De Dordtse Waard (3)

Tot zover de dorpen, ambachten en parochies die in de Dordtse Waard lagen. Dat houdt dus in dat alle andere op de straatnaamborden voorkomende plaatsen daar niet lagen en dat is eigenlijk foute voorlichting van de gemeente aan zowel bezoekers van de buurt als de bewoners. Als historicus vind ik dat nogal triest. Je vraagt je af hoe dat met andere straatnamen zit. Misschien moet ik daar ook maar eens een onderzoekje naar doen.  Nu neem ik eerst de Tieselenswaard, die dus geen onderdeel van de Dordtse Waard uitmaakte, maar eens bij de kop.

 

 

 

Tieselensstraat

Ook dit is een foute naam. Het dorp waar de waard naar genoemd is heette Tieselenskerke of Tiezelinskerke. Het werd al genoemd in 1126 toen de bisschop van Utrecht de kerk aan het kapittel van St. Pieter schonk.  Het was het kerkdorp in het ambacht en de parochie Oudeland (van Tieselenswaard). Het moet aan de noordelijke oever van de Maas gelegen hebben, ongeveer op de plaats van de oprit van de Kiltunnel. Wie Tiecelin was is niet bekend, maar naamonderzoekers denken dat hij een Vlaming was, want in de noordelijke Nederlanden kwam de naam voor 1126 niet voor. De parochie was dus bezit van St. Pieter, maar het ambacht had ook eigen heren. Die zijn echter alleen uit de 14e eeuw bekend, al zal ene Jan Genemans er één van zijn geweest in de 13e eeuw.

 

 

 

Oudelandstraat

Zoals gezegd was dit geen dorp, maar het oudste ambacht in de Tieselenswaard.

 

 

Wolbrandsstraat

Weer een foute naam. Het moet Wolbrandskerkestraat zijn.  Dit was een nederzetting aan de zuidoever van de Dubbel, dus in de Tieselenswaard. Het was het kerkdorp dat dicht bij de grens van het ambacht Nesse lag, dat ten oosten van het Oudeland lag. De grens was een zijdewind, een dwarskade, die moest voorkomen dat bij hoog water de waard onder zou stromen. Het dorp zelf moet in het ambacht Dubbeldam hebben gelegen dat sinds de aanleg van de dam, ergens tussen 1271 en 1280, langs beide oevers van de Dubbel stroomopwaarts lag. Opgravingen hebben aangetoond dat in dit gebied al in de 9e eeuw werd gewoond op die oevers. Na ca 1325 wordt Wolbrandskerke niet meer genoemd en verderop in de 14e eeuw, rond 1380, blijkt hier een dorp te liggen dat Cruyskerke wordt genoemd. Na de Elisabethsvloed wordt door de nakomelingen van bewoners uit die buurt Cruyskerke nog wel genoemd, maar zelfs het kapittel van St. Pieter heeft al in geen eeuwen meer van Wolbrandskerke gehoord. Niemand weet waar het had gelegen. Gezien de opgravingsresultaten van de kerk van Cruyskerke zal dat even ten westen van die locatie geweest zijn. Wolbrandskerke moet dan ca 1330 verlaten zijn en de bevolking is dan waarschijnlijk naar het oosten opgeschoven en heeft daar een nieuw dorp, met kerk gebouwd, rond 1350.

 

 

 

Nessestraat

De Nesse was, zoals u kon lezen, een ambacht. De kanunniken van St. Pieter bezaten de parochie,die het hele ambacht bevatte. Aanvankelijk was de familie Uten Polre hier ambachtsheer (ca 1300), maar op den duur namen de Van der Tolne het over. Latere bezitters waren de heren van Dubbeldam, de Oems. De laatste twee waren Dordtse families en de Oems waren zeker niet van adellijke afkomst (het waren wijnhandelaren) en de eerst bekende burgerlijke ambachtsheren van Holland. De oostgrens van Nesse was een zijdewinde, en misschien de westgrens ook wel.

