders Limburg overgestoken en bevond zich in zijn legerkamp in de buurt van Roermond (dat toen nog niet in Limburg lag). Wat hij wilde was geld, want hoewel hij met moeite, en door zijn familie en vrienden aan te spreken, het leger had kunnen formeren, moest hij het ook tijdens de komende expeditie blijven betalen. Vandaar dat hij de steden vroeg hem in ieder geval voor de eerste drie maanden voldoende geld te geven. En snel.

Wordt vervolgd

Tollen en Dordrecht (4)

Nu we weten waarom er tollen waren en wat ze inhielden en wat er gebeurde, komen we bij de vraag: hoe zagen ze er uit? Helaas bestaat er geen een meer (op wat namen en resten na) maar de sporen in het landschap zijn er soms nog wel. Één van die sporen vond ik wel erg dicht bij huis…

In de binnenstad van Dordrecht herinneren de namen Tolbrug en Tolbrugstraat nog aan de tolheffing sinds ca 1195-1200. Aan het begin van de Tolbrug heeft ook nog de Toltoren gestaan, die wegens bouwvalligheid in 1544 werd afgebroken. Er zijn echter nog wel herinneringen aan die toren bewaard gebleven. Hij komt nog voor op het schilderij van de St-Elisabethsvloed uit ca 1490 (zie bovenaan dit blog). Bovendien heeft hij eeuwenlang het grootzegel van de stad gesierd.

toltoren zegel
Afdruk van het grootzegel van Dordrecht dat vanaf het eind van de dertiende eeuw tot in ieder geval 1795 door de stad is gebruikt. Het stelt de toltoren, nog zonder dak, voor omgeven door de stadsmuur (of was de toltoren ooit zelf ommuurd?).

Van de Toltoren en het vlak ernaast gelegen eerste stadhuis (1284) van Dordrecht heb ik in 1990, toen ik bij het stadsarchief werkte, nog eens een reconstructie gemaakt. Het moet een indrukwekkend gebouw geweest zijn. Daar moet de hoofd-tolgaarder van Holland gezeteld hebben en werd waarschijnlijk het opgehaalde geld (en eventuele natura producten) opgeslagen. Ook zal er een soort gewapende wacht gelegerd zijn geweest die eventueel in de omgeving kon ingrijpen als iemand zijn tol niet betaalde of eronderuit probeerde te komen. Misschien was er zelfs wel een gevangenis in. Het is echter niet waarschijnlijk dat midden in de stad tol geheven werd; dat gebeurde echt in de tolhuizen die ik hiervoor genoemd heb.

stadhuis toltoren
Reconstructie van het eerste stadhuis (1284) en de toltoren (ca 1200) op basis van afbeeldingen en beschrijvingen. Henk ’t Jong 1990.

Je moet je die tolhuizen niet voorstellen als een schuurtje aan het water waarin iemand zat met een hengel met een klomp eraan, waarin dan de schipper het geld moest doen. Hoe ze er dan wel uitzagen is lang onduidelijk geweest. Er zijn namelijk nauwelijks afbeeldingen van tolhuizen bewaard gebleven. En zeker niet van de Hollandse tollen. Wel kreeg de graaf van Gelre in 1222 ook het recht om tol te heffen op de plaats waar de Rijn zijn graafschap binnenkwam: bij Lobith dus. De tol bestond in het begin uit een zware ronde toren, in de volksmond nog lang de Dikke Toren genoemd. Later in de middeleeuwen groeide het tolhuis uit tot een fors kasteel dat als één van de residenties voor de graven, en later hertogen, van Gelre fungeerde. Het verloor in 1600 zijn functie, omdat de Rijn zich verlegde, en werd bij de Franse inval in 1672 gesloopt. Er bestaat echter nog een gravure uit 1635 waarop het indrukwekkende slot goed te zien is. Helemaal rechts staat nog de ronde toren uit het begin van de dertiende eeuw.

tolhuis lobith
Het tolhuis van Lobith, gravure ca. 1635.

Nog niet lang geleden vond ik echter op een grote overzichtskaart van het stroomgebied van de Schelde uit de  zestiende eeuw een afbeelding van de tol van Iersekeroord. Dat was een opgeschoven versie van de tol van Strienemonde richting Zeeland. Je ziet een uit het water oprijzende forse toren, gedekt met een schilddak, en vergezeld van wat bijgebouwen.

tol iersekeroord
Detail van een kaart van het Scheldegebied, met in het midden het tolhuis van Iersekeroord (collectie Museum aan de Stroom, Antwerpen).