 

 

Genemansstraat

Dit is ook weer niet de volledige naam. De straat is genoemd naar Heer Genemanspolre, een ambacht ten oosten van Nesse: het was dus geen dorp en er lag er ook geen. Het lag in de hoek tussen de Maas en de Dubbel en zal een late aanwinst van de Tieselenswaard zijn geweest. Gezien de naamgeving is de Polre, zoals hij meestal voorkomt, oorspronkelijk een buitendijks gebied geweest. Het lag waarschijnlijk buiten de oostelijke zijdewinde van het ambacht Nesse en moet ergens kort voor 1287 ingepolderd zijn en zo zijn naam hebben ontvangen. De Genemans waren in de 13e eeuw heren van het Oudeland van Tieselenswaard en bezaten aanvankelijk ook Nesse en Dubbeldam. Even na 1300 noemden ze zich Uten Polre (of dit is een nieuwe familie) en bezaten ditzelfde gebied. Kort erna verdwijnt die naam en worden de diverse ambachten door de families Oem (Dubbeldam 1318), Van der Tolne (Nesse 1319) en Uten Camp (Polre, voor 1390) overgenomen.

 

 

 

Leerambachtstraat

Zoals de naam al zegt was dit een ambacht en geen dorp. Er is ook geen dorp van die naam bekend, maar wel een dorp met de naam Leindenkirca of Leindenkirka. Dat vormde in 1057-58 een twistpunt tussen de bisschoppen van Utrecht en Luik. De laatste ging over al het land ten zuiden van de Maas, maar hij bezat ook Leindenkirka, dat ten noorden van de Maas in Stichts gebied lag. Hij mocht daar een kerk bouwen, in ruil voor rechten die de bisschop dan in zijn gebied kreeg. Het ambacht en het dorp moeten gelegen hebben in het gebied waar na de inpoldering ’s-Gravendeel werd gesticht. Nog tot 1795 werd die plaats, als ambacht, met Leerambacht gecombineerd en was ze bezit van de stad Dordrecht. Het werd ook Leyderambacht genoemd en komt in ieder geval in Utrechtse registers uit de 14e eeuw voor. Ook bij de lijsten van in 1421 verdronken ambachten komt het voor. Het lag westelijk van het Oudeland.

 

 

Poelwijckstraat

Ook Poelwijck was een ambacht, maar hier zijn geen aanwijzingen voor het bestaan van een (kerk)dorp. Het was het westelijkste ambacht in de Tieselenswaard en lag tegen de dijk tussen Maasdam en Puttershoek aan.  Er is zeer weinig bekend over dit gebied. Enkele Dordtenaren schijnen er een buitenhuis gehad te hebben, maar daar is verder niets van bewaard gebleven.

(Wordt vervolgd)

4 antwoorden op “De Dordtse Waard (3)”

  1. Het is weer boeiend, Henk. Een vraag: waar komt Veenrijn op het schetskaartje vandaan? Veen kan ik plaatsten, maar het toponiem is nieuw voor me.

    1. Dat was de middeleeuwse naam van het zuidelijk gedeelte van de Grote Waard, Kees. Het werd later de Veenzijde genoemd. Rijn, eigenlijk ‘riin’ komt waarschijnlijk van ‘reeën’ oftewel het meten van de landerijen vanaf de ontginningsbron (de rivier) naar de achterkade of -dijk (Heidijk geheten). Denk aan de Reeweg, die ook een grens tussen ontginningen aangeeft. Van dit deel kwam de turf naar Dordrecht.

  2. Boeiende reeks over die namen die door de straatbordjes toch bekend blijven, maar misschien aangepast moeten worden.
    Wil je het woord ”zijdewinde” eens verklaren?

    1. Zoals ik erachter schreef: “een zijdewind, een dwarskade, die moest voorkomen dat bij hoog water de waard onder zou stromen.” Het middelnederlandse woord was sidewende, oftewel: het water kerend aan de zijkant (van een ontginning).

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.