Dat de tol van Strienemonde opschoof was niet zo vreemd. Ook de andere tollen werden verplaatst toen de grenzen van zuidelijk Holland in de veertiende eeuw verschoven. Die van Almsvoet kwam bij Dubbelmonde te liggen, die van Niemandsvriend (nu Sliedrecht) schoof naar Woudrichem (en later naar Gorinchem), die van Ammers naar Schoonhoven, die van Moordrecht naar Gouda en er kwam ook nog een tol bij Spaarndam om de route binnen de duinen te bewaken. De tol van Geervliet bleef op zijn plaats tot ongeveer 1540. Niet lang daarna moet die ook naar Dordrecht verplaatst zijn, want al aan het eind van de middeleeuwen waren er zoveel manieren om  Geervliet te omzeilen dat overal op de stromen in de omgeving zogenaamde wachten geplaatst moesten worden om ontwijkers alsnog te vangen. Het had daarom geen zin meer het tolhuis daar aan te houden.

Detail uit de kadastrale kaart van Geervliet, 19e eeuw.
Detail uit de kadastrale kaart van Geervliet, 19e eeuw. Middenboven een groot, paralellogram-achtig, omgracht terrein. Nu is daar een nieuwbouwwijk.

Ongeveer in dezelfde periode toen ik de afbeelding van de tol van Ierskeroord ontdekte, ging ik aan de slag om uit te vinden of er nog resten van de andere tolhuizen te herkennen waren. Op oudere kadastrale kaarten van Geervliet was een intrigerend vierkant, klaarblijkelijk bestaande uit een gracht, te zien, maar niemand kon me vertellen of daar het tolhuis gelegen had. Ook op het archief niet en historici die over Geervliet en zijn tol hebben geschreven zwegen er ook over. Er kwam daarentegen meer uit een in 1832 uitgegeven kadastrale kaart van Sliedrecht. Ik ontdekte daarop een intrigerend grachtenstelsel langs de Tolsteeg (!). Het was niet moeilijk daarin een plattegrond van een vroeg dertiende-eeuws kasteel met hoofd- en voorburcht in te ontdekken.

niemandsvriend
De resten van het grachtenstelsel van het tolhuis te Niemandsvriend (Sliedrecht) op de kadastrale kaart van 1832.

Ik was daar trouwens niet de eerste mee. De Oudheidkundige vereniging Sliedrecht heeft in de zomer van 1983 op het terrein, dat tot nu een handel in tweedehands auto’s bevat, niet minder dan 16 boringen verricht. Ook is er met grondradarapparatuur gezocht. Bij zowel het een als het ander kwam men niet diep vanwege het (moderne) puin dat onder de oppervlakte bleek te liggen. Een proefopgraving leverde niet veel op: er kwam een kloostermop met de maten 25 x 13 x 6 cm uit (late dertiende eeuw), een steengoed schaaltje en een stuk rode zandsteen dat duidelijk in een licht driehoekige vorm was gehakt. Archeoloog Herbert Sarfatij dateerde de stukken tussen de twaalfde (het stuk zandsteen) en veertiende eeuw (het schaaltje). Het was een magere oogst.

Het tolhuis van Niemandsvriend werd in ca 1355 verlaten en verplaatst naar Woudrichem. De weinige resten die er nog geweest moeten  zijn werden rond 1600 verwijderd. De archeologische ervaring leert dat als een kasteel wordt afgebroken, de stenen zorgvuldig worden uitgebikt, verzameld en bewaard voor een nieuw gebouw. Je vindt er gewoon weinig van terug, want zowel natuursteen (tufsteen, zandsteen) als baksteen was kostbaar. Het is zeer waarschijnlijk dat met de stenen uit Niemandsvriend de nieuwe tol in Woudrichem is gebouwd. En die is inmiddels ook verdwenen. Het onderzoek in Sliedrecht was ook te klein, te weinig systematisch en te ondiep om er veel conclusies uit te kunnen  trekken. Wat ik zowel in de bronnen als op de kaart gevonden heb van het tolhuis van Niemandsvriend heb ik inmiddels ingevoerd in de database van het Nederlands Kastelenlexikon. De provincie Zuid-Holland heeft verder, op mijn aandringen, het terrein op 1 maart 2000 als archeologisch interessant bepaald. Er mag niet op gebouwd worden zonder dat er eerst onderzoek wordt gedaan. Dat heb ik in ieder geval voor elkaar gekregen.

de engel
Nu Baanhoek 137-143, vroeger D 79-85. Linksonder, met het toegevoegde portaal, woonden mijn ouders, zus en ik tussen 1948 en 1959.

Misschien moet ik verder vermelden dat ik tot mijn elfde in het huis heb gewoond dat op het kaartje oranje is gekleurd. Het huis, oorspronkelijk een vroeg zeventiende-eeuws buitenhuis van een rijke Dordtenaar, dat later een herberg werd, heeft aan de achterkant nog sporen van de oorspronkelijke bakstenen en raambogen bewaard.  In de jaren ‘50 werd het in vieren bewoond; wij woonde linksonder. De verhalen die binnen mijn familie verteld werden, zowel over ons huis, als over een kasteel dat hier in de buurt moest hebben gestaan, hebben me in ieder geval al vroeg belangstelling voor de middeleeuwen bijgebracht. En dat heeft de nodige gevolgen gehad